
Jurisprudentie
AP0463
Datum uitspraak2004-05-11
Datum gepubliceerd2004-06-02
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC0300508/HE
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-06-02
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersC0300508/HE
Statusgepubliceerd
Indicatie
Volksbelang stelt zich op het standpunt dat [appellante] in het vonnis van de kantonrechter heeft berust zodat zij ingevolge het bepaalde in art. 334 Rv. niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar hoger beroep.
Dat [appellante] heeft berust in het vonnis blijkt volgens Volksbelang uit de schriftelijke verklaring die [appellante] op 5 februari 2003 heeft ondertekend. Deze verklaring is op de genoemde datum door deurwaarder [naam] opgemaakt en op dezelfde dag door [appellante] in het bijzijn van de deurwaarder ondertekend.
Uitspraak
typ. MBR
rolnr. C0300508/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
zevende kamer, van 11 mei 2004,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANTE],
wonende te [plaats],
appellante bij exploot van dagvaarding van
17 april 2003,
hierna te noemen: [appellante],
procureur: mr. drs. H.J.M. Goossens,
tegen:
de vereniging WONINGBOUWVERENIGING VOLKSBELANG,
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
hierna te noemen: Volksbelang,
procureur: mr. C.P. Liesker,
op het hoger beroep tegen het door de kantonrechter te Helmond onder zaaknummer 251236 en rolnummer 559/02 gewezen vonnis van 22 januari 2003 tussen Volksbelang als eiseres en [appellante] als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg
Volksbelang vorderde in eerste aanleg (samengevat) de ontbinding van de huurovereenkomst die was gesloten tussen Volksbelang als verhuurster en [appellante] als huurster met betrekking tot de woning [adres] te [plaats]. Tevens vorderde zij dat [appellante] zou worden veroordeeld tot ontruiming van de woning.
Aan die vorderingen legde zij ten grondslag (kort gezegd) dat [appellante] zich jegens Volksbelang heeft schuldig gemaakt aan een toerekenbare tekortkoming die de ontbinding en ontruiming rechtvaardigt, welke tekortkoming hierin bestaat dat [appellante] in de gehuurde woning een hennepkwekerij met in totaal 685 hennepplanten had ingericht.
De kantonrechter heeft in het vonnis waarvan beroep de vordering van Volksbelang toegewezen en [appellante] veroordeeld in de proceskosten.
Voor het volledige verloop van geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis waarvan beroep en naar het tussenvonnis d.d. 13 november 2002.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [appellante] vijf grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft Volksbelang de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben hun zaak doen bepleiten door hun procureurs, die hebben gepleit aan de hand van pleitnota's. Beide partijen hebben bij gelegenheid van het pleidooi nog een productie overgelegd.
2.4. Partijen hebben daarna de gedingstukken aan het hof overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
De grieven van [appellante] komen er op neer dat zij van mening is dat de kantonrechter ten onrechte tot het oordeel is gekomen dat [appellante] zich heeft schuldig gemaakt aan een toerekenbare tekortkoming die de toewijzing van de vorderingen van Volksbelang rechtvaardigt.
Voor de precieze tekst van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De ontvankelijkheid van het hoger beroep
4.1. Volksbelang stelt zich op het standpunt dat [appellante] in het vonnis van de kantonrechter heeft berust zodat zij ingevolge het bepaalde in art. 334 Rv. niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar hoger beroep.
Dat [appellante] heeft berust in het vonnis blijkt volgens Volksbelang uit de schriftelijke verklaring die [appellante] op 5 februari 2003 heeft ondertekend. Deze verklaring is op de genoemde datum door deurwaarder [naam] opgemaakt en op dezelfde dag door [appellante] in het bijzijn van de deurwaarder ondertekend.
4.2. De aanhef en de eerste alinea van de hier bedoelde verklaring luiden als volgt:
Verklaring van terbeschikkingstelling woning en afstand
Ondergetekende(n):
[appellante], [adres], [postcode]
[plaats],
verklaart hierbij te berusten in het tegen haar d.d.
22.1.2003 gewezen vonnis in de zaak Volksbelang en
tegen dit vonnis niet in hoger beroep te zullen gaan,
en evenmin een ander rechtsmiddel tegen dit vonnis
(w.o. eventueel executiegeschil) te ondernemen.
4.3. [appellante] voert diverse argumenten aan waarom Volksbelang haar niet aan deze verklaring kan houden. Deze argumenten zijn:
- volgens [appellante] stemt de verklaring niet overeen met haar wil omdat zij op het moment van het ondertekenen van de verklaring in de veronderstelling
was dat die verklaring uitsluitend betrekking had op
de ontruiming van de woning. Zij stelt dat zij zich er
niet van bewust was dat zij ook afstand van hoger
beroep deed;
- de verklaring richt zich niet tot Volksbelang maar tot
de deurwaarder;
- de verklaring is vernietigbaar wegens strijd met het
bepaalde in artikel 6:233 BW en wegens dwaling;
- gebruikmaking van de verklaring door Volksbelang is in
strijd met de redelijkheid en billijkheid.
4.4. Het hof stelt bij de beoordeling van de onderhavige kwestie voorop dat de bewoordingen van de schriftelijke verklaring van [appellante] d.d. 5 februari 2003 niet voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn: [appellante] verklaart zonder enig voorbehoud dat ze berust in het vonnis van de kantonrechter en dat ze tegen dat vonnis niet in hoger beroep zal gaan.
In het algemeen zal de wederpartij van degene tot wie een verklaring in zulke duidelijke bewoordingen is gericht, erop mogen vertrouwen dat de verklaring de daadwerkelijke wil van betrokkene weergeeft, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat die wederpartij moest begrijpen dat dit niet het geval was.
4.5. De omstandigheid dat de verklaring is afgelegd tegenover een deurwaarder en niet tegenover (een medewerker van) Volksbelang zelf is in dit verband niet van doorslaggevend belang. Door Volksbelang is immers onweersproken gesteld dat de desbetreffende deurwaarder in opdracht en namens Volksbelang handelde, terwijl vaststaat dat de schriftelijke verklaring Volksbelang heeft bereikt.
4.6. Volgens [appellante] mocht Volksbelang er niet op vertrouwen dat zij daadwerkelijk wilde berusten in het vonnis van de kantonrechter, aangezien zij slechts een beperkte opleiding heeft genoten en niet bekend is met de begrippen die in de verklaring zijn gebruikt. Bovendien had zij zich uitsluitend tot de deurwaarder gewend met het oog op de ontruiming van de woning en meende zij dat de verklaring uitsluitend daarop betrekking had.
4.7. Het hof is van oordeel dat [appellante] terecht als uitgangspunt neemt dat, in een situatie als de onderhavige waarbij een deurwaarder (handelend namens een woningbouwvereniging) aan een huurder met een beperkte schoolopleiding en een geringe kennis van juridische procedures vraagt afstand van hoger beroep te doen zonder dat daar een tegenprestatie van de woningbouwvereniging tegenover staat, van de deurwaarder geëist mag worden dat hij op een zorgvuldige manier nagaat of wil en verklaring van de desbetreffende huurder met elkaar overeenstemmen.
4.8. Voor de onderhavige zaak is in dit verband van belang hetgeen deurwaarder [naam] in zijn brief aan mr. Liesker d.d. 30 juni 2003 (prod. 7 bij memorie van antwoord) heeft verwoord omtrent de gang van zaken voorafgaande aan de ondertekening van de hiervoor bedoelde verklaring. Deze brief houdt in (voorzover in dit verband van belang):
Op 29.1.2003 te 14.38 uur wordt ons kantoor gebeld
door een mevrouw [naam] (of [naam]) genaamd, welke
mevrouw zegt een vriendin te zijn van mevrouw
[appellante], althans zich als zodanig bekend maakte. Deze mevrouw [naam] (of [naam]) wordt te woord
gestaan door mevrouw mr. W.Steeghs van mijn kantoor.
Naar aanleiding van dit gesprek wordt door mevrouw
Steeghs voornoemd, de navolgende gespreksnotitie
gemaakt:
"Tel. [naam] (vriendin van mw. [appellante]):
deb is gehandicapt en helemaal "hoteldebotel" van alles. Gaat vrijwillig uit het gehuurde. Schrijft een
brief voor een regeling, want ze heeft slechts een GAK
uitkering die niet riant is. Geeft dan tevens adres
nieuwe verblijfplaats door. Haar geadviseerd even
contact op te nemen met haar gemachtigde wat zij
verder moet doen en dat zij dan bij ons op kantoor
moet komen ter verdere afwikkeling van de
daadwerkelijke ontruiming en oplevering pand".
(....)
Daarna blijft het stil tot dat mevrouw [appellante] op
5.2.2003 te 12.30 uur met een derde bij ons op kantoor
komt en vraagt of er een deurwaarder te spreken is.
Ik heb mevrouw [appellante] toen te woord gestaan.
Zij deelde mij mede, dat de woning inmiddels door haar
met hulp van derden was ontruimd en dat er enkel troep
was achtergebleven.
Zij legde vervolgens de sleutels van de woning op mijn
bureau (......).
De afstandsverklaring wordt opgesteld en de inhoud ook
nog mondeling aan haar toegelicht ook met de
mededeling dat zij door ondertekening eveneens afziet
van een eventueel appel of ander rechtsmiddel. Mevrouw
[appellante] leest de verklaring samen met de derde
nogmaals door en zegt dan dat zij definitief van de
zaak afwil, omdat ze er helemaal gek van dreigt te
worden. Ze ondertekent vervolgens de verklaring en
vertrekt.
(....)
Mevrouw [appellante] gaf te mijnen kantore duidelijk aan (....) dat zij van de zaak afwilde, geen behoefte had aan een hoger beroep. Ze toonde zich zelfs verheugd de achtergelaten rommel niet zelf behoeven op te ruimen. Een enigszins tevreden en gerustgestelde mevrouw [appellante] verliet mijn kantoor.
4.9. De hiervoor door de deurwaarder weergegeven gang van zaken is door [appellante] niet, of in ieder geval niet voldoende gemotiveerd weersproken, zodat het hof uitgaat van de juistheid daarvan.
Het hof is gelet op de inhoud van voormelde brief van oordeel dat de deurwaarder zich er met voldoende mate van zorgvuldigheid van heeft vergewist of wil en verklaring van [appellante] met elkaar overeenstemden. De deurwaarder mocht er in de gegeven omstandigheden dan ook op vertrouwen dat [appellante] daadwerkelijk wenste te berusten in het ontruimingsvonnis van de kantonrechter. Op de deurwaarder rustte onder deze omstandigheden geen (verdere) onderzoeksplicht en hij was in dit verband dan ook niet gehouden de raadsman van [appellante] (vooraf) omtrent de schriftelijke verklaring te benaderen dan wel [appellante] te adviseren met haar raadsman overleg te plegen alvorens de verklaring te ondertekenen.
4.10. Het hof verwerpt het standpunt van [appellante] dat de inhoud van de door haar op 5 februari 2003 ondertekende verklaring vernietigbaar is op grond van het bepaalde in artikel 6:233 BW. Dat standpunt is alleen al onjuist, omdat de inhoud van de door haar ondertekende verklaring niet kan worden aangemerkt als een algemene voorwaarde in de zin van artikel 6:231 BW. De omstandigheid dat in meerdere zaken een dergelijke verklaring door een huurder zou zijn ondertekend, is ontoereikend om tot toepasselijkheid van de hier bedoelde bepalingen te concluderen.
4.11. Ook het standpunt dat de verklaring vernietigbaar is op grond van het bepaalde in artikel 6: 228 BW wordt door het hof verworpen omdat, in het licht van de gang van zaken zoals deze door de deurwaarder is beschreven in de hiervoor aangehaalde brief, door [appellante] onvoldoende is gesteld om een beroep op dwaling te rechtvaardigen.
Ditzelfde geldt voor haar standpunt dat de redelijkheid en de billijkheid zich ertegen zouden verzetten dat Volksbelang [appellante] aan haar afstandsverklaring houdt.
4.12. Nu ook overigens geen bijzondere feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken die de conclusie rechtvaardigen dat [appellante] niet aan haar afstandsverklaring kan worden gehouden, dient [appellante] in haar hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Aan een inhoudelijke beoordeling van de grieven komt het hof niet meer toe.
[appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.
5. De uitspraak
Het hof:
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep en begroot die kosten aan de zijde van Volksbelang tot op heden op € 205,- voor verschotten en op € 2.313,- voor salaris van de procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Drijkoningen en Adriaansens en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 11 mei 2004.