Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO8768

Datum uitspraak2004-05-03
Datum gepubliceerd2004-05-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
ZaaknummersAVNR 7850-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beslissing in hoger beroep op het verzoek tot schadevergoeding ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering na ontslag van rechtsvervolging ten aanzien van door minderjarige ondergane inverzekering en voorlopige hechtenis.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE ARNHEM Avnr: 7850-04 Het gerechtshof Arnhem heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door de officier van justitie tegen de beschikking van de rechtbank Zwolle van 22 oktober 2003 houdende de beslissing op een verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering ingediend door [betrokkene] geboren te [geboorteplaats] op 9 december 1986, hierna te noemen betrokkene. Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 5 april 2004 de advocaat-generaal en mr T.J.E. op de Weegh, advocaat te Almere. Het hof heeft kennis genomen van: - het verzoekschrift van betrokkene, ingediend op 26 augustus 2003 ter griffie van de rechtbank Zwolle door mr T.J.E. op de Weegh, advocaat te Almere; - het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek door de rechtbank; - voormelde beschikking van de rechtbank; - de akte van 29 oktober 2003 opgemaakt door de griffier van de rechtbank te Zwolle, waarbij door de officier van justitie hoger beroep werd ingesteld tegen voormelde beschikking; - de overige zich in het dossier bevindende stukken. OVERWEGINGEN 1. Het hoger beroep is tijdig ingesteld. Het openbaar ministerie kan in zoverre daarin worden ontvangen. 2. Betrokkene is op 30 december 2002 in verzekering gesteld. Op 8 januari 2003 is betrokkene in vrijheid gesteld. Derhalve heeft betrokkene 9 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Betrokkene verbleef deze 9 dagen op het politiebureau te Almere. 3. De strafzaak tegen betrokkene in het kader waarvan deze inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis plaatsvond, is op 1 augustus 2003 met een ontslag van rechtsvervolging door de kinderrechter in de rechtbank te Zwolle geëindigd. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. 4. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist het verzoek toe te wijzen. 5. De rechtbank heeft [betrokkene] een vergoeding van € 95,- per dag toegekend. Dat is het gewoonlijk ("standaard") toegekende bedrag voor tijd door een volwassene op het politiebureau dan wel onder beperkingen in het Huis van Bewaring doorgebracht. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting meegedeeld dat het hoger beroep erop gericht is een principiële uitspraak van het hof te verkrijgen over de hoogte van het bedrag dat aan een minderjarige op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering kan worden toegekend indien sprake is van een standaardgeval. Voor toekennen van een lager bedrag is volgens de advocaat-generaal aanleiding omdat [betrokkene] ten tijde van de toepassing van de inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis 16 jaar oud was, naar school ging en derhalve in mindere mate dan een volwassene in staat zou zijn geweest in vrijheid inkomsten uit arbeid te verwerven. 6. Overigens heeft de advocaat-generaal aangegeven dat het openbaar ministerie, nu het niet in hoger beroep is gekomen van een soortgelijke beslissing als waarvan beroep gegeven op verzoek van een medeverdachte van betrokkene die ten tijde van de toepassing van vorengenoemde dwangmiddelen eveneens minderjarig was, slechts een principiële beslissing van het hof inzake de vaststelling van het standaard schadebedrag voor een jeugdige wenst met handhaving van het door de rechtbank vastgestelde bedrag. 7. De raadsvrouw van betrokkene heeft volhard bij hetgeen in het inleidend verzoekschrift is aangevoerd en verzocht en geconcludeerd tot bevestiging van de beschikking waarvan beroep. 8. Op grond van het bepaalde in artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter aan de gewezen verdachte, in het geval de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel een vergoeding toekennen voor schade die hij heeft geleden ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Naar het oordeel van het hof doet zich een dergelijk geval hier voor, nu er in deze zaak sprake is van ontslag van rechtsvervolging van verdachte in verband met een geslaagd beroep op noodweer. 9. Het hof stelt voorop dat artikel 89 geen aanspraak geeft op een volledige schadevergoeding, maar slechts de mogelijkheid opent van een (niet noodzakelijkerwijs volledige) vergoeding voor de geleden schade, hetzij materieel, hetzij ideëel. Er heeft zich in de praktijk een gewoonte ontwikkeld om in het algemeen een vergoeding toe te kennen van € 95,- per dag in de hiervoor onder 5 genoemde gevallen en € 70,- per dag in overige gevallen. Dit berust op de vooronderstelling dat genoemde bedragen in het algemeen een redelijke tegemoetkoming vormen voor geleden immateriële schade. Daarbij is in aanmerking genomen dat persoonlijke vrijheid nu eenmaal een groot goed is en detentie een ernstige belasting vormt voor de persoon van de betrokkene. 10. Het forfaitaire karakter van deze standaardvergoedingen brengt met zich dat van deze standaardbedragen niet licht afgeweken dient te worden, ook niet indien het betreft vergoedingen aan personen die ten tijde van hun inverzekeringstelling of voorlopige hechtenis nog minderjarig waren, tenzij de wijze waarop die dwangmiddelen worden tenuitvoergelegd van wezenlijk lichtere aard is dan bij volwassenen (doorgaans) het geval is. 11. In het onderhavige geval ziet het hof noch in het door de advocaat-generaal aangevoerde, noch in enige andere omstandigheid aanleiding tot afwijking van het standaardbedrag waarvan ook de rechtbank is uitgegaan. De bestreden beslissing zal daarom worden bekrachtigd, met uitzondering van dat deel van de beschikking dat betrekking heeft op de vergoeding ter zake van de indiening en behandeling van het verzoekschrift. Ten aanzien van deze vergoeding zal het hof een afzonderlijke beslissing nemen. BESCHIKKENDE Het hof: - bevestigt de beslissing waarvan beroep met uitzondering van dat deel van de beslissing dat betrekking heeft op de vergoeding ter zake van de indiening en behandeling van het verzoekschrift. Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs Nunnikhoven, voorzitter, Mannoury en Harteveld, in tegenwoordigheid van mr Collombon, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 mei 2004.