Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AP0307

Datum uitspraak2005-01-27
Datum gepubliceerd2005-01-27
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/395 BPW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Niet-ontvankelijkverklaring. Het niet tijdig indienen van het beroepschrift.


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 04/395 BPW U I T S P R A A K met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: [opposante], wonende te [woonplaats], opposante, en de Raadskamer Wetten Buitengewoon Pensioen van de Pensioen- en Uitkeringsraad, geopposeerde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Bij uitspraak van 27 mei 2004 heeft de Raad het door opposante ingestelde beroep tegen een ten aanzien van haar door geopposeerde genomen besluit van 27 augustus 2003, kenmerk 86334, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het beroep niet tijdig bij de Raad is ingediend. Tegen die uitspraak heeft opposante verzet gedaan bij brief van 3 juni 2004, welke op 8 juni 2004 bij de griffie van de Raad is ontvangen. Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad op 16 december 2004. Daar is eiseres in persoon verschenen en heeft geopposeerde, zoals tevoren bericht, zich niet laten vertegenwoordigen II. MOTIVERING De Raad stelt vast dat opposante in verzet geen gronden naar voren heeft gebracht die tot gegrondverklaring van het verzet dienen te leiden. Hiertoe heeft de Raad overwogen, dat hetgeen door opposante in verzet aanvoert de Raad niet leidt tot het oordeel dat opposante ten aanzien van de overschrijding van geldende beroepstermijn niet in verzuim is geweest. In het bijzonder overweegt de Raad dat ook in verzet niet is kunnen blijken van medische gegevens waaruit naar voren komt dat opposante gedurende de gehele beroepstermijn buiten staat is geweest een beroepschrift in te (laten) dienen. Met toepassing van artikel 8:55 van de Awb wordt daarom beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Aldus gegeven door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2005. (get.) G.L.M.J. Stevens. (get.) J.P. Schieveen.