Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AP0325

Datum uitspraak2004-06-02
Datum gepubliceerd2004-06-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200306956/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 16 september 2002 heeft appellant geweigerd het geboortejaar van [wederpartij] in de gemeentelijke basisadministratie te wijzigen van 1942 in 1921.


Uitspraak

200306956/1. Datum uitspraak: 2 juni 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 25 september 2003 in het geding tussen: [wederpartij], wonend te [woonplaats] en appellant. 1. Procesverloop Bij besluit van 16 september 2002 heeft appellant geweigerd het geboortejaar van [wederpartij] in de gemeentelijke basisadministratie te wijzigen van 1942 in 1921. Bij besluit van 4 april 2003 heeft appellant het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 25 september 2003, verzonden op 26 september 2003, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat appellant binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 oktober 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 28 november 2003 heeft [wederpartij] van antwoord gediend. Na afloop van het vooronderzoek zijn nog stukken ontvangen van appellant. Deze zijn in kopie aan de andere partij toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 april 2004, waar appellant, vertegenwoordigd door dr. H. Kokken en mr. M. Hertogs, ambtenaren der gemeente, en [wederpartij] in persoon, bijgestaan door mr. G.O. Perquin, advocaat te Zoetermeer, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ingevolge artikel 36, tweede lid, van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: Wet GBA) worden de gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift, als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift, als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift, als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift, als bedoeld onder e: (…) c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek; d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld; (…) Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Wet GBA voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisadministratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen. 2.2. [wederpartij] is sinds 5 februari 1976 ingeschreven in de Nederlandse basisadministratie met als geboortejaar 1942. Dat gegeven is bij inschrijving ontleend aan een [land] paspoort. Op 3 juni 2002 heeft [wederpartij] verzocht zijn geboortejaar in de basisadministratie te wijzigen in 1921. Hij heeft daartoe onder meer een geboorteakte uit 1975 overgelegd. 2.3. De rechtbank heeft overwogen dat – samengevat weergegeven en voorzover hier van belang – het besluit van 4 april 2003 niet berust op een deugdelijke motivering, omdat appellant bij de afwijzing van het verzoek van [wederpartij] de overgelegde geboorteakte buiten beschouwing heeft gelaten. Met het oog op de door appellant te nemen nieuwe beslissing heeft de rechtbank overwogen dat de door [wederpartij] overgelegde geboorteakte is gelegaliseerd en geverifieerd. 2.4. Appellant bestrijdt primair dat het besluit van 4 april 2003 niet berust op een deugdelijke motivering. Hij betoogt dat de rechtbank door dat te overwegen heeft miskend dat de door [wederpartij] overgelegde geboorteakte niet buiten beschouwing is gelaten, maar als onvoldoende overtuigend is aangemerkt. Dit betoog slaagt niet. Blijkens het besluit van 4 april 2003 heeft appellant zich verenigd met de inhoud van het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften van 31 maart 2003. In dit advies heeft de commissie te kennen gegeven dat zij aan een beoordeling van de geboorteakte niet is toegekomen, omdat zij van oordeel is dat de eerste inschrijving in de basisadministratie op grond van de jurisprudentie bindend is. Gelet hierop, heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat van een inhoudelijke beoordeling van de door [wederpartij] overgelegde geboorteakte ten onrechte geen sprake was. 2.5. Appellant bestrijdt echter met succes de overweging dat de door [wederpartij] overgelegde geboorteakte is gelegaliseerd en geverifieerd. Blijkens de Circulaire “Legalisatie en verificatie van buitenlandse bewijsstukken betreffende de staat van personen” van de Staatssecretaris van Justitie van 12 januari 2000, nr. 5001966/99/6, is [land] niet aangewezen als land, waarvan de stukken alleen worden aanvaard, indien deze zijn gelegaliseerd en inhoudelijk geverifieerd door de daartoe bevoegde Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging. Gelet daarop, behoort inhoudelijke verificatie niet tot de standaardprocedure, waaraan ter legalisatie aangeboden [land] stukken worden onderworpen. Appellant heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de stempels op de geboorteakte weliswaar blijkt dat deze is gelegaliseerd, maar niet dat de in deze akte vermelde gegevens zijn geverifieerd. 2.6. Het hoger beroep is in zoverre gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop die rust en met dien verstande dat een nieuw besluit dient te worden genomen, thans met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. 2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. Ch.W. Mouton en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat. w.g. Loeb w.g. De Leeuw-van Zanten Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2004 97-413.