
Jurisprudentie
AP0390
Datum uitspraak2004-05-24
Datum gepubliceerd2004-06-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200403421/1 en 200403421/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2004-06-01
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200403421/1 en 200403421/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 25 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college) appellant, voorzover hier van belang, onder aanzegging van bestuursdwang meegedeeld dat de woning aan de Plantage Parklaan 24-huis te Amsterdam vóór 1 januari 2004 moet worden ontruimd.
Uitspraak
200403421/1 en 200403421/2.
Datum uitspraak: 24 mei 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 8 april 2004 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: het college) appellant, voorzover hier van belang, onder aanzegging van bestuursdwang meegedeeld dat de woning aan de [locatie] te [plaats] vóór 1 januari 2004 moet worden ontruimd.
Bij besluit van 11 februari 2004 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 8 april 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 april 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Voorts heeft appellant de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 11 mei 2004 heeft het college van antwoord gediend.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 mei 2004, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. F.G. Koster, advocaat te Amsterdam, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De Voorzitter is van oordeel dat in dit geval nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak en dat ook overigens geen beletsel bestaat om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Vast staat dat appellant eerst na afloop van de termijn als bedoeld in artikel 6:7 van de Awb bezwaar heeft gemaakt. Het geschil spitst zich toe op de beantwoording van de vraag of met toepassing van artikel 6:11 van de Awb aan de termijnoverschrijding kon worden voorbijgegaan.
2.3. De voorzieningenrechter heeft, in navolging van het college, terecht onvoldoende reden aanwezig geacht om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Ook in hoger beroep is appellant er niet in geslaagd aan te tonen dat hij vanwege gezondheidsklachten niet in staat is geweest tijdig zijn bezwaar in te dienen. Hetgeen appellant overigens heeft aangevoerd vormt evenmin een omstandigheid op grond waarvan de te late indiening van het bezwaarschrift redelijkerwijs niet als verzuim kon worden aangemerkt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond en de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Gelet hierop, bestaat voor het treffen van een voorziening geen aanleiding, zodat het verzoek daartoe moet worden afgewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Hoovers-Backaert, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Hoovers-Backaert
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2004
367.