
Jurisprudentie
AP0493
Datum uitspraak2004-06-01
Datum gepubliceerd2004-06-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers01/4803 CSV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-06-03
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers01/4803 CSV
Statusgepubliceerd
Indicatie
Aansprakelijkheid voor niet door een onderaannemer van appellante betaalde premies ingevolge de sociale werknemersverzekeringen. Berekening van het aantal gewerkte uren.
Uitspraak
E N K E L V O U D I G E K A M E R
01/4803 CSV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante]., gevestigd te [vestigingsplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Namens appellante is mr. R.S. Ferouge, belastingadviseur bij Loyens & Loeff te Amsterdam, op de bij een aanvullend beroepschrift van 23 oktober 2001 aangevoerde gronden bij de Raad in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank te Dordrecht onder dagtekening 20 juli 2001, reg.nr. AWB 99/1099, gewezen uitspraak, waarnaar hierbij wordt verwezen.
Namens gedaagde is een op 13 december 2001 gedateerd verweerschrift ingediend.
Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 11 mei 2004, waar partijen -met voorafgaand bericht- niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 17 november 1999 is appellante op grond van artikel 16b van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV) aansprakelijk gesteld voor niet door [naam onderaannemer] handelend onder de naam [naam bedrijf onderaannemer] ([naam bedrijf onderaannemer]), een onderaannemer van appellante, betaalde premies ingevolge de sociale werknemersverzekeringen, ten bedrage van ¦ 21.916,93 terzake van de premiejaren 1992 tot en met 1994.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en heeft daartoe het volgende overwogen waarbij appellante is aangeduid als eiseres en gedaagde als verweerder:
" [naam bedrijf onderaannemer] heeft in de in geding zijnde jaren werkzaamheden verricht voor eiseres, onder meer in de persoon van [werknemer onderaannemer] en [naam onderaannemer].
De betwisting van eiseres van de verzekeringsplicht van [werknemer onderaannemer] stuit af op het in rechte vaststaande besluit van 7 november 1995, waarin verweerder heeft vastgesteld dat [naam bedrijf onderaannemer] op grond van artikel 4 van de sociale verzekeringswetten verzekeringsplichtig is voor [werknemer onderaannemer].
Verweerder heeft artikel 16b van de CSV niet van toepassing geacht op [naam onderaannemer]. Partijen verschillen van mening over het aantal door [naam onderaannemer] gewerkte uren. Eiseres heeft in dit verband gesteld dat verweerder zich had moeten baseren op de zich bij de stukken bevindende, op de manurenregistratie gebaseerde, berekening van mr. drs. L.A.M. Donker, die hoger uitkomt dan verweerders berekening bij wege van een schatting aan de hand van de omzetgegevens.
Uit de stukken en het onderzoek ter zitting blijkt dat de verstrekte manurenadministratie niet overeenstemde met de vermelding op de facturen en dat de manurenadministratie onvolledig en oncontroleerbaar was. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het aanvaardbaar dat verweerder de door [naam onderaannemer] gewerkte uren heeft berekend bij wege van een schatting aan de hand van de omzetgegevens.
Hetgeen eiseres heeft aangevoerd kan derhalve niet leiden tot de conclusie dat verweerder de aansprakelijkstelling te hoog heeft vastgesteld.".
De Raad kan zich met deze overwegingen van de rechtbank, die, anders dan namens appellante is gesteld, wel een voldoende motivering behelzen, verenigen en maakt deze tot de zijne. Nu hetgeen in hoger beroep is aangevoerd overigens een herhaling vormt van hetgeen in eerste aanleg is gesteld, komt de aangevallen uitspraak gelet op het vorenstaande voor bevestiging in aanmerking.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. B.J. van der Net, in tegenwoordigheid van A.H. Hagendoorn-Huls als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2004.
(get.) B.J. van der Net
(get.) A.H. Hagendoorn-Huls