Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AP0999

Datum uitspraak2004-06-01
Datum gepubliceerd2004-06-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 03/1531 BESLU
Statusgepubliceerd


Indicatie

(...) Bij brief van 2 augustus 2001 (kenmerk: 640100076/08) heeft de hoofdinspecteur bij de arbeidsinspectie, regio Noord, de directie van het COA op de hoogte gesteld van het feit dat de bedrijven PreNed en VNV ook zelf verantwoordelijk zijn voor de arbeidsomstandigheden van hun personeel en dat is besloten als ongevallenmaatregel ter voorkoming van herhaling van incidenten in de asielzoekerscentra (hierna: AZC's) Hooghalen en Marum aan deze beveiligingsbedrijven dezelfde eis te stellen als eerder bij besluit van 27 juli 2001 gesteld aan het COA. (...)


Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage sector bestuursrecht tweede afdeling, meervoudige kamer Reg. nr. AWB 03/1531 BESLU UITSPRAAK als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) Uitspraak in het geding tussen het bestuur van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA), gevestigd te Rijswijk, eiser, en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder. Ontstaan en loop van het geding Bij besluit van 25 juli 2001 (kenmerk 610100190/1) heeft verweerder aan PreNed/Facilicom (hierna: PreNed) een eis gesteld met betrekking tot bedrijfshulpverlening (BHV) en Agressie en Geweld betreffende het AZC Hooghalen (hierna: besluit 1). Bij besluit van 25 juli 2001 (kenmerk 610100060/01) heeft verweerder aan VNV Beveiliging B.V. (hierna: VNV) een eis gesteld met betrekking tot BHV en Agressie en Geweld betreffende het AZC Marum (hierna: besluit 2). Bij brief van 2 augustus 2001 (kenmerk: 640100076/08) heeft de hoofdinspecteur bij de arbeidsinspectie, regio Noord, de directie van het COA op de hoogte gesteld van het feit dat de bedrijven PreNed en VNV ook zelf verantwoordelijk zijn voor de arbeidsomstandigheden van hun personeel en dat is besloten als ongevallenmaatregel ter voorkoming van herhaling van incidenten in de asielzoekerscentra (hierna: AZC's) Hooghalen en Marum aan deze beveiligingsbedrijven dezelfde eis te stellen als eerder bij besluit van 27 juli 2001 gesteld aan het COA. Tegen deze besluiten en de brief van 2 augustus 2001 heeft eiser bij brief van 5 september 2001, aangevuld bij schrijven van 21 mei 2002, bij verweerder bezwaar gemaakt. Eiser is op 13 januari 2003 over zijn bezwaren gehoord door de Commissie voor advies inzake bezwaar en beroep Arbeidsomstandigheden (hierna: de Commissie). Bij brief van 29 januari 2003 heeft de Commissie advies uitgebracht aan verweerder. Bij besluit van 26 februari 2003, kenmerk AI/CK/JZ/2003/16951, (hierna: het bestreden besluit), verzonden op gelijke datum, heeft verweerder, overeenkomstig het advies van de Commissie, de bezwaren van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 8 april 2003, ingekomen bij de rechtbank per fax op dezelfde datum, beroep ingesteld. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en tevens bij brief van 1 juli 2003 een verweerschrift ingediend. De zaak is op 22 april 2004 ter zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn advocaat mr. S.M. van Velsen, vergezeld van N. Albayrak, lid van de hoofddirectie van het COA en mr. A. Tardjopawiro. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. N.H. Veendam, drs. H. Bor, bedrijfstakdirecteur publieke diensten van de Arbeidsinspectie en ing. A. Bos, inspecteur van de Arbeidsinspectie. Motivering In geschil is of verweerder op juiste gronden de bezwaren van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser heeft gesteld dat zijn bezwaren tegen de besluiten 1 en 2 ten onrechte door verweerder niet-ontvankelijk zijn verklaard. Tegen het niet-ontvankelijk verklaren van de bezwaren tegen de brief van 2 augustus 2001 heeft eiser geen beroepsgronden aangevoerd. Eiser voert in het beroepschrift aan dat de eis tegen PreNed weliswaar bij besluit van 31 augustus 2001 is ingetrokken, maar dat hij zich toch op principiële gronden tegen de niet-ontvankelijkverklaring wenst te verzetten. Eiser voert daartoe aan dat het wat hem betreft van tweeën één is: ofwel hij is werkgever in de zin van de Arbowet (en PreNed en VNV niet) en dus belanghebbende bij de besluiten gericht aan PreNed en VNV, ofwel hij is geen werkgever en in dat geval ook terecht geen belanghebbende bij de besluiten. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eisers belang niet rechtstreeks bij de besluiten 1 en 2 is betrokken, omdat de eisen die opgelegd zijn aan PreNed en VNV slechts rechtstreeks gevolgen hebben voor deze beveiligingsbedrijven die zelf bezwaren tegen de bedoelde besluiten hebben ingediend, en niet voor eiser. Verweerder stelt dat eiser niet contractueel gebonden is aan de verplichting die aan de beveiligingsbedrijven is opgelegd om de bezetting uit te breiden naar 2 personen. De beveiligingsbedrijven kunnen slechts pogen om de overeenkomst met het COA aan te passen. Met betrekking tot de niet-ontvankelijk verklaring van de bezwaren van eiser tegen besluit 1 overweegt de rechtbank dat eiser wegens het ontbreken van (proces)belang in zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu eiser zelf heeft gesteld dat de eis tegen PreNed is ingetrokken. Het is vaste rechtspraak dat de bestuursrechter alleen dan tot het beantwoorden van rechtsvragen is geroepen indien er sprake is van een geschil met betrekking tot een besluit van een bestuursorgaan. Van de bestuursrechter kan geen uitspraak worden gevraagd uitsluitend met het oog op het verkrijgen van een principiële uitspraak. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder op juiste gronden eisers bezwaren tegen besluit 2 niet-ontvankelijk heeft verklaard, nu het besluit is gericht tot VNV en eisers belang slechts indirect, namelijk via zijn contractuele verhouding met VNV, bij besluit 2 is betrokken. De rechtbank zal daarom het beroep tegen het bestreden besluit voor zover dat VNV betreft ongegrond verklaren. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten is de rechtbank niet gebleken. Beslissing De Rechtbank 's-Gravenhage, RECHT DOENDE: Verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van eisers bezwaren tegen het besluit van 25 juli 2001 (kenmerk 610100190/1). Verklaart het beroep voor het overige ongegrond. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Aldus gegeven door mrs. C.I. Blok-Bitter, A.A.M. Mollee en W.E. Doolaard en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2004, in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.A. Leijten. Voor eensluidend afschrift, de griffier van de Rechtbank 's-Gravenhage,