
Jurisprudentie
AP0359
Datum uitspraak2004-06-02
Datum gepubliceerd2004-06-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200308109/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-06-02
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200308109/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 17 oktober 2002 heeft appellant het verzoek van [verzoeker] om handhavend op te treden tegen het gebruik van een gaskanon op een perceel gelegen achter de woning [locatie] te [plaats], afgewezen.
Uitspraak
200308109/1.
Datum uitspraak: 2 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 5 november 2003 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 oktober 2002 heeft appellant het verzoek van [verzoeker] om handhavend op te treden tegen het gebruik van een gaskanon op een perceel gelegen achter de woning [locatie] te [plaats], afgewezen.
Bij besluit van 23 december 2002 heeft appellant het daartegen door [verzoeker] gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 5 november 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door [verzoeker] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat appellant binnen zes weken na verzending van de uitspraak met inachtneming van het daarin bepaalde een nieuw besluit neemt. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 18 november 2003, bij de Raad van State ingekomen op 3 december 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 23 december 2003 heeft [verzoeker] van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 april 2004, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. J.J. Vogel, ambtenaar der gemeente, en [verzoeker], in persoon, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 4.1.7 van de Algemene Plaatselijke Verordening van Maasdriel (hierna: APV) is het verboden toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Ingevolge het tweede lid kunnen burgemeester en wethouders van het in het eerste lid bepaalde ontheffing verlenen.
2.2. [verzoeker] stelt (geluid-)hinder te ondervinden van een gaskanon dat gedurende de fruitteelt (van mei tot november) van zonsop- tot zonsondergang in gebruik is op 2 km van zijn woning. Hij heeft appellant verzocht hiertegen handhavend op te treden, nu de gebruiker niet in het bezit is van een ontheffing op grond van de APV.
2.3. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is de Afdeling, anders dan de rechtbank, van oordeel dat niet gezegd kan worden dat [verzoeker] in zodanige nabijheid van het in geding zijnde gaskanon woonachtig is, dat hij als belanghebbende bij het door hem ingediende handhavingsverzoek kan worden aangemerkt. Het betoog van [verzoeker] dat hij als fietser in de directe omgeving van zijn woning eveneens regelmatig met het geluid van het gaskanon wordt geconfronteerd, leidt evenmin tot dat oordeel. Gelet op het voorgaande kan bedoeld verzoek niet worden aangemerkt als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zodat de hierop gevolgde, in de brief van appellant van 17 oktober 2002 vervatte, afwijzing niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Om die reden is het door [verzoeker] ingediende bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak komt voor vernietiging in aanmerking.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 5 november 2003, AWB 03/303 GEMWT;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.Z.C. Koutstaal, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Koutstaal
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2004
383.