Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO8600

Datum uitspraak2004-04-29
Datum gepubliceerd2004-04-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers05/090258-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Promis-vonnis; Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk als bestuurder.


Uitspraak

Rechtbank Arnhem Sector strafrecht Meervoudige Kamer Parketnummer : 05/090258-03 Datum zitting : 22 januari en 15 april 2004 Datum uitspraak : 29 april 2004 VONNIS TEGENSPRAAK In de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem tegen naam : [verdachte], geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats], adres : [adres], plaats : [woonplaats]. Raadsman: mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem. 1. De inhoud van de tenlastelegging Aan verdachte is tenlastegelegd dat: 1. hij als bestuurder van de rechtspersoon ([naam]) die in november 2003 in staat van faillissement is geraakt tezamen en in vereniging met een anderen en of anderen in of omstreeks de periode van september 2002 tot en met maart 2003 te Nijmegen ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers lasten heeft verdicht en/of baten niet heeft verantwoord en/of goederen aan de boedel van [naam] heeft onttrokken door partijen kleding te bestellen en/of te vervoeren en/of de inventaris van [naam] mee te nemen en/of [naam] op naam van F [verdachte] (verdachtes naam) te zetten, terwijl verdachte wist dat hij zelf geen verhaal bood; althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt: hij in of omstreeks 4 februari 2003 te Nijmegen, ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de schuldeisers van [naam] en/of de curator in een eventueel faillissement van [naam] te bewegen tot het teniet doen gaan (al dan niet in het kader van het faillissement) van een inschuld (de schulden van [naam]) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tezamen met verdachtes mededader(s), althans alleen, goederen heeft besteld en/of geleverd gekregen en/of [naam] op naam van F. [verdachte] heeft gezet, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. hij in of omstreeks de periode van september 2002 tot en met juni 2003 te Nijmegen en/of Cuijk, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [namen] en/of andere kledingleveranciers heeft bewogen tot de afgifte van partijen kleding, in elk geval van enig goed, hierin bestaande dat verdachte (telkens) tezamen met verdachtes mededader(s), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid partijen kleding heeft besteld en/of heeft laten bestellen als ware deze bestemd voor het bedrijf [naam] en/of als zouden deze partijen kleding volledig worden betaald en/of heeft voorgedaan als zou er geen relatie bestaan tussen [naam] en de Nijmeegse winkel [naam] en/of [naam], waardoor kledingleveranciers (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte; (zaaksdossier B) althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling leidt: hij in of omstreeks de periode van september 2002 tot en met juni 2003 te Nijmegen en/of Cuijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een beroep of een gewoonte makende van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich en/of (een) ander(en) de beschikking over die goederen te verzekeren, telkens met voormeld oogmerk de navolgende goederen hebben/heeft gekocht van na te noemen perso(o)n(en) en/of bedrijven: - van [naam] NV een (of meerdere) partij(en) kleding; - van [naam] een (of meerdere) partij(en) kleding; - van [naam] een (of meerdere) partij(en) kleding; - van [naam] een (of meerdere) partij(en) kleding; - van [naam]. een (of meerdere) partijen kleding; 2. Het onderzoek ter terechtzitting De zaak is op 22 januari en 15 april 2004 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem. De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, geheel voorwaar-delijk met een proeftijd van 2 jaren, en voorts tot het ver-richten van 200 uren werkstraf, subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht. Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd. 3. De beslissing inzake het bewijs Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 is tenlastege-legd en zal hem daarvan vrij-spreken. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat: 1. hij als bestuurder van de rechtspersoon ([naam]) die in november 2003 in staat van faillissement is geraakt tezamen en in vereniging met anderen in de periode van februari 2003 tot en met maart 2003 te Nijmegen ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers lasten heeft verdicht door [naam] op naam van F. [verdachte] (verdachtes naam) te zetten, terwijl verdachte wist dat hij zelf geen verhaal bood; Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich als bestuurder van [naam] BV schuldig gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk als bedoeld in artikel 343 van het Wetboek van Strafrecht. De bedrieglijke bankbreuk heeft naar het oordeel van de rechtbank bestaan uit het verdichten van lasten. Het verdichten van lasten duidt krachtens artikel 42 van de Faillissementswet onder meer op het onverplicht op zich nemen van een echte schuld en dat is wat verdachte in onderhavige strafzaak heeft gedaan. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Mededader [naam] heeft verklaard (verklaring van 11 juni 2003, om 11.19 uur) dat hij in de zomer van 1999 is gestart met [naam] in Nijmegen. In maart 2000 is de kledingwinkel geopend. [naam] heeft verder verklaard voor een totaalbedrag van EUR 175.000,- aan kleding te hebben besteld. Door de tegenvallende verkopen hadden [naam] en [naam] geen greep meer op de financiële situatie. Kledingleveranciers, zoals [naam] werden niet betaald (zie de aangifte van D. [naam] van 18 juni 2003, pagina’s 578 en 579 en de verklaring van Y.K. [naam] van 18 juni 2003, pagina 583 e.v.). Tevens ontstond een aanzienlijke huurschuld (verklaring E. [naam] van 25 juli 2003, p. 674). Blijkens eerdergenoemde verklaring van [naam] werd door [naam] en [naam] besloten [naam] te verkopen aan verdachte. Uit de stukken van het dossier volgt dat op 4 februari 2003 de statuten van [naam] BV zijn gewijzigd in [naam] BV en dat op 24 februari 2003 de aandelen van laatstgenoemde vennootschap zijn verkocht aan verdachte. Verdachte heeft ten overstaan van de politie meerdere verklaringen afgelegd waarin hij gedetailleerd is ingegaan op de aankoop van de aandelen van [naam] BV en zijn rol daarbij. Bij de rechter-commissaris (verhoor van 8 december 2003) en ter terechtzitting is verdachte teruggekomen op zijn eerder ten overstaan van de politie afgelegde verklaringen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn, in tegenstelling tot de verklaringen afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris en ter terechtzitting, de verklaringen van verdachte afgelegd ten overstaan van de politie zeer gedetailleerd en worden deze voorts bevestigd door diverse afgeluisterde telefoongesprekken waaraan verdachte heeft deelgenomen (onder meer het telefoongesprek van 4 april 2003 om 14.19 uur waarin [naam] verdachte uitmaakt voor “loopjongetje van 1000 euro”). De rechtbank zal dan ook de eerdere verklaringen bezigen voor het bewijs. Uit de verklaring van verdachte van 11 juni 2003 (p. 1082) volgt dat verdachte een twintig minuten durend gesprek heeft gehad over de overname van de aandelen. Voorts heeft verdachte verklaard een bedrag van EUR 800,- of EUR 900,- te krijgen in geval van faillissement (p. 1084). Bij de notaris heeft verdachte met een half oor zitten luisteren omdat hij naar het voetballen toe wilde (p. 1086) en ook heeft verdachte niet gelezen wat hij heeft getekend (p. 1086). Voor de aankoop van de aandelen heeft verdachte een bedrag van rond de EUR 500,- gekregen (p. 1087). In zijn verklaring van 14 juni 2003 verklaart verdachte dat hij wist dat hij tekende voor een bedrijf dat schulden had (p. 1098). Tevens wist verdachte dat als hij het bedrijf op zijn naam zou zetten verdachte de schuldeisers op zijn dak zou krijgen (p. 1099). Uit de verklaring van verdachte van 3 juli 2003 volgt dat verdachte niets voor de overdacht van de aandelen heeft betaald (pagina’s 1105 en 1106) en nooit een balans (p. 1105) of boekhouding (p. 1106) van [naam] BV heeft gezien. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit genoemde verklaringen dat verdachte de wetenschap had dat benadeling van de schuldeisers het gevolg zou zijn van de overdracht van de aandelen aan verdachte. Tevens volgt uit de verklaringen dat verdachte de schulden onverplicht op zich heeft genomen. Verdachte heeft nooit een bedrag van EUR 25.000,- betaald voor de overdracht van de aandelen. Hij heeft voor de overdracht een schamel bedrag van ongeveer EUR 500,- gekregen. Tenslotte merkt de rechtbank op dat, voor een bewezenverklaring van bedrieglijke bankbreuk, de verdichting van lasten ook vóór de faillietverklaring kan plaatsvinden hetgeen naar het oordeel van de rechtbank door de overname van de aandelen door verdachte ook daadwerkelijk is gebeurd. 4. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van feit 1 primair: Medeplegen van: als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon lasten verdichten, voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 343, aanhef en onder 1 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Het feit is strafbaar. 5. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid of feit aannemelijk geworden waardoor de strafbaarheid van verdachte wordt opgeheven of uitgesloten. Verdachte is dus strafbaar. 6. De motivering van de sanctie(s) Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met: - de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan; en - de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 12 juni 2003. De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft als bestuurder van [naam] tezamen met anderen lasten verdicht: hij heeft de BV op zijn naam laten zetten, terwijl verdachte wist dat hij geen verhaal kon bieden aan de leveranciers bij wie een aanzienlijke schuldenlast was opgebouwd. Door het handelen van verdachte zijn meerdere leveranciers voor forse bedragen benadeeld en is het vertrouwen in het handelsverkeer ernstige schade toegebracht. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een werkstraf passend en geboden is. 7. De toegepaste wettelijke bepalingen De beslissing is, behalve op de hiervoor genoemde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht. 8. De beslissing De rechtbank, rechtdoende: Spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit. Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden. Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, ten-zij de rechter later anders mocht gelasten. De rechtbank stelt een proeftijd vast van twee (2) jaren. De tenuitvoerleg-ging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proef-tijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. En voorts tot: het verrichten van een werkstraf gedurende 200 (tweehonderd) uren. Bepaalt dat deze werkstraf binnen één (1) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid. Bepaalt voorts dat de termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij zich aan zodanige vrijheidsontneming heeft onttrokken. Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast. Stelt deze vervangende hechtenis vast op 100 (honderd) dagen. Beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht geheel in mindering wordt gebracht, te weten 72 uren, zijnde 36 dagen hechtenis. Aldus gewezen door: mr. M. Jurgens , rechter als voorzitter, mr. R.J.J. van Acht, rechter, mr. G.H.W. Bodt, rechter, in tegenwoordigheid van mr. B.J.M. Vermulst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 april 2004.