Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AP0700

Datum uitspraak2004-06-01
Datum gepubliceerd2004-06-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers0975744101
Statusgepubliceerd


Indicatie

De verdachte had een geschil met de door hem op 19 november 2001 neergeschoten mannen over de verdeling van de opbrengst, ƒ 45.000, van een samen uitgevoerde oplichting, waarvan de verdachte meer had vergokt dan hem toekwam volgens de afspraak tussen de oplichters. De verdachte is met een geladen pistool naar de voorgenomen ontmoeting op het plein gegaan. Uit de beschreven gang van zaken leidt het hof af dat de verdachte met dat opzet naar de afspraak op het plein is gegaan en ook dat hij tijdens het wachten op een ogenblik van onoplettendheid van A., de vooropgezette bedoeling heeft gehad A. en G. te vermoorden en dus na kalm beraad en rustig overleg gericht op hen heeft geschoten. Levenslange gevangenisstraf.


Uitspraak

parketnummer 0975744101 datum uitspraak 1 juni 2004 tegenspraak GERECHTSHOF TE ‘S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te ‘s-Gravenhage van 19 maart 2003 in de strafzaak tegen de verdachte: B.C., geboren 1967, thans gedetineerd te ’s-Gravenhage. 1. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 2 december 2003, 16 december 2003 en 18 mei 2004. 2. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd. 3. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken ter zake van het hem onder 4 primair en 5 primair tenlastegelegde en ter zake van het hem onder 1, 2, 3 primair, 4 subsidiair, 5 subsidiair en 6 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren met aftrek van voorarrest. De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld. 4. Beoordeling van het vonnis Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. 5. Vrijspraak Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 primair en 5 primair is tenlastegelegd. De verdachte moet derhalve hiervan worden vrijgesproken. 6. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 primair, 4 subsidiair, 5 subsidiair en 6 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt. Hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. 7. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen. 8. Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde De verdachte had een geschil met de door hem op 19 november 2001 neergeschoten mannen over de verdeling van de opbrengst, ƒ 45.000, van een samen uitgevoerde oplichting, waarvan de verdachte meer had vergokt dan hem toekwam volgens de afspraak tussen de oplichters. Een getuige heeft dit van de verdachte, een andere getuige van een slachtoffer gehoord (zie blzz. 605 e.v. en 386 van het proces-verbaal van de politie). Op de ochtend voor de schietpartij hebben de beide anderen in een bespreking met de verdachte in een café aangedrongen op nakoming van de afspraak door de verdachte. Deze heeft later op die dag met hen een afspraak gemaakt voor die avond op een plein waarvan mocht worden verwacht dat het dan zou zijn verlaten op een novemberavond. Voor het maken van deze afspraak heeft hij geen reden gegeven. Niets wijst op een wijziging van omstandigheden die hem inmiddels in staat had gesteld alsnog de financiële afspraak na te komen. De verdachte is met een geladen pistool naar de voorgenomen ontmoeting op het plein gegaan. Een andere reden voor deze afspraak dan het voornemen de beide anderen uit de weg te ruimen, tenzij dezen zouden afzien van hun aanspraken op geld uit de oplichting, wat nauwelijks was te verwachten na het gesprek op die ochtend, ligt niet voor de hand. De latere slachtoffers hadden kennelijk niet zo'n voornemen, wat het hof ook afleidt uit het in de buurt rondwandelen van de door hen meegenomen broers AA zonder dat dezen scherp hebben gelet op het verloop van de bespreking op het plein. Dat de verdachte als eerste heeft geschoten betwist niemand. Er is niet de minste aanwijzing in het dossier te vinden dat hij toen zou zijn bedreigd, anders dan misschien met woorden. Integendeel, het eerste schot van de verdachte was gericht op A., naar het lijkt op diens rug. Dit wijst erop dat de verdachte de gelegenheid heeft afgewacht om A., die als vooraanstaand kickbokser een zeer goed reactievermogen moet hebben gehad, als eerste te doden, waarna hij vele schoten heeft afgevuurd op G., waarvan eenmaal met het wapen tegen diens lichaam en meermalen nadat G. was gevallen. Uit de beschreven gang van zaken leidt het hof af dat de verdachte met dat opzet naar de afspraak op het plein is gegaan en ook dat hij tijdens het wachten op een ogenblik van onoplettendheid van A., de vooropgezette bedoeling heeft gehad A. en G. te vermoorden en dus na kalm beraad en rustig overleg gericht op hen heeft geschoten. Geen van de getuigenverklaringen wijst op een ander verloop van de schietpartij; dat sommigen eerst twee schoten hoorden en kort daarna meer schoten, kan zijn veroorzaakt door een dubbeltelling van het eerste schot als gevolg van echo. Ook de lezing die door getuigen wordt toegeschreven aan de personen die de verdachte naar de afspraak op het plein hadden vergezeld en die op vrij grote afstand toekeken, wijkt niet af (blz. 617 van het proces-verbaal en de via rechtshulp uit Bulgarije ontvangen verklaring van S., omstreeks blz. 4). Het hof sluit niet uit dat na het neerschieten van A. en G. op de verdachte is geschoten door S. AA, maar in dat geval heeft deze uit noodweer gehandeld, zodat het schot van de verdachte op S. AA hoe dan ook wederrechtelijk is geweest. 9. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: 1 en 2: moord, meermalen gepleegd. 3 primair: poging tot doodslag. 4 subsidiair: poging tot zware mishandeling. 5 subsidiair: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. 6 mishandeling. 10. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 11. Strafmotivering De advocaat-generaal mr. Van der Horst heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 primair, 4 subsidiair, 5 subsidiair en 6 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig jaren met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Kort na zijn ontslag uit de gevangenis waar de verdachte een straf wegens twee pogingen tot doodslag had uitgezeten, heeft hij binnen 7 maanden tijd een serie geweldsmisdrijven gepleegd met een pistool en wel, in tijdsvolgorde: - Hij is een kennis, die een geschil had met een caféhouder gaan helpen door, na hem een klap te hebben gegeven, van heel dichtbij te schieten vlak langs het hoofd van de caféhouder, waarna de groep waartoe de kennis en de verdachte behoorden veel glaswerk in het café aan diggelen heeft geschoten. - Hij heeft met iemand aan wie hij al lang beloofd had geld terug te betalen een afspraak gemaakt, de ander uren laten wachten en hem toen in de enkel geschoten, waarna hij hem zei hem de volgende keer te zullen doodschieten. - Hij heeft twee mannen met wie hij een vermogensmisdrijf had gepleegd en die hun deel van de buit opeisten, naar een openbaar, maar toen vrijwel verlaten plein gelokt en heeft hen in koelen bloede doodgeschoten, waarna hij op een toesnellende, al dan niet gewapende, helper heeft geschoten zonder hem te raken en zijn vlucht heeft gedekt met nog een schot. Door deze moorden heeft de verdachte de slachtoffers hun meest wezenlijke bezit, hun leven, ontnomen en heeft hij hun nagelaten betrekkingen onnoemelijk leed berokkend. Met de andere misdrijven heeft hij anderen, ook omstanders, grote angst aangejaagd en de slachtoffers pijn bezorgd. In het Pieter Baan Centrum is de verdachte onderzocht. Volgens het daar opgemaakte rapport van H., psychiater, en A., psycholoog, van 7 mei 2004, lijdt de verdachte niet aan een geestelijke stoornis of aan actuele verslaving, behoort hij ten volle verantwoordelijk te worden gehouden voor zijn daden en is hij vroeger zorgzaam opgevoed. Volgens het rapport mist de verdachte het vermogen mee te voelen met anderen en heeft hij zelfzuchtige, antisociale trekken. Uit dat rapport leidt het hof af dat de verdachte, wellicht mede onder invloed van de gevolgen van veel gokken, anderen meer en meer is gaan zien als objecten, als struiken die hij kan kappen zodra hij vindt dat ze in de weg staan. Ter zitting in hoger beroep is niet gebleken dat de verdachte begrip heeft voor slachtoffers of voor hun naasten en is geen aanwijzing gebleken van een mogelijke ontwikkeling in zijn karakter die uitzicht biedt op een verkleining, vroeger of later, van de kans op herhaling van feiten als deze. Het hof acht deze kans zeer groot, gelet op het veelvuldige gebruik van een vuurwapen door de verdachte en op grond van zijn karakter. In de gegeven omstandigheden staat het hof voor de vraag of het verantwoord zou zijn de verdachte, na afloop van een straf zoals door de rechtbank opgelegd en door de advocaat-generaal geëist, over ruim twaalf jaar vrij te laten. Anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal acht het hof dit niet verantwoord. Omdat dan in de gegeven omstandigheden de geldende wet geen andere verantwoorde beslissing toelaat dan een levenslange gevangenisstraf, is het hof eenparig van oordeel dat deze straf, die zwaarder is dan in hoger beroep geëist, moet worden opgelegd. 12. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57, 285, 287, 289, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht. 13. Beslissing Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het hem onder 4 primair en 5 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat de verdachte het hem onder 1, 2, 3, 4 subsidiair, 5 subsidiair en 6 tenlastegelegde zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde. Veroordeelt de verdachte tot een LEVENSLANGE gevangenisstraf. Dit arrest is gewezen door mrs. Koning, Van Rijnberk en Mos-Verstraten, in bijzijn van de griffier mr. Bromet. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 1 juni 2004.