
Jurisprudentie
AP0004
Datum uitspraak2004-05-26
Datum gepubliceerd2004-05-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200400769/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-05-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200400769/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij uitspraak van 17 december 2003, in zaak no. 200303243/1, heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Breda van 9 april 2003, voorzover aangevallen, bevestigd, het beroep tegen het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de minister) van 10 april 2003 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Uitspraak
200400769/1.
Datum uitspraak: 26 mei 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om herziening (artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht) van de uitspraak van de Afdeling van 17 december 2003, in zaak no. 200303243/1.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 17 december 2003, in zaak no. 200303243/1, heeft de Afdeling de uitspraak van de rechtbank Breda van 9 april 2003, voorzover aangevallen, bevestigd, het beroep tegen het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de minister) van 10 april 2003 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 26 januari 2004 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 23 februari 2004 heeft de minister van antwoord gediend.
Bij brief van 12 maart 2004 heeft verzoeker de gronden van zijn verzoek aangevuld. Een afschrift daarvan is aan de minister gezonden.
De Afdeling heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 mei 2004, waar verzoeker in persoon en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, vertegenwoordigd door mr. R. Houtman en ing. E.M. Rader, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. In het verzoekschrift heeft verzoeker vermeld waarom hij het niet eens is met de uitspraak. Feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88 van de Awb zijn door verzoeker niet aangevoerd. Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er evenwel niet toe om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen.
2.3. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Groenendijk
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2004
164-465