Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO7856

Datum uitspraak2004-04-19
Datum gepubliceerd2004-04-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/062078-02
Statusgepubliceerd


Indicatie

Twee monteurs van Strukton veroordeeld voor onvoorzichtig handelen met voorschriften terwijl het spoor niet buiten dienst was gesteld. Als gevolg hiervan werd de overweg niet gesloten toen de internationale trein richting Ede naderde en er ontstond een ongeval op de overweg. De rechtbank heeft er rekening mee gehouden dat de monteurs onbewust schuld hebben aan dit ongeval, alsmede dat zij nog steeds gebukt gaan onder dit ongeval. Alles overziende heeft de rechtbank besloten de monteurs ieder een geldboete van € 250,- op te leggen.


Uitspraak

Rechtbank Arnhem Sector strafrecht Meervoudige Kamer Parketnummer : 05/062078-02 Datum zitting : 5 april 2004 Datum uitspraak : 19 april 2004 VERKORT VONNIS TEGENSPRAAK in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen naam : [verdachte], geboren op : [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats], adres : [adres], plaats : [woonplaats], Raadsvrouw: mr. J.A. van den Bosch, advocaat te 's-Gravenhage. 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: hij op of omstreeks 31 oktober 2002 te De Klomp, gemeente Ede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk gevaar heeft veroorzaakt voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader opzettelijk, het/de geldende voorschrift(en) en/of regelgeving(en) en/of richtlijn(en) (te weten maatregelen trein en wegverkeer bij werkzaamheden aan de installaties (B-voorschrift deel 1), aanhangsel A V-AKI en/of bewaken van AKI/AHOB beveiligde overwegen tijdens het uitvoeren van geplande werkzaamheden (regeling If 6110) en/of tijdelijke voorzieningen in seintechnische beveiligingsinstallaties t.b.v. bedrijfsklaarmaken en testen (regeling If 6102) en/of procedure overstroppen van overwegen (richtlijn RLN00061)) niet nageleefd en/of in acht genomen, zulks terwijl het spoorwegverkeer niet buiten dienst was gesteld en/of geen (andere) maatregelen waren getroffen voor de veiligheid van het trein-en/of wegverkeer en/of (vervolgens) heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader ter vervanging van een (sleutel)schakelaar in een relaiskast (gelegen aan de noordzijde van overweg De Kade, nummer 947C) één of meerdere (tijdelijke) verbinding(en) en/of overbrugging(en) en/of strop(pen) gemaakt, althans niet op de juiste wijze aangebracht en/of gerealiseerd wat heeft bewerktstelligd dat en/of ten gevolge waarvan - de overweginstallatie van de overweg de Kade (70.1) bij treinverkeer komende uit de richting Utrecht en gaande in de richting Arnhem (b-spoor) niet in werking is getreden en/of is geactiveerd (overwegbomen niet gesloten en/of knipperlicht en/of belinstallatie niet in werking getreden) en/of - de machinist van de internationale trein (nummer EC-3) komende uit de richting Utrecht en gaande in de richting Arnhem (b-spoor) bij nadering van overweg De Kade (70.1) niet is gewaarschuwd door één of meerdere sein(en) en/of automatische treinbeinvloeding en/of geen afwijking(en) heeft waargenomen aan één of meerdere sein(en) en/of automatische treinbeinvloeding waardoor voornoemde internationale trein (nummer EC-3), zijnde verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, terhoogte van de overweg De Kade in aanrijding is gekomen met een (personen)auto (kenteken NT-ZZ-88) en/of een vrachtauto (kenteken BD-LR-39), tengevolge waarvan de bestuurder van voornoemde (personen)auto (te weten J. van de Bovenkamp) is/werd gedood; art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 164 lid 2 Wetboek van Strafrecht art 164 lid 1 Wetboek van Strafrecht althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt: hij op of omstreeks 31 oktober 2002 te De Klomp, gemeente Ede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zeer, althans aanmerkelijk onoplettend en/of onvoorzichtig en/of onachtzaam het/de geldende voorschrift(en) en/of regelgeving(en) en/of richtlijn(en) (te weten maatregelen trein en wegverkeer bij werkzaamheden aan de installaties (B-voorschrift deel 1), aanhangsel A V-AKI en/of bewaken van AKI/AHOB beveiligde overwegen tijdens het uitvoeren van geplande werkzaamheden (regeling If 6110) en/of tijdelijke voorzieningen in seintechnische beveiligingsinstallaties t.b.v. bedrijfsklaarmaken en testen (regeling If 6102) en/of procedure overstroppen van overwegen (richtlijn RLN00061)) niet heeft/hebben nageleefd en/of in acht heeft/hebben genomen, zulks terwijl het spoorwegverkeer niet buiten dienst was gesteld en/of er geen (andere) maatregelen waren getroffen voor de veiligheid van het trein-en/of wegverkeer en/of (vervolgens) ter vervanging van een (sleutel)schakelaar in een relaiskast (gelegen aan de noordzijde van overweg De Kade, nummer 947C) één of meerdere (tijdelijke) verbinding(en) en/of overbrugging(en) en/of strop(pen) heeft/hebben gemaakt, althans niet op de juiste wijze heeft/hebben aangebracht en/of gerealiseerd wat heeft bewerktstelligd dat en/of ten gevolge waarvan - de overweginstallatie van de overweg de Kade (70.1) bij treinverkeer komende uit de richting Utrecht en gaande in de richting Arnhem (b-spoor) niet in werking is getreden en/of is geactiveerd (overwegbomen niet gesloten en/of knipperlicht en/of belinstallatie niet in werking getreden) en/of - de machinist van de internationale trein (nummer EC-3) komende uit de richting Utrecht en gaande in de richting Arnhem (b-spoor) bij nadering van overweg De Kade (70.1) niet is gewaarschuwd door één of meerdere sein(en) en/of automatische treinbeinvloeding en/of geen afwijking(en) heeft waargenomen aan één of meerdere sein(en) en/of automatische treinbeinvloeding waardoor voornoemde internationale trein (nummer EC-3), zijnde verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, terhoogte van de overweg De Kade in aanrijding is gekomen met een (personen)auto (kenteken NT-ZZ-88) en/of een vrachtauto (kenteken BD-LR-39), tengevolge waarvan de bestuurder van voornoemde (personen)auto (te weten J. van de Bovenkamp) is/werd gedood, door welk handelen van hem, verdachte en/of zijn mededader, schuld te wijten is dat gevaar ontstond voor voornoemd verkeer door mechanische kracht over de spoorweg; art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht art 165 lid 2 Wetboek van Strafrecht art 165 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is laatstelijk op 5 april 2004 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mevrouw mr. J.A. van den Bosch, advocaat te 's-Gravenhage. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van éénhonderd twintig (120) uren subsidiair zestig (60) dagen vervangende hechtenis. Verdachte en zijn raadsvrouw hebben het woord ter verdediging gevoerd. 2a. De geldigheid van de dagvaarding De raadsvrouw heeft de partiële nietigheid van de dagvaarding aangevoerd. De tenlastelegging noemt vier geldende voorschriften die zouden zijn overtreden. Niet omschreven is welke norm of normen deze regels bevatten en evenmin welke specifieke norm uit deze regels is overtreden. Het enkel noemen van een regel die zou zijn overtreden, is onvoldoende feitelijk. Uit de tenlastelegging moet blijken op welke overtreden norm de opsteller van de tenlastelegging het oog heeft, aldus de raadsvrouw. Uit de tekst van de tenlastelegging, gelezen in onderlinge samenhang, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk dat de voorschriften zien op de veiligheid van het spoorwegverkeer in relatie tot overweginstallaties. Dit is voldoende feitelijk, zodat het beroep op nietigheid van de dagvaarding wordt verworpen. 3. De beslissing inzake het bewijs Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd en zal hem daarvan vrijspreken. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de enige plaats in het dossier waar verwezen wordt naar de in de tenlastelegging genoemde regels het rapport is dat werd opgesteld naar aanleiding van het interne onderzoek van Railinfrabeheer Regio Noordoost (nu genaamd: ProRail), weergegeven in dossierpagina 16. Hierin staat dat deze regels van toepassing zijn verklaard in het Meerjarenprocescontract tussen Strukton en (nu) ProRail via de Algemene Voorwaarden. Die algemene voorwaarden en het Meerjarenprocescontract zijn niet gevoegd bij het dossier. Nu kan dus niet objectief worden vastgesteld dat de genoemde regels via de algemene voorwaarden toepasselijk zijn verklaard op het contract. Verder is ter zake van de Richtlijn Procedure Overstroppen van Overwegen als uitgavedatum vermeld 20 april 2001, terwijl getuige-deskundige De Regt bij de rechter-commissaris verklaart niet te weten of de richtlijn toen ook in werking is getreden. Ook dient te worden onderzocht of de regels ook golden voor de monteurs zelf. Waren zij normadressaat van de interne afspraken? Nu niet vastgesteld kan worden dat de regels in dit opzicht “gelden”, dient dit tot vrijspraak te leiden. Voldoende is naar het oordeel van de rechtbank dat in het rapport van Railinfrabeheer Noordoost (pagina 16) is vermeld dat de regels van toepassing zijn verklaard in het meerjarenprocescontract tussen Strukton en (nu) ProRail. Daarmee staat in beginsel ook vast dat de regels gelden voor werknemers in dienst van Strukton. De toepasbaarheid van de “interne” regelgeving op het tenlastegelegde. De rechtbank acht bewezen dat van toepassing zijn de regels van “B-voorschriften deel 1, aanhangsel A V-AKI”, namelijk artikel 6 onder II (werkzaamheden waardoor de AKI/AHOB de nadering van een trein niet of niet tijdig zal aankondigen enz.”, en de “Procedure Overstroppen Overwegen” (1.1 tot en met 1.5), met name nu de daar genoemde regels worden ondersteund door H.C. de Regt, die hierover bij de politie heeft verklaard, en dit als getuige-deskundige onder ede bij de rechter-commissaris heeft bevestigd (“het aanbrengen van deze verbindingen tijdens het normale treinverkeer is verboden”). De raadsvrouw heeft voorts de vraag opgeworpen – kort samengevat – of de regels kenbaar waren voor de monteurs en of deze regels duidelijk waren. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Collega (medeverdachte) [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard: “Ik heb er hele grote moeite mee, om het hierover te hebben omdat ik weet dat ik iets doe wat verboden is”. Bij de rechter-commissaris heeft [medeverdachte] verklaard: “Het is in zoverre verboden, dat wij een afspraak hebben onderling dat wij nooit doorverbindingen mogen plaatsen. Die afspraak bestaat omdat het gevaarlijk kan zijn. Mij is tijdens de toolboxbesprekingen verteld, dat het aanbrengen van doorverbindingen gevaarlijk kan zijn. Ik bedoel daarmee doorverbindingen in veiligheidsinstallaties, zoals bijvoorbeeld overwegen. Doorverbindingen gebeurt nog wel eens, maar dat gebeurt alleen bij een buitendienst gesteld spoor”. Verdachte [verdachte] heeft bij de politie verklaard: “Ik kan maar niet verklaren waarom wij doorverbindingen zijn gaan maken, dit hebben wij namelijk nog nooit gedaan, in buitendienststellingen wel, maar bij in dienst zijnde installatie niet”. Uit hetgeen verdachte kennelijk was medegedeeld inzake doorverbindingen leidt de rechtbank af dat de regelgeving naar de praktijk is vertaald en op die wijze met verdachte is gecommuniceerd. De raadsvrouw heeft voorts nog aangevoerd – kort samengevat – dat verdachte, naar achteraf is gebleken, een fout heeft gemaakt bij de interpretatie van het OA-blad en de S-bladen behorende bij relaiskast 947c en dat deze fout het gevolg was van een vergissing die voortvloeide uit het feit dat gebruik gemaakt werd van een weergave van een oude Amerikaanse norm. De rechtbank verwerpt dit verweer. Niet is aangetoond dat het om tekeningen ging, die ervaren hoofdmonteurs niet adequaat konden lezen en interpreteren, temeer niet nu verdachte, zoals verklaard, vaker doorverbindingen heeft gemaakt bij buitendienststellingen en daarbij ook gebruik gemaakt zal hebben van soortgelijke tekeningen. De raadsvrouw heeft ook nog aangevoerd dat, zoals prof. Hudson heeft geantwoord op hem gestelde vragen, een veiligheidssysteem fail-safe moet zijn, terwijl dat in casu kennelijk niet het geval was. De rechtbank verwerpt dit verweer. Het fail-safe karakter kan geacht worden daarin te hebben bestaan, dat het plaatsen van doorverbindingen tijdens de treinenloop niet was toegestaan. De rechtbank is van oordeel dat bij verdachte (en zijn medeverdachte) sprake is van onbewuste schuld aan het subsidiair tenlastegelegde feit. Verdachte (en zijn medeverdachte) – die meenden de juiste doorverbindingen te maken - verkeerden in de vaste veronderstelling dat de overweg gewoon in werking bleef en de bomen bij het naderen van een trein gewoon gesloten zouden worden. Op grond hiervan acht de rechtbank bewezen dat verdachte “onvoorzichtig de bewezenverklaarde voorschriften niet in acht heeft genomen”, maar niet dat dit zeer of aanmerkelijk onoplettend/onvoorzichtig/onachtzaam was. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat: hij op 31 oktober 2002 te De Klomp, gemeente Ede, tezamen en in vereniging met een ander onvoorzichtig de geldende voorschriften en/of regelgeving en/of richtlijnen (te weten B-voorschriften deel 1, aanhangsel A V-AKI en procedure overstroppen van overwegen (richtlijn RLN00061)) niet in acht heeft genomen, zulks terwijl het spoorwegverkeer niet buiten dienst was gesteld en er geen andere maatregelen waren getroffen voor de veiligheid van het trein-en/of wegverkeer en vervolgens ter vervanging van een (sleutel)schakelaar in een relaiskast (gelegen aan de noordzijde van overweg De Kade, nummer 947C) meerdere tijdelijke verbindingen en/of overbruggingen en/of stroppen heeft gemaakt, ten gevolge waarvan - de overweginstallatie van de overweg de Kade (70.1) bij treinverkeer komende uit de richting Utrecht en gaande in de richting Arnhem (b-spoor) niet is geactiveerd (overwegbomen niet gesloten en knipperlicht en belinstallatie niet in werking getreden) en - de machinist van de internationale trein (nummer EC-3) komende uit de richting Utrecht en gaande in de richting Arnhem (b-spoor) bij nadering van overweg De Kade (70.1) niet is gewaarschuwd door één of meerdere sein(en) en automatische treinbeïnvloeding en geen afwijking(en) heeft waargenomen aan één of meerdere sein(en) waardoor voornoemde internationale trein (nummer EC-3), zijnde verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, terhoogte van de overweg De Kade in aanrijding is gekomen met een (personen)auto (kenteken NT-ZZ-88) en een vrachtauto (kenteken BD-LR-39), tengevolge waarvan de bestuurder van voornoemde (personen)auto (te weten J. van de Bovenkamp) is gedood, door welk handelen van hem, verdachte en zijn mededader, aan zijn schuld te wijten is dat gevaar ontstond voor voornoemd verkeer door mechanische kracht over de spoorweg. Hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen. 4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: “medeplegen van: aan zijn schuld te wijten zijn dat gevaar ontstaat voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg”, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 165, eerste lid, juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is van oordeel dat de dood van de bestuurder van de door de trein overreden personenauto niet valt onder het tweede lid van artikel 165 van het Wetboek van Strafrecht, gelet op het door die bepaling beschermde belang te weten de veiligheid van het verkeer dat van de spoorwegen gebruik maakt. Het feit is strafbaar. 5. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaarheid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus strafbaar. 6. De motivering van de sanctie Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: - de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon en de persoonlijke en financiële omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op: - het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 5 maart 2004, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest; en - een voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, arrondissement Utrecht, gedateerd 25 augustus 2003, betreffende verdachte. De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een strafbaar feit dat zeer ernstige gevolgen heeft gehad. Anderzijds dient de mate van schuld in het oordeel te worden meegewogen. Verder heeft de rechtbank mede in aanmerking gekomen dat verdachte ruim twintig jaar werkzaam is bij een onderdeel van de Nederlandse Spoorwegen, thans Strukton – aanvankelijk als monteur, hoofdmonteur en sinds 1992 als senior hoofdmonteur – en kennelijk een onberispelijke staat van dienst heeft gehad. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte zich zeer bewust is van de grote verantwoordelijkheid welke de uitoefening van zijn beroep mede brengt en daarbij de vereiste zorgvuldigheid in acht pleegt te nemen. Juist daarom gaat verdachte gebukt onder grote lijdensdruk die door de gevolgen van het onderhavige feit op hem wordt uitgeoefend en wel zodanig dat hij nog steeds psychologische hulp behoeft. In verband met deze omstandigheden betekent de enkele veroordeling ter zake van het onderhavige feit voor verdachte reeds gevoelig leed, temeer nu dit oordeel pas ongeveer anderhalf jaar na het gebeuren wordt geveld. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak, ondanks het ernstige karakter van het onderhavige ongeval, met de oplegging van na te melden geldboete behoort te worden volstaan. 7. De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht. 8. De beslissing De rechtbank, rechtdoende: Spreekt verdachte vrij van het primair tenlastegelegde feit. Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot betaling van een geldboete ten bedrage van € 250,- (tweehonderd vijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van vijf (5) dagen. Aldus gewezen door: mr. E.G. Smedema, rechter, als voorzitter, mr. A.G. van Doorn, rechter, mr. P.J. Schreuder, rechter, in tegenwoordigheid van J.L. de Vos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 april 2004.