Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO7935

Datum uitspraak2004-04-20
Datum gepubliceerd2004-04-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers08/000302-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

de verdachte [de M] in deze zaak en een verdachte [L] in een andere zaak worden ervan verdacht dat zij hebben geprobeerd de gebroeders [E] door te schieten. De rechtbank komt tot het oordeel dat [de M] geem dader of mededader is van de poging tot doodslag. Wel worden het gebruik en aanwezig hebben van pepperspray en het telen van hennep bewezen verklaard. Zijn betrokkenheid bij [L]'s poging tot doodslag werkt door in de aan [de M] op te leggen straf van een jaar.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Parketnummer: 08/000302-03. STRAFVONNIS Uitspraak: 20 april 2004. De rechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: [D.J. de M], geboren te [plaats] op [datum] 1971, wonende te [plaats], thans verblijvende in het huis van bewaring [naam en plaats] terechtstaande terzake dat: 1. hij op of omstreeks 25 oktober 2003 in, althans ter hoogte van een (flat)portiek aan de [straat en nummer], gemeente Enschede, althans te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk met voorbedachten rade [benadeelde O.E.] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een pistool/(vuur)wapen in de schouder/rug en/althans (elders) in het lichaam van voornoemde [benadeelde O.E.] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat hij op of omstreeks 25 oktober 2003 in, althans ter hoogte van een (flat)portiek aan de [straat en nummer] gemeente Enschede, althans te Enschede, aan een persoon, genaamd [benadeelde O.E], opzettelijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (een schotwond in de linkerschouder, waarbij de kogel is doorgedrongen in de (het)hals(weefsel), naast de nekwervel, net boven de eerste rib), heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een pistool/(vuur)wapen in de schouder/rug en/althans (elders) in het lichaam van voornoemde [benadeelde O.E]. te schieten ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat hij op of omstreeks 25 oktober 2003 in, althans ter hoogte van een (flat)portiek aan de [straat en nummer], gemeente Enschede, althans te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [benadeelde O.E.], opzettelijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet voornoemde [benadeelde O.E.] opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een pistool/(vuur)wapen in de schouder/rug en/althans (elders) in het lichaam heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij op of omstreeks 25 oktober 2003 in, althans ter hoogte van een (flat)portiek aan de [straat en nummer], gemeente Enschede, althans te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde Y.E.] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal met een pistool/(vuur)wapen in de (rechter)arm en/of de/een bekken(s) en/of lies en/of buikstreek en/of borststreek en/althans (elders) in het lichaam van voornoemde [benadeelde Y.E.] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat hij op of omstreeks 25 oktober 2003 in, althans ter hoogte van een (flat)portie aan de [straat en nummer], gemeente Enschede, althans te Enschede, aan een persoon, genaamd [benadeelde Y.E.], opzettelijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (een schotwond in de (rechter)arm ten gevolge waarvan het armbot is doorboord, en/of een gebroken rib, en/of een klaplong), heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een pistool/(vuur)wapen in de (rechter)arm en/of lies en/of de/een bekken(s) en/of buikstreek en/of borststreek en/althans (elders) in het lichaam van voornoemde [benadeelde Y.E.] te schieten; ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat hij op of omstreeks 25 oktober 2003 in, althans ter hoogte van een (flat)portiek aan de [straat en nummer], gemeente Enschede, althans te Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd [benadeelde Y.E.], opzettelijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet voornoemde [benadeelde Y.E.] opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een pistool/(vuur)wapen in de (rechter)arm en/of lies en/of de/een bekken(s) en/of buikstreek en/of borststreek en/althans (elders) in het lichaam heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 3. hij op of omstreeks 25 oktober 2003 te Enschede, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, een persoon, [benadeelde O.E.], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk pepperspray, althans traangas, althans een stof in het gezicht heeft gespoten, in elk geval op, althans in de richting van het lichaam van voornoemde [benadeelde O.E.] heeft gespoten, tengevolge waarvan deze enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden. 4. hij op of omstreeks 25 oktober 2003 te Enschede een voorwerp (spuitbus), inhoudende pepperspray of traangas, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6° van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad; 5. hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2003 tot en met 27 oktober 2003, althans op of omstreeks 28 oktober 2003 te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, en/althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straat en nummer]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 270, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet; Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; Gelet op de verdediging door en namens verdachte gevoerd; De rechtbank heeft de eventuele in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd, in de bewezenverklaring. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte sub 1 primair, subsidiair, meer subsidiair, sub 2 primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank acht met name niet bewezen dat er in casu sprake is van medeplegen. Er was voor wat betreft verdachte en [verdachte L.] mogelijk sprake van een bewuste en nauwe samenwerking gericht op intimidatie, afdreiging en/of mishandeling van een van de slachtoffers, doch uit feiten of omstandigheden kan niet worden geconcludeerd dat binnen die samenwerking verdachtes opzet was gericht op het doden of het (ernstig) verwonden door middel van een vuurwapen van de gebroeders [benadeelden E.] danwel één van hen. De steller van de tenlastelegging heeft zich voor wat betreft de feiten onder 1 en 2 qua uitvoeringshandeling beperkt tot, zakelijk weergegeven, het met een vuurwapen schieten op de gebroeders [benadeelden E.]. Uit het onderzoek ter terechtzitting en de samenhang van de bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat niet verdachte maar de mededader feitelijk het vuurwapen heeft gehanteerd en plotseling, toen het tweede slachtoffer onverhoeds te ten tonele verscheen, de schoten op beide slachtoffers heeft afgevuurd. Deze handeling kan verdachte, gelet op het ontbreken van vorenvermelde gezamenlijke intentie, naar het oordeel van de rechtbank niet - ook niet in de vorm van medeplegen - worden toegerekend. De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 3, sub 4 en sub 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 25 oktober 2003 te Enschede, opzettelijk mishandelend een persoon, [benadeelde O.E.], pepperspray in het gezicht heeft gespoten, tengevolge waarvan deze pijn heeft ondervonden. hij op 25 oktober 2003 te Enschede een voorwerp (spuitbus), inhoudende pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met weerloosmakende en traanverwekkende stoffen van de categorie II, onder 6° van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad; hij in de periode van 1 juli 2003 tot en met 27 oktober 2003, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [straat en nummer])een hoeveelheid van in totaal ongeveer 270 hennepplanten zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II. Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop deze inhoud in het bijzonder betrekking heeft. De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte sub 3, sub 4 en sub 5 meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het bewezen verklaarde levert op: wat betreft sub 3 het misdrijf: "Mishandeling", strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht; wat betreft sub 4 het misdrijf: "Handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie", strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie; en wat betreft sub 3 het misdrijf: "Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod", strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet jo. artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht; Door de raadsman van verdachte is onder meer betoogd dat verdachte ten aanzien van de feiten sub 1, 2 en 3 - indien bewezen – heeft gehandeld uit noodweer aangezien hij handelde ter noodzakelijk verdediging van eigen lijf tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de zijde van de latere slachtoffers. De rechtbank verwerpt vorenvermeld betoog van de raadsman voor zover dit ziet op feit 3, nu naar het oordeel van de rechtbank de feitelijke toedracht van het gebeuren, zoals die door verdachte en zijn raadsman wordt gesteld, niet aannemelijk is geworden en er aldus van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding geen sprake is geweest. De rechtbank merkt in dit verband op dat uit feiten of omstandigheden niet aannemelijk is geworden dat de uiteindelijke slachtoffers, op het moment dat ze met verdachte geconfronteerd werden, in het bezit waren van één of meer vuurwapens en het verweer aldus feitelijke grondslag ontbeert. Voor zover vorenvermeld betoog ziet op de feiten onder 1 en 2 overweegt de rechtbank dat zij dit deel van het betoog, gelet op de vrijspraak van die feiten, buiten beschouwing zal laten. De verdachte is deswege strafbaar voor wat betreft de feiten 3, 4 en 5 , aangezien ook overigens niet is gebleken van een zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, terzake sub 1 primair in de tweede plaats, sub 2 primair in de tweede plaats, sub 3, sub 4 en sub 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren onvoorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met gehele toewijzing van de civiele vorderingen van en telkens oplegging daarbij van de zogenaamde Terwee-maatregel. De rechtbank overweegt wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen: Verdachte, die op 12 maart j.l. terzake ernstige drugsdelicten nog tot een vrijheidsstraf van aanmerkelijke duur is veroordeeld, is thans de initiator geweest van een conflictsituatie die heeft geleid tot een uiterst gewelddadige confrontatie tussen hem en [verdachte L] enerzijds en de gebroeders [benadeelden E.] anderzijds voor welke laatstgenoemden deze confrontatie uiteindelijk ernstige gevolgen heeft gehad. Tijdens de confrontatie die er, voor wat betreft verdachte, op was gericht [benadeelde O.E.] aan te spreken over onenigheid aangaande een in de woning van verdachte aanwezige hennepkwekerij, heeft verdachte zich uiterst intimiderend gedragen tegenover die [benadeelde O.E.]. Na deze [benadeelde O.E.] met pepperspray in het gezicht te hebben gespoten werden zowel [benadeelde O.E.], als zijn broer [benadeelde Y.E.], door genoemde [verdachte L.] met een vuurwapen beschoten met alle gevolgen van dien. Hoewel verdachte op de wijze zoals onder 1 en 2 in de tenlastelegging is beschreven niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de door [verdachte L.] verrichte handelingen is hij wel degene geweest zonder wie vorenvermelde confrontatie niet zou hebben plaatsgevonden. Bovendien pleegde verdachte, die in het verleden herhaaldelijk terzake de Wet Wapens en Munitie is veroordeeld, de onderhavige feiten terwijl hij nog in een tweetal proeftijden liep. Op een dergelijke inbreuk van de rechtsorde dient, met name gelet op het gevaarzettende en gewelddadige karakter van het gebeuren, gereageerd te worden met een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur. (bij appel art 63 motiveren) Civiele vordering De rechtbank overweegt verder, dat [benadeelde O.E.], wonende te [plaats en adres] en [benadeelde Y.E.], wonende te [plaats en adres] zich via het in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering voorgeschreven formulier als benadeelde partij hebben gevoegd in het strafproces en op de voet van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave hebben gedaan van de vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij, tot een totaalbedrag van respectievelijk €. 3090,-- en €. 4101,20. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze vorderingen van voornoemde benadeelde partijen ongegrond nu de feiten waarop deze vorderingen betrekking hebben niet bewezen worden verklaard zodat de benadeelde partijen in hun vordering niet ontvankelijk zijn. De na te melden straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10, 27, 57, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht. Vordering tenuitvoerlegging wegens recidive, betreffende parketnummer 08/004593-01: De rechtbank is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie te Almelo van 19 januari 2004, tot het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 25 april 2002 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, van oordeel dat die vordering behoort te worden toegewezen, nu is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. R E C H T D O E N D E: Verklaart niet bewezen wat aan verdachte sub 1 primair, subsidiair, meer subsidiair, sub 2 primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart bewezen, dat het sub 3, sub 4 en sub 5 tenlastegelegde zoals boven omschreven door verdachte is begaan. Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld. Verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte ter zake daarvan tot een gevangenisstraf voor de tijd van een jaar. Beveelt dat de tijd, die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Bepaalt dat voornoemde benadeelde partijen [benadeelde O.E.] en [benadeelde Y.E.] niet-ontvankelijk zijn in hun vordering, en dat de benadeelde partijen de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte sub 3, sub 4 en sub 5 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij; Betreffende parketnummer: 08/004593-01. Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 25 april 2002, te weten van twee maanden gevangenisstraf. Heft op de voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van heden 20 april 2004. Beveelt de gevangenneming van verdachte met ingang van heden 20 april 2004, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd. Aldus gewezen door mr. Teekman, voorzitter, mrs. Bloebaum en Wentink, rechters, in tegenwoordigheid van Klaassen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 april 2004.