Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AP0994

Datum uitspraak2004-06-01
Datum gepubliceerd2004-06-07
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/587 NABW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afwijzing van het verzoek om bijzondere bijstand in tandartskosten.


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 02/587 NABW U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellante], wonende te [woonplaats], appellante, en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Namens appellante heeft mr. D.H. Sloof, advocaat te Almere, op bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 18 december 2001, reg.nr. 01/224 NABW, waarnaar hierbij wordt verwezen. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is behandeld ter zitting van 20 april 2004, waar voor appellante is verschenen mr. Sloof, en waar gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. P.C. Versneij, werkzaam bij de gemeente Almere. II. MOTIVERING Aan de gedingstukken en het verhandelde ter zitting ontleent de Raad de volgende feiten en omstandigheden. Op 24 oktober 2000 heeft appellante zich tot gedaagde gewend met het verzoek om in aanmerking te worden gebracht voor bijzondere bijstand in tandartskosten, meer in bijzonder de kosten van twee etsbruggen. Bij besluit van 20 november 2000, in bezwaar gehandhaafd bij besluit van 25 januari 2001, heeft gedaagde deze aanvraag afgewezen. Gedaagde heeft, na daarover medisch advies bij de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Flevoland te hebben ingewonnen, geoordeeld dat niet is gebleken dat het gaat om uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten in de zin van artikel 39 van de Algemene bijstandswet (Abw). Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank - met een bepaling omtrent het griffierecht - het tegen het besluit van 25 januari 2001 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Hieraan is ten grondslag gelegd dat gedaagde artikel 17 van de Abw aan de weigering ten grondslag had moeten leggen. Namens appellante is tegen de aangevallen uitspraak hoger beroep ingesteld voorzover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. In hoofdzaak is daartoe aangevoerd dat uit de verklaringen van tandarts J. te Velde van 28 november 2000 en 23 februari 2001 blijkt dat er dringende redenen aanwezig zijn om tot verlening van de gevraagde bijstand over te gaan. De Raad overweegt als volgt. Zoals de Raad reeds vaker heeft overwogen is de Ziekenfondswet voor de kosten van tandheelkundige hulp als een aan de Abw voorliggende, toereikende en passende voorziening aan te merken, gelet op aanspraken op tandheelkundige hulp voor verzekerden als appellante omschreven in de Regeling tandheelkundige hulp ziekenfondsverzekering. Dit brengt mee dat artikel 17, eerste lid, van de Abw in beginsel aan toekenning van bijzondere bijstand in bedoelde kosten in de weg staat. Het derde lid van artikel 17 van de Abw biedt de mogelijkheid om in afwijking van de voorgaande leden, in bedoelde kosten bijstand te verlenen indien en zolang, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen aanwezig zijn. Blijkens de Memorie van Toelichting dient daarbij gedacht te worden aan noodsituaties. De hiervoor vermelde overgelegde verklaringen van de behandelend tandarts van appellante bieden de Raad geen enkel aanknopingspunt om te oordelen dat in het geval van appellante van een noodsituatie in de zin van het derde lid van artikel 17 van de Abw sprake was. Dat betekent dat gedaagde niet de bevoegdheid toekwam om appellante bijzondere bijstand toe te kennen voor de hier besproken kosten. Uit het voorgaande vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad ten slotte geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak voorzover aangevochten. Aldus gewezen door mr. Th.C. van Sloten, in tegenwoordigheid van mr. P.E. Broekman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 1 juni 2004. (get.) Th.C. van Sloten. (get.) P.E. Broekman MvK06054