Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AO9987

Datum uitspraak2004-05-19
Datum gepubliceerd2004-05-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200403115/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 26 februari 2004, kenmerk 2004-6874, verzonden op 8 maart 2004, heeft verweerder onder voorwaarden gedoogd dat helling 3 wordt gebruikt in de door de [scheepswerf] geëxploiteerde inrichting, gelegen op de percelen [locaties] en [locatie] te [plaats].


Uitspraak

200403115/2. Datum uitspraak: 19 mei 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: 1. [verzoekers sub 1], wonend te [woonplaats], 2. [verzoekers sub 2], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 26 februari 2004, kenmerk 2004-6874, verzonden op 8 maart 2004, heeft verweerder onder voorwaarden gedoogd dat helling 3 wordt gebruikt in de door de [scheepswerf] geëxploiteerde inrichting, gelegen op de percelen [locaties] en [locatie] te [plaats]. Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt. Bij brief van 1 april 2004, bij de Raad van State ingekomen op 15 april 2004, hebben verzoekers sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief van 12 april 2004, bij de Raad van State ingekomen op 15 april 2004, hebben verzoekers sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 mei 2004, waar verzoekers sub 1 en 2 in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. van Riessen, K. van der Maesen en R. Mastenbroek, allen ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord [scheepswerf], vertegenwoordigd door C.A.R. Slot, gemachtigde, en het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam, vertegenwoordigd door mr. E.E. Nijssen, ambtenaar van de gemeente. 2. Overwegingen 2.1. Bij het bestreden besluit is het gebruik van helling 3 gedoogd tot 1 april 2004 of zoveel eerder als de revisievergunning krachtens de Wet milieubeheer die voor deze activiteit is aangevraagd, is verleend. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de gevraagde revisievergunning op 1 maart 2004 is verleend. Het bestreden besluit is op deze datum dan ook komen te vervallen. Derhalve bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. 2.2. Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst de verzoeken af. Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.J. Können, ambtenaar van Staat. w.g. Boll w.g. Können Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2004 301-404.