
Jurisprudentie
AP0136
Datum uitspraak2004-05-26
Datum gepubliceerd2004-05-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/757571-03
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-05-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/757571-03
Statusgepubliceerd
Indicatie
schietincident 11 augustus 2003 station HS te Den Haag
Uitspraak
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/757571-03
rolnummer 0001
's-Gravenhage, 26 mei 2004
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[K],
geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 12 mei 2004.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr A.C.H. Walkate, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Meulmeester heeft gevorderd dat de verdachte terzake van het onder 1 primair, 2 primair (impliciet subsidiair: medeplegen poging tot doodslag), 3 primair en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest, met hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [S] tot een bedrag van ? 8.029,20, alsmede oplegging van een schadevergoedingsmaatregel tot een bedrag van ? 8.029,20, subsidiair 160 dagen hechtenis.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair, 3 subsidiair en 4 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting waaronder de ter terechtzitting getoonde bewegende beelden blijkt dat verdachte (met een of meer anderen) tijdens een woordenwisseling met het latere slachtoffer [C] in de directe nabijheid van die [C] stond. Verdachte heeft zich op een gegeven moment van die plaats verwijderd door enkele meters achteruit te lopen en op de stoep te gaan staan op zodanige wijze dat zich tussen [C] en verdachte een auto bevond. Verdachte is op die plaats blijven staan tot het moment waarop de medeverdachte [Z] (die [C] later heeft doodgeschoten) kwam aanlopen. Verdachte is toen weer vanaf de stoep richting [C] gelopen. Nagenoeg tezelfdertijd heeft de medeverdachte [Z] het eerste schot gelost. Vast staat derhalve dat verdachte zowel enige tijd voor de schietpartij als op het moment van het eerste schot zich in de directe nabijheid bevond van [C]. Uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting is evenwel gebleken of aannemelijk geworden dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij het maken van het plan om [C] van het leven te beroven en/of dat verdachte hoe dan ook op de hoogte is geweest van dat plan. De rechtbank acht in verband daarmee het wettig en overtuigende bewijs niet aanwezig, hetgeen meebrengt dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Vordering van de benadeelde partij.
[S], wonende [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot ? 8.029,20.
Nu de verdachte terzake van de onder 3 primair en 3 subsidiair tenlastegelegde feiten wordt vrijgesproken dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot vergoeding van de als gevolg van die feiten geleden schade.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [S] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij [S] in de kosten die de verdachte in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft gemaakt, welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Boer, voorzitter,
Oskam en Derijks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Kleijne, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 mei 2004.