Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO9035

Datum uitspraak2004-02-25
Datum gepubliceerd2004-05-14
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers218/2000
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vast is komen te staan dat een van de schepen aan de verkeerde kant van het vaarwater is terecht gekomen met als gevolg de aanvaring met een tegemoetkomend schip. 100% schuld aangenomen.


Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG Sector civiel recht Vonnis van 25 februari 2004 in de zaak van: rolnr: 218/2000 1. De rechtspersoon naar het recht van het land en de plaats van haar vestiging Propulsion N.V., gevestigd te Meer (België), 2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Handels- en beheersmaatschappij Scapha B.V. gevestigd te Rosmalen, eiseressen in conventie, gedaagden in reconventie, hierna te noemen: Propulsion c.s., procureur: mr. C.J. IJdema, advocaat: mr. J.F. van der Stelt; tegen de rechtspersoon naar het recht van het land en de plaats van haar vestiging Bibutank S.A., gevestigd te Luxemburg (Luxemburg), gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, hierna te noemen: Bibutank procureur: mr. J.C. Bode 't Hart, advocaat: mr. W.M. van Rossenberg. 1. Het verdere procesverloop in conventie en in reconventie De rechtbank verwijst naar haar tussenvonnis van 15 mei 2002. Ter uitvoering van dat vonnis zijn ter terechtzitting van 15 mei 2002 en van 14 november 2002 getuigen gehoord. Vervolgens hebben partijen ieder een conclusie na enquête genomen. Beide partijen hebben daarbij producties overgelegd. 2. De verdere beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie 2.1 Bij bovengenoemd tussenvonnis heeft de rechtbank partijen toegelaten tot het leveren van bewijs van de door hen gestelde toedracht van de aanvaring. Zoals in dat vonnis reeds is overwogen komen de stellingen van Propulsion c.s. erop neer dat de aanvaring te wijten is aan de omstandigheid dat de Inno aan de voor haar verkeerde zijde van het vaarwater voer en niet goed uitkijk hield. Volgens Bibutank voer juist het koppelverband aan de voor haar verkeerde zijde van het vaarwater en voerde zij niet de reglementaire navigatieverlichting. Propulsion c.s. hebben ten bewijze van hun stellingen als getuigen doen horen(naam), destijds schipper van de Nero, en (naam), destijds schipper van de Zodiak. Bibutank heeft als getuige doen horen (naam), destijds schipper van de Inno. 2.2 Ten aanzien van de plaats waar de aanvaring plaatsvond overweegt de rechtbank als volgt. Getuige 1 heeft onder meer verklaard dat hij zag dat de Zodiac, die achter hem aan voer, en de Inno op elkaar voeren, dat hij absoluut zeker weet dat de Zodiac ten tijde van de aanvaring in zijn helft van het vaarwater voer en dat de Inno in elk geval niet aan zijn eigen kant van het vaarwater voer. Hij heeft verklaard dat de Nero gebekt in het water lag, achter ± 30 meter uit de wal, de kop in het midden, en dat de Zodiac zelfs nog wat dichter bij de wal voer met de achterkant, ook ten tijde van de aanvaring. Deze verklaring wordt bevestigd door die van getuige 2, die onder meer heeft verklaard dat het koppelverband aan de achterkant zo’n 20 meter uit de wal lag en van voren iets meer, zo’n 30 meter. Voorts heeft getuige 2 verklaard dat de Inno in z’n eigen vaarwater zat tot hij hem ineens bakboord uit zag gaan en hij recht op het koppelverband af kwam. Getuige 3 heeft verklaard niet te kunnen zeggen aan welke zijde van het midden van het vaarwater de aanvaring plaatsvond. Hij heeft verklaard dat hij een manoeuvre naar bakboord maakte en plotseling zag dat hij op een ander schip afvoer, waarna de aanvaring plaatsvond. Bij pleidooi hebben beide partijen betoogd dat het vaarwater ter hoogte van de aanvaring circa 140 meter breed was. Volgens Bibutank bedroeg de breedte van het koppelverband 22 meter, volgens Propulsion c.s. 23,94 meter. Met de hierboven omschreven feiten en verklaringen is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat de bakboordzijde van het koppelverband ten tijde van de aanvaring aan de voorkant ongeveer 54 meter uit de kant stak en zij daarmede derhalve aan haar zijde van het 140 meter brede vaarwater voer, zodat geconcludeerd moet worden dat de Inno in elk geval na de bakboordmanoeuvre geheel of ten dele aan de voor haar verkeerde zijde van het vaarwater voer. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank de schuld van de Inno aan de aanvaring komen vast te staan. 2.3 Ten aanzien van het verweer van Bibutank dat het koppelverband mede schuldig is geweest aan de aanvaring om zij niet de reglementaire navigatieverlichting voerde overweegt de rechtbank dat dit niet is komen vast te staan. Tegen de verklaring van getuige 2 dat hij wel de voorgeschreven verlichting voerde heeft Bibutank bij conclusie na enquête een brief van Techmar International als productie overgelegd, waarin de door getuige 2 afgelegde verklaring wordt betwist. Nu de inhoud van de brief door Propulsion c.s. wordt weersproken en niet door een getuige onder ede is bevestigd, kan die niet als bewijs of tegenbewijs dienen. 2.4 Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen komt de rechtbank tot het oordeel dat de aanvaring geheel te wijten is aan de schuld van de Inno, zodat in conventie Bibutank zal worden veroordeeld in de schade die Propulsion c.s. hebben geleden tengevolge van de aanvaring. De vordering in reconventie zal worden afgewezen. 2.5 Nu de rechtbank zich op verzoek van partijen eerst heeft uitgelaten omtrent de schuldvraag zal zij partijen conform hun wens in de gelegenheid stellen zich er bij akte over uit te laten of zij de procedure wensen voort te zetten teneinde de hoogte van de door Bibutank aan Propulsion c.s. te betalen schade vast te stellen, en in het bevestigende geval hen in de gelegenheid te stellen zich nader uit te laten over de door Propulsion c.s. gevorderde schade. 2.6 In afwachting van de uitlatingen van partijen houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan. 5. De beslissing De rechtbank: in conventie - verwijst de zaak naar de rol van woensdag 24 maart 2004 teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten zoals overwogen onder 2.6, Propulsion c.s. eerst; in conventie en in reconventie - houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 25 februari 2004 in tegenwoordigheid van de griffier. NvdP