Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO7397

Datum uitspraak2004-03-25
Datum gepubliceerd2004-04-13
RechtsgebiedAmbtenarenrecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/4164 AW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overplaatsing door reorganisatie. Niet gelijke functie.


Uitspraak

03/4164 AW U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, en Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland, gedaagden. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Appellant heeft op daartoe bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 3 juli 2003, nr. AWB 02/3463 AW, waarnaar hierbij wordt verwezen. Gedaagden hebben een verweerschrift ingediend. Het geding is behandeld ter zitting van 29 januari 2004, waar appellant in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. R.H.A. Wessel, advocaat te 's-Gravenhage. Gedaagden hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. G.D. Aiken, werkzaam bij de provincie Zuid-Holland. II. MOTIVERING 1. Voor een uitgebreidere weergave van de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. De Raad volstaat met het volgende. 2. Appellant is sinds 1978 in dienst van gedaagde en sinds 1 juni 1991 werkzaam als vormgever/procesmanager grafische producties bij de Directie Economie en Vervoer. 3. Bij besluit van 18 februari 2002, na bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit van 31 juli 2002, hebben gedaagden appellant in het kader van een reorganisatie van de grafische dienstverlening binnen de provincie overgeplaatst van de directie Ruimte en Mobiliteit (voorheen Directie Economie en Vervoer) naar de directie Concernzaken. Appellant was daarbij voorlopig geplaatst bij het bureau Vormgeving van de afdeling Communicatie in zijn eigen functie. 4. De rechtbank heeft het tegen het bestreden besluit ingediende beroep ongegrond verklaard. 5. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep naar voren gebracht, overweegt de Raad in de eerste plaats dat de argumenten die appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht, in essentie gelijk zijn aan die welke hij in eerste aanleg heeft aangevoerd en welke door de rechtbank zijn verworpen. 5.1. Bij de desbetreffende reorganisatie is door gedaagden als uitgangspunt genomen "mens volgt werk". Appellants standpunt komt hierop neer dat hij bij de reorganisatie niet in een gelijke functie is overgeplaatst maar in een "laagwaardige" functie en dat deze functie niet passend is. 5.2. De Raad kan evenals de rechtbank appellant hierin niet volgen. Blijkens de gedingstukken heeft appellant bij de reorganisatie de eigen functie behouden. Deze functie is onbetwist passend. Dat appellant die functie te laag gewaardeerd acht, doet voor de vraag naar de rechtmatigheid van het overplaatsingsbesluit niet terzake. De Raad onderschrijft dan ook al hetgeen de rechtbank in de aangevallen uitspraak daaromtrent heeft overwogen. 6. Gezien het voorgaande slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. 7. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake vergoeding van proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gegeven door mr. T. Hoogenboom als voorzitter en mr. K. Zeilemaker en mr. R. Kooper als leden, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2004. (get.) T. Hoogenboom. (get.) M. Pijper.