Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO7862

Datum uitspraak2004-04-20
Datum gepubliceerd2004-04-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/120018-02
Statusgepubliceerd


Indicatie

Rechtbank Amsterdam doet uitspraak in voorkenniszaak.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Parketnummer: [nummer] Datum uitspraak: 20 april 2004 op tegenspraak VONNIS van de rechtbank Amsterdam, 5de meervoudige kamer D, in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het [adres], [woonplaats]. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 en 6 april 2004. 1. Telastelegging Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd. 2. Voorvragen … 3. Waardering van het bewijs 3.1 BEWIJSMIDDELEN: Aangifte door Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) van 20 december 2001, met [kenmerk], van mogelijk gebruik van voorwetenschap bij de handel in aandelen Kempen & Co N.V., inhoudende, zakelijk weergegeven: Op 22 mei 2001, gedurende een handelsonderbreking, publiceert Kempen het persbericht waarin het bedrijf bekend maakt dat Dexia Groep (Dexia) voornemens is via haar dochter Dexia Banque Internationale à Luxembourg een bod uit te brengen op alle uitstaande aandelen Kempen. Het voorgenomen bod bedraagt 83,50 euro per aandeel in contanten. De koers van de aandelen Kempen stijgt in de periode voorafgaand aan het persbericht van 22 mei 2001 van 62 euro (slotkoers 18 mei 2001) naar 63,05 (laatste koers voor de handelsonderbreking op 22 mei 2001). Na publicatie van het persbericht stijgt de koers van de aandelen Kempen naar 82,55 euro (slotkoers 23 mei 2001). Uit informatie van Rabobank Nederland blijkt dat door de [verdachte] op 22 mei 2001, voorafgaand aan de handelsonderbreking en het persbericht, 1500 aandelen Kempen worden gekocht. Uit informatie van ABN Amro bank N.V. (ABN Amro) blijkt dat door de [verdachte] op 22 mei 2001, voorafgaand aan de handelsonderbreking en het persbericht, 5000 aandelen Kempen worden gekocht. Uit informatie van ABN Amro blijkt dat door [medeverdachte 1] op 22 mei 2001, voorafgaand aan de handelsonderbreking en het persbericht, 100 aandelen Kempen worden gekocht. Uit informatie van ABN Amro blijkt dat door [medeverdachte 2] op 22 mei 2001, voorafgaand aan de handelsonderbreking en het persbericht, 117 aandelen Kempen worden gekocht. De [verdachte] heeft op 22 mei 2001 daarmee in totaal 6500 aandelen gekocht voor een bedrag van 410.025 euro. Voorts worden op 22 mei via een interne overboeking bij de Rabobank 2193 aandelen Kempen overgeboekt van de effectenrekening van de B.V. van [verdachte] ([naam] B.V.) naar de privé-effectenrekening van de [verdachte]. Na de publicatie van het persbericht van 22 mei 2001 worden voor rekening van de [verdachte] 5.850 aandelen verkocht en 8.182 aandelen aangemeld in het kader van het bod. In de door de STE onderzochte periode van 1 september 2000 tot en met 1 september 2001 verricht de [verdachte], naast zijn transacties in aandelen Kempen, drie effectentransacties. Uit de bij de transacties in aandelen Kempen gemaakte bandopnamen blijkt dat de [verdachte] bij zijn aankooptransacties via Rabobank zeker wil weten dat de aankooporder in zijn geheel wordt uitgevoerd, ondanks dat door de uitvoering van deze order zijn effectenkredietlimiet van NLG 500.000 mogelijk wordt overschreden. Uit de informatie van de gemeenten blijkt dat de [verdachte] twee kinderen heeft: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3]. Zij is getrouwd met [echtgenoot]. Uit de van Kempen ontvangen informatie blijkt dat de [echtgenoot] binnen Kempen werkzaam is als Directeur Institutionele Relaties. In de door de STE onderzochte periode van 1 september 2000 tot en met 1 september 2001 verricht [medeverdachte 1], naast zijn transacties in aandelen Kempen, twee effectentransacties, een verkoop van vier warrants in verband met de afloop van deze warrants, en een inschrijving op een emissie. Uit de transactiegegevens van de aankooptransactie voor [medeverdachte 1] op 22 mei 2001 blijkt dat de eerste opdracht voor het bewerkstelligen van deze transactie een aankoopopdracht voor 100 aandelen Kempen met een limiet van 62 euro is. Deze opdracht wordt binnen een half uur gecanceld. Vervolgens wordt opdracht gegeven tot de aankoop van 100 aandelen Kempen bestens. Deze opdracht wordt als zodanig uitgevoerd. In de door de STE onderzochte periode van 1 september 2000 tot en met 1 september 2001 verricht [medeverdachte 2], naast haar transacties in aandelen Kempen, een effectentransactie, een kooptransactie in ABN Amro obligaties. Uit de transactiegegevens van de aankooptransactie voor [medeverdachte 2] op 22 mei 2001 blijkt dat de eerste opdracht voor het bewerkstelligen van deze transactie een aankoopopdracht voor 117 aandelen Kempen met een limiet van 62 euro is. Deze opdracht wordt binnen een half uur gecanceld. Vervolgens wordt opdracht gegeven tot de aankoop van 117 aandelen Kempen bestens. Deze opdracht wordt als zodanig uitgevoerd. Uit de informatie van de gemeente blijkt dat [medeverdachte 2] woonachtig is op hetzelfde adres als [medeverdachte 1]. De hieronder vermelde combinaties van cijfers en letters verwijzen telkens naar de desbetreffende vindplaats in het proces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD-ECD met het [nummer]. VE04-01 [echtgenoot], inhoudende zijn eerste verklaring, zakelijk weergegeven: Ik ben gehuwd met [medeverdachte 3] VE04-02 [echtgenoot], inhoudende diens verklaring, zakelijk weergegeven: Sinds september 1996 werk ik bij Kempen Capital Management. Ik had in de periode mei 2001 met [directielid] te maken, hij was directielid van Kempen en Co. Ik hoorde voor het eerst van de overname van Kempen door Dexia toen ik werd gebeld door [directielid] op mijn [vakantieadres]. Op 21 mei rond 21:00 uur belde hij. Hij vertelde mij dat de volgende dag bekend gemaakt zou worden dat Kempen overgenomen zou worden door Dexia. Mijn vrouw heeft het telefoongesprek gehoord. Ik heb het met mijn vrouw na het telefoontje over de overname gehad. Ik kan mij niet herinneren of mijn vrouw met haar ouders heeft gebeld op 21 mei 2001. Na het persbericht en mogelijk de dag daarop volgend heb ik pas met ouders en schoonfamilie gebeld en het over de overname gehad. De ongenummerde 2e verklaring van [medeverdachte 3], inhoudende, zakelijk weergegeven: U vraagt mij van wie ik heb vernomen dat er een bod op de aandelen Kempen en Co lag. Ik heb dat vernomen van mijn man. Hij werd gebeld door een collega van destijds. U zegt mij dat mijn man heeft verklaard dat deze informatie op de avond van 21 mei op of omstreeks 21:00 tot hem is gekomen. Ik merkte aan het gesprek dat mijn man enigszins verbaasd of onder de indruk was. Ik heb flarden opgevangen. Ik heb uit de flarden begrepen dat Kempen en Co overgenomen zou worden. Ik durf niet met zekerheid te zeggen of ik het die avond ook van mijn man te horen heb gekregen dan wel dat we het besproken hebben. Ik weet wel dat we er over gepraat hebben maar dat zou ook de volgende dag of twee dagen later kunnen zijn. VE05-03 [medeverdachte 3], inhoudende haar verklaring, zakelijk weergegeven: Ik kan mij niet herinneren of ik op de avond van 21 mei 2001 heb gebeld met mijn ouders. Wij waren toen op vakantie en ik had geregeld contact met mijn ouders, zelfs op vakantie. VE01-06 [verdachte], inhoudende diens zesde verklaring, zakelijk weergegeven: Ik hoor u zeggen dat mijn zoon, [medeverdachte 1], op 22 mei 2001 op of omstreeks 9:45 uur 100 aandelen Kempen heeft gekocht, [medeverdachte 2] die samenwoont met mijn zoon op 22 mei 2001 op of omstreeks 9:45 uur 117 aandelen Kempen heeft gekocht en ikzelf in totaal 6500 aandelen Kempen heb gekocht. Deze aankopen en de uitvoering daarvan hebben allemaal plaatsgevonden op 22 mei 2001 tussen 9:00 uur en 11:00 uur, voor publieke bekendmaking van het voorgenomen bod van Dexia. Dat is juist. De verklaring voor het feit dat ikzelf, mijn zoon en [medeverdachte 2] vrijwel gelijktijdig aandelen Kempen hebben gekocht is dat ik hem (de rechtbank leest: mijn zoon) op maandagavond de 21e heb gebeld, dat was na het journaal van 22:00 uur, en heb gezegd: "Als ik jou was zou ik wat Kempen & Co kopen vanwege positieve koopsignalen. Ik heb gezegd dat ik ze de volgende dag ook zou kopen." VE02-01 [medeverdachte 1], inhoudende diens eerste verklaring, zakelijk weergegeven: Mijn burgerlijke staat is samenwonend met [medeverdachte 2]. Ik heb het weleens met mijn vader over de aandelenmarkt. Mijn vader geeft mij dan wel adviezen. Ik beslis eigenlijk altijd zelf met betrekking tot mijn aandelenportefeuilles. Met mijn vader heb ik wel eens over aandelen gesproken en dus ook over de aandelen Kempen & Co. Mijn vader heeft mij wel eens een tip gegeven dat ik aandelen moest kopen in onder andere het fonds Kempen & Co. Mijn vader gaf dit advies met name omdat de aandelen Kempen & Co toen laag stonden en weer in stijgende koers waren. Ik heb toen tegen mijn partner gezegd dat ik voor mijzelf en haar toch wat aandelen Kempen & Co ging kopen. VE02-02 [medeverdachte 1], inhoudende diens tweede verklaring, zakelijk weergegeven: Ik heb de aandelen gekocht voor de datum dat Dexia bekend maakte dat Kempen & Co overgenomen werd. Dit is ook de enige transactie die ik in de aandelen Kempen & Co heb gedaan. Het ging hier om 100 aandelen en voor mijn partner 117 aandelen in het fonds Kempen & Co. Ik zelf verrichtte feitelijk de transactie voor mijn partner. Ik heb voor mijn partner de transactie in het fonds Kempen & Co van 117 aandelen uitgevoerd. Ik heb geen machtiging op haar rekening, maar de ABN Amro accepteert de transacties die ik voor mijn partner bij de bank telefonisch doorgeef. T01-03 proces-verbaal van uitluisteren telefoonverkeer tussen [echtgenoot] en [medeverdachte 3] op 28 augustus 2002 van 15:08 tot en met 15:11, inhoudende, zakelijk weergegeven: [echtgenoot] belt naar [medeverdachte 3] en zegt dat hij op kantoor zit bij de directie en sinds binnenkomst is gehoord door de Fiod inzake transacties van zijn schoonfamilie. In het gesprek wordt het volgende gezegd, zakelijk weergegeven: [medeverdachte 3]: Je hebt er niks mee te maken (…) [medeverdachte 3]: Het is mijn schuld gewoon. [echtgenoot]: Ja ik heb oo, ja eh maar, schat dat doen we niet over de telefoon. en van 15:15 tot 15:18, inhoudende zakelijk weergegeven: [echtgenoot]: Ik heb alleen gezegd ik heb geen contact vooraf gehad met mijn schoonouders of schoonfamilie en of jij dat hebt gedaan dat weet ik niet. (…) [echtgenoot]: Nee, ik ben door [directielid], en jij hebt dat telefoongesprek daar was je bij dus je wist van die overname, je hebt het gehoord en meer weet ik niet. (…) [medeverdachte 3]: Je hebt de waarheid verteld, dat is goed (…) [medeverdachte 3]: Daar ben ik blij om (…) ik vind het zo erg wat ik heb gedaan voor je. (…) [medeverdachte 3].: Het is allemaal mijn schuld. (…) [medeverdachte 3].: Ik heb het gedaan. (…) [echtgenoot]: Mijn god, waarom heeft hij dit gedaan? [medeverdachte 3].: Hij wou ook zo graag geluk hebben denk ik, hij had zoveel pech gehad (…) hij had er al zo veel mee verloren. 3.2 STANDPUNTEN VERDACHTEN In het licht van gebezigde bewijsmiddelen hebben de verdachte en zijn medeverdachten zich op de volgende standpunten gesteld. 3.2.1 Standpunt verdachte Hij was niet op de hoogte van het overnamebod van Dexia en de door hem verrichte transacties waren dus ook niet door die wetenschap ingegeven. Hij heeft zowel tijdens het voorbereidend onderzoek als op de zitting uitgebreid uiteengezet hoe hij tot de door hem verrichte transacties is gekomen. Samengevat komt het er op neer dat hij het fonds Kempen & Co al geruime tijd volgde door onder meer beleggingsbladen te lezen en aandeelhoudersvergaderingen te bezoeken, dat in de periode voorafgaand aan de transacties de signalen over Kempen & Co van alle kanten zeer positief waren en dat een artikel in het blad Perspekt van mei 2001 voor hem de doorslag gaf om de onderhavige transacties uit te voeren; door opeenstapeling van goede berichten en het artikel in het beleggersblad Perspekt stonden alle lichten op groen. Ter zitting heeft hij verklaard dat hij op zondagavond 20 mei 2001 het artikel in Perspekt heeft gelezen dat hij een en ander een dag heeft laten bezinken en dat hij de dag daarop op 22 mei 2001 zoals zijn gewoonte is in een keer de voor hem, gelet op zijn speculatieve beleggingsgedrag, niet ongebruikelijk grote transacties heeft uitgevoerd. 3.2.2 Standpunt [medeverdachte 1] Hij heeft niet met voorwetenschap gehandeld. Zijn vader zou hem reeds op zondagavond van 20 mei 2001 hebben aangeraden de aandelen te kopen. 3.2.3 Standpunt [medeverdachte 3] Zij heeft geen voorwetenschap aan haar vader doorgegeven. Zij was weliswaar globaal op de hoogte van het overnamebod van Dexia, maar heeft daar voor het persbericht niet met haar ouders over gesproken. Over de telefoongesprekken met haar man waarin zij spreekt over haar schuld en dat zij het heeft gedaan, verklaart zij dat dit niet letterlijk is bedoeld maar dat zij daarmee heeft bedoeld dat als zij niet de dochter van haar vader was geweest haar man niet in de problemen zou zijn gekomen. 3.3 OVERWEGINGEN RECHTBANK De rechtbank overweegt met betrekking tot de gebezigde bewijsmiddelen en de door verdachte en zijn medeverdachten ingenomen standpunten het volgende. De door [verdachte] naar voren gebrachte informatie over Kempen waarop hij zijn transacties zou hebben gebaseerd is weliswaar in enige mate positief, maar kan op zich geen verklaring vormen voor de snelheid en het ongeduld waarmee, en de mate waarin hij zijn positie in het fonds heeft uitgebreid. [medeverdachte 3] heeft ter terechtzitting verklaard ook gedurende haar vakanties zeer frequent telefonisch contact te onderhouden met haar ouders. De verklaringen van [echtgenoot] en [medeverdachte 3] laten de mogelijkheid open dat [medeverdachte 3] op de avond dat [echtgenoot] het bericht van [directielid] ontving, telefonisch contact met [verdachte] heeft gehad. De in het tweede hiervoor weergegeven telefoongesprek voorkomende uitspraak van [echtgenoot]: "Mijn God, waarom heeft hij dit gedaan" ziet de rechtbank als een uiting van verwondering over iets wat zijn schoonvader [verdachte] heeft gedaan, dat kennelijk niet geoorloofd was en laat zich niet rijmen met een bij toeval ongelukkig getimede transactie van zijn schoonvader, die [echtgenoot] in diskrediet kon brengen. Gelet op de verdere inhoud van het telefoongesprek kan die uitspraak bezwaarlijk op iets anders betrekking hebben dan de door [verdachte] verrichte transacties. De hierboven weergegeven uitspraak van [medeverdachte 3], "Ik heb het gedaan" bezien in de context van het telefoongesprek kan de rechtbank niet anders begrijpen dan dat dit betrekking heeft op een actief handelen. De rechtbank volgt [medeverdachte 3] derhalve niet in haar betoog dat zij zich met deze uitlating slechts het verwijt maakt door haar enkele familierelatie haar echtgenoot en haar vader blootgesteld te hebben aan de verdenking van betrokkenheid bij voorkennis. Gelet op: - de familierelatie tussen de verdachte en de beide medeverdachten; - het telefoongesprek over de overname tussen [directielid] en de echtgenoot van [medeverdachte 3] van 21 mei 2001, van de inhoud waarvan [medeverdachte 3] op de hoogte was; - de telefonische tip van [verdachte] aan [medeverdachte 1]; - de kennelijke haast en urgentie die [verdachte] en [medeverdachte 1] bij het verstrekken van de kooporders aan de dag legden; - de waar het [verdachte] betreft, zeer omvangrijke en dus opmerkelijke aankoop (ongeveer 1/3 van de dagomzet van 22 mei 2001 in het aandeel Kempen & Co N.V.) en - de eveneens op 22 mei 2001 verstrekte aankooporders door [medeverdachte 1] ten laste van zijn eigen bankrekening en die van zijn partner; - het maximaal benutten door [verdachte]- en [medeverdachte 1] van hun kredietfaciliteit bij de bank een en ander in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot de slotsom - hoewel er geen rechtstreeks bewijs voorhanden is dat verdachte heeft gehandeld met voorkennis - dat verdachte bij het bewerkstelligen van de transacties bekend moet zijn geweest met koersgevoelige omstandigheden betreffende dit aandeel als vermeld in het op 22 mei 2001 verschenen persbericht, althans de essentie daarvan. Voorts gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte die omstandigheden heeft vernomen van zijn dochter op de avond van 21 mei 2001. Het is immers niet gebleken of aannemelijk dat anderen dan [echtgenoot] of [medeverdachte 3] die bekend waren met het overnamebod in enige relatie stonden met [verdachte] of [medeverdachte 1] en hen de informatie hadden kunnen verschaffen. Resteert de conclusie dat [medeverdachte 3] in een telefoongesprek dat zij op 21 mei 2001 's avonds voerde met haar vader heeft gesproken over de aanstaande overname en dat verdachte vervolgens zijn zoon over de overname heeft geïnformeerd en hem heeft bewogen ook een belang in Kempen & Co N.V. te nemen. De door de verdachte gestelde motieven, die voor hem aanleiding zouden zijn geweest om tot aankoop van de aandelen over te gaan zonder dat er sprake was van voorkennis, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Weliswaar werd in de periode voorafgaande aan 22 mei 2001 in de diverse bladen soms positief over het fonds geschreven, maar de rechtbank vermag niet in te zien dat die informatie aanleiding gaf tot een dergelijke vergaande investering. 3.4 GEDEELTELIJKE VRIJSPRAAK De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 3 primair is telastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. 3.5 BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten aanzien van het onder 1 telastegelegde: op 22 mei 2001 te [woonplaats], beschikkende over voorwetenschap als bedoeld in artikel 46, tweede lid van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, in Nederland transacties heeft verricht in effecten, te weten telkens aandelen Kempen & Co N.V., zijnde aandelen die waren genoteerd aan een op grond van artikel 22 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 erkende en in Nederland gevestigde effectenbeurs, te weten Euronext Amsterdam N.V., immers heeft hij, verdachte, telkens op 22 mei 2001 - een hoeveelheid van 1500 aandelen Kempen & Co N.V. via de Rabobank gekocht en - een hoeveelheid van 5000 aandelen Kempen & Co N.V. via de ABN AMRO Bank gekocht en - een hoeveelheid van 2193 aandelen Kempen & Co N.V. heeft gekocht, terwijl hij, verdachte, bekend was met één of meer bijzonderheden omtrent Kempen & Co N.V. en de handel in voornoemde effecten, te weten: - dat Kempen & Co N.V. zou worden overgenomen door Dexia groep via Dexia Banque Internationale à Luxembourg (hierna te noemen Dexia) en/of - dat Dexia een bod zou gaan doen op alle uitstaande aandelen Kempen & Co N.V., althans de essentie van hiervoor genoemde bijzonderheden, terwijl die bijzonderheden nog niet openbaar waren en openbaarmaking van die bijzonderheden, tezamen en in samenhang gezien, dan wel afzonderlijk, naar redelijkerwijs te verwachten viel invloed zouden kunnen hebben op de koers van de effecten in het fonds Kempen & Co N.V., ongeacht de richting van de koers; ten aanzien van het onder 2 telastegelegde: op 21 mei 2001 te [woonplaats], beschikkende over voorwetenschap omtrent een vennootschap als bedoeld in artikel 46, tweede lid van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (hierna te noemen WTE 1995), te weten Kempen & Co N.V. en omtrent de handel in effecten als bedoeld in artikel 46, eerste lid WTE 1995, die op die vennootschap, te weten Kempen & Co N.V. betrekking hebben, anders dan in de normale uitoefening van zijn werk, beroep of functie, - deze voorwetenschap heeft medegedeeld aan een derde, te weten [medeverdachte 1], en/of - deze derde, te weten [medeverdachte 1], heeft aanbevolen transacties te verrichten of te bewerkstelligen in die effecten, waarbij de voorwetenschap bestond uit de volgende bijzonderheden, namelijk: - dat Kempen & Co N.V. zou worden overgenomen door Dexia groep via Dexia Banque Internationale à Luxembourg (hierna te noemen Dexia) en/of - dat Dexia een bod zou gaan doen op alle uitstaande aandelen Kempen & Co N.V., althans de essentie van hiervoor genoemde bijzonderheden, terwijl die bijzonderheden nog niet openbaar waren en openbaarmaking van die bijzonderheden, tezamen en in samenhang gezien, dan wel afzonderlijk, naar redelijkerwijs te verwachten viel invloed zouden kunnen hebben op de koers van de effecten in het fonds Kempen & Co N.V., ongeacht de richting van de koers; ten aanzien van het onder 3 subsidiair telastegelegde: [medeverdachte 1] op 22 mei 2001 in Nederland, telkens beschikkende over voorwetenschap als bedoeld in artikel 46, tweede lid van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, in Nederland transacties heeft verricht in effecten, te weten aandelen Kempen & Co N.V., zijnde aandelen die waren genoteerd aan een op grond van artikel 22 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 erkende en in Nederland gevestigde effectenbeurs, te weten Euronext Amsterdam N.V., immers heeft die [medeverdachte 1] telkens op 22 mei 2001 - een hoeveelheid van 100 aandelen Kempen & Co N.V. via de ABN AMRO Bank gekocht en - een hoeveelheid van 117 aandelen Kempen & Co N.V. via de ABN AMRO Bank gekocht, terwijl die [medeverdachte 1] bekend was met één of meer bijzonderheden omtrent Kempen & Co N.V. en de handel in voornoemde effecten, te weten: - dat Kempen & Co N.V. zou worden overgenomen door Dexia groep via Dexia Banque Internationale à Luxembourg (hierna te noemen Dexia) en/of - dat Dexia een bod zou gaan doen op alle uitstaande aandelen Kempen & Co N.V., althans de essentie van hiervoor genoemde bijzonderheden, terwijl die bijzonderheden nog niet openbaar waren en openbaarmaking van die bijzonderheden, tezamen en in samenhang gezien, dan wel afzonderlijk, naar redelijkerwijs te verwachten viel invloed zouden kunnen hebben op de koers van de effecten in het fonds Kempen & Co N.V., ongeacht de richting van de koers; welke feiten hij, verdachte, op 21 mei 2001 te [woonplaats], opzettelijk heeft uitgelokt door het verschaffen van inlichtingen, te weten door een of meer van de hiervoor genoemde bijzonderheden door te geven aan die [medeverdachte 1] en die [medeverdachte 1] te adviseren transacties in voornoemde effecten uit te voeren. Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. 4. Het bewijs De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en op de overwegingen zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven. 5. De strafbaarheid van de feiten De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. 6. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 7. Motivering van de straffen en maatregelen De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft, nadat hij door zijn dochter van de naderende overname van Kempen & Co N.V. op de hoogte was gebracht, vrijwel onmiddellijk besloten tot de aankoop van een zeer aanzienlijk aantal aandelen in dat beursgenoteerd fonds met de kennelijke bedoeling te profiteren van de aldus verkregen nog geheime informatie. Daarbij is hij tot de grenzen van de hem geboden kredietfaciliteit gegaan. Ook heeft hij eveneens nog vlak voordat het overnamebod bekend werd gemaakt een grote post aandelen Kempen & Co N.V. waarover zijn pensioen B.V. beschikte naar zijn privé-effectenrekening over laten schrijven. Daardoor werd de behaalde koerswinst gemaximaliseerd. Verdachte heeft zijn zoon over de overname geïnformeerd en hem aangeraden ook een belang in het fonds Kempen & Co N.V. te nemen en hem zo aangezet tot navolging van zijn eigen omineuze handelwijze. Door aldus te handelen heeft verdachte de integriteit en de reputatie van de effectenhandel ernstig geschaad. Enerzijds is de naleving van de regelgeving met betrekking tot de effectenhandel van groot economisch belang, anderzijds is de pakkans bij overtreding gering. Om die reden is het aspect van generale preventie zwaarwegend. Hoewel verdachte (net) 62 jaar oud is en niet eerder tot een vrijheidsstraf is veroordeeld acht de rechtbank de feiten en omstandigheden dusdanig ernstig dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is. Mede omdat verdachte gedurende drie jaren de beschikking heeft gehad over met de koerswinst verworven gelden, en overigens de bewezenverklaarde feiten een sterk financieel karakter hebben, legt de rechtbank tevens een geldboete op van na te melden omvang. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straffen zijn gegrond op artikel 46 en 46a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en op de artikelen 1 en 6 van de Wet op de economische delicten en op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 47, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. 9. Beslissing Verklaart het onder 3 primair telastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 subsidiair telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op: ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde: overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 46 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, meermalen gepleegd; ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 46a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, opzettelijk gepleegd; ten aanzien van het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde: uitlokking van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 46 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995, meermalen gepleegd. Verklaart het bewezene strafbaar. Verklaart [verdachte], daarvoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden. Beveelt dat een gedeelte, groot 4 maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast. Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast. De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Veroordeelt verdachte voorts tot een geldboete van € 20.000,00 (twintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 235 dagen. Dit vonnis is gewezen door mr. A.A.M. van Oosten, voorzitter, mrs. P.K. van Riemsdijk en W.M.C. van den Berg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.L. Slaats, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 april 2004.