
Jurisprudentie
AO9495
Datum uitspraak2004-07-09
Datum gepubliceerd2004-07-12
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
ZaaknummersC03/071HR
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-07-12
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
ZaaknummersC03/071HR
Statusgepubliceerd
Indicatie
9 juli 2004 Eerste Kamer Nr. C03/071HR JMH/AS Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [Eiser], wonende te [woonplaats], EISER tot cassatie, advocaat: mr. D.Th.J. van der Klei, t e g e n de vennootschap naar Duits recht DEUTSCHE PARACELSUS SCHULEN FÜR NATURHEILVERFAHREN GMBH, gevestigd te München, Bondsrepubliek Duitsland, VERWEERSTER in cassatie, niet verschenen. 1. Het geding in feitelijke instanties...
Conclusie anoniem
Rolnr. C03/071HR
Mr L. Strikwerda
Zt. 14 mei 2004
conclusie inzake
[Eiser]
tegen
Deutsche Paracelsus Schulen für Naturheilverfahren GmbH
Edelhoogachtbaar College,
1. Bij een op 21 juni 2000 ter griffie van de Rechtbank te Alkmaar ingekomen verzoekschrift heeft thans verweerster in cassatie, hierna: DPS, zich gewend tot de President van die Rechtbank en deze verzocht haar op de voet van het EEX-Verdrag (Verdrag van 27 september 1968, Trb. 1969, 101) verlof te verlenen het tussen haar als eiseres en thans eiser tot cassatie, hierna: [eiser], als gedaagde gewezen Versäumnisurteil d.d. 17 april 1998 van het Landgericht te Bielefeld (BRD) in Nederland ten uitvoer te leggen.
2. Bij beschikking van 17 juli 2000 heeft de President DPS het gevraagde verlof verleend.
3. Bij dagvaarding van 8 februari 2001 heeft [eiser] op de voet van art. 36 van het EEX-Verdrag bij de Rechtbank te Alkmaar verzet gedaan tegen voormelde beschikking van de President. DPS heeft het verzet bestreden.
4. Bij vonnis van 31 oktober 2002 heeft de Rechtbank [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet. Daartoe heeft de Rechtbank overwogen dat
"de onderhavige beschikking van de President van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar ingevolge het bepaalde in artikel 989 lid 1 (oud) van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet vatbaar is voor verzet. Dit betekent dat [eiser] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzet."
5. [Eiser] is tegen het vonnis van de Rechtbank (tijdig; zie art. 5 Uitvoeringswet EEX-Verdrag, Wet van 4 mei 1972, Stb. 240) in cassatie gekomen met één middel. DPS is in cassatie niet verschenen.
6. Het middel klaagt dat de Rechtbank [eiser] ten onrechte, althans zonder voldoende motivering, niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn verzet tegen de beschikking van de President. Volgens het middel heeft de Rechtbank miskend dat de artt. 985-991 Rv in het onderhavige geval, waarin op de voet van het EEX-Verdrag verlof tot tenuitvoerlegging van een in andere verdragsluitende staat gegeven rechterlijke beslissing wordt gevraagd, niet van toepassing zijn en voorts miskend dat onder de regeling van het EEX-Verdrag ingevolge art. 36 EEX daarvan, indien de tenuitvoerlegging wordt toegestaan, de partij tegen wie de tenuitvoerlegging is gevraagd tegen de beslissing verzet kan doen.
7. De rechtsklacht is gegrond. DPS heeft op de voet van het EEX-Verdrag verlof gevraagd tot tenuitvoerlegging in Nederland van een beslissing gegeven door een Duitse rechter. De President heeft met toepassing van het EEX-Verdrag het gevraagde verlof verleend. De toepasselijkheid van de regeling inzake erkenning en tenuitvoerlegging van het EEX-Verdrag is terecht niet bestreden: de regeling is zowel formeel (zie art. 25 jo. art. 55 EEX-Verdrag), materieel (blijkens de overgelegde expeditie van het Versäumnisurteil heeft de beslissing betrekking op een burgerlijke of handelszaak in de zin van art. 1 EEX-Verdrag) als temporeel (de beslissing waarvan verlof tot tenuitvoerlegging wordt verzocht is gegeven op 17 april 1998, derhalve vóór de datum van inwerkingtreding, 1 maart 2002, van de Verordening (EG) Nr. 44/2001, PbEG 2001, L 012, de zgn. EEX-Verordening; zie art. 66 lid 1 van de verordening) van toepassing. Ingevolge art. 2 lid 1 van de Uitvoeringswet EEX-Verdrag zijn ten aanzien van het verlof tot tenuitvoerlegging bedoeld in art. 31 van het verdrag de artt. 985-991 Rv niet van toepassing. De rechtsgang die leidt tot een exequatur onder het EEX-Verdrag wordt exclusief geregeld door de desbetreffende bepalingen van het EEX-Verdrag (art. 31-45) en van de Uitvoeringswet EEX-Verdrag (art. 2-8). Gelet op art. 94 Gw en art. 992 Rv heeft de Rechtbank derhalve ten onrechte geoordeeld dat de vraag of [eiser] het rechtsmiddel van verzet tegen de beschikking van de President openstaat, beoordeeld dient te worden met toepassing van art. 989 lid 1 Rv. De regeling van art. 36-39 van het EEX-Verdrag jo. art. 4 en 5 van de Uitvoeringswet EEX-Verdrag is van toepassing, welke regeling, meer bepaald art. 36, voorziet in het rechtsmiddel van verzet tegen de beschikking van de President waarbij verlof tot tenuitvoerlegging is verleend.
De conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Uitspraak
9 juli 2004
Eerste Kamer
Nr. C03/071HR
JMH/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. D.Th.J. van der Klei,
t e g e n
de vennootschap naar Duits recht DEUTSCHE PARACELSUS SCHULEN FÜR NATURHEILVERFAHREN GMBH,
gevestigd te München, Bondsrepubliek Duitsland,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 21 juni 2000 ter griffie van de rechtbank te Alkmaar ingekomen verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: DPS - zich gewend tot de president van de rechtbank aldaar en verzocht haar verlof te verlenen het tussen haar en eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - gewezen Versäumnis-Urteil van het Landgericht te Bielefeld, Bondsrepubliek Duitsland, ten uitvoer te leggen in Nederland en [eiser] te veroordelen in de kosten, welke op de afgifte van het verlof zullen vallen.
De president heeft bij beschikking van 17 juli 2000 DPS het gevraagde verlof verleend.
Bij exploot van 8 februari 2001 is [eiser] bij de rechtbank te Alkmaar in verzet gekomen tegen voormelde beschikking van de president en heeft hij gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voorzover de wet zulks toelaat, de beschikking van de president van 17 juli 2000 te vernietigen en het verlof tot tenuitvoerlegging van voormeld Versäumnisurteil in te trekken.
DPS heeft het verzet bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 31 oktober 2002 [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet.
Het vonnis van de rechtbank is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van de rechtbank heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen de niet verschenen DPS is verstek verleend.
[Eiser] heeft de zaak doen toelichten door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot verwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing.
3. Beoordeling van het middel
In deze zaak heeft de president het door DPS op de voet van het EEX-Verdrag verzochte verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van een beslissing gegeven door een Duitse rechter verleend. De regeling inzake erkenning en tenuitvoerlegging van het EEX-Verdrag houdt (in art. 36) onder meer in dat tegen de beschikking van de president waarbij verlof tot tenuitvoerlegging is verleend, het rechtsmiddel van verzet openstaat. Ingevolge art. 2 lid 1 van de Uitvoeringswet EEX-Verdrag zijn ten aanzien van het verlof tot tenuitvoerlegging bedoeld in art. 31 van het verdrag de art. 985-991 Rv. niet van toepassing. Art. 992 Rv. bepaalt voorts dat de bepalingen van titel 9 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering slechts van toepassing zijn, voorzover een verdrag of een bijzondere wet geen afwijkende voorzieningen inhouden. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat de vraag of voor [eiser] het rechtsmiddel van verzet tegen de beschikking van de president openstaat, beoordeeld dient te worden met toepassing van art. 989 lid 1 Rv. Het middel is derhalve gegrond.
Nu DPS de bestreden beslissing niet heeft uitgelokt of verdedigd, zullen de kosten van het geding in cassatie worden gereserveerd.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van de rechtbank te Alkmaar van 31 oktober 2002;
verwijst het geding ter verdere behandeling en beslissing naar het gerechtshof te Amsterdam;
reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak;
begroot deze kosten tot op de uitspraak in cassatie aan de zijde van [eiser] op € 403,74 aan verschotten en € 1.590,-- voor salaris, en aan de zijde van DPS op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren D.H. Beukenhorst, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en A.M.J. van Buchem-Spapens, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 9 juli 2004.

