Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AP1413

Datum uitspraak2004-04-28
Datum gepubliceerd2004-06-11
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zwolle
ZaaknummersFT-RK 04.859
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verzet tegen uitgesproken faillissement. Curator verzoekt vernietiging van het faillissement en veroordeling van de aanvrager van het faillissement in de kosten ervan, aangezien gefailleerde binnen drie jaar voorafgaande aan de aanvraag van het faillissement nog in staat van faillissement verkeerde en de boedel niet toereikend is om de faillissementskosten te kunnen dragen. Gefailleerde heeft faillissementsaanvraag niet (op deze gronden) bestreden. Rechtbank: curator is belanghebbende en kan dus verzet tegen faillietverklaring instellen. Van aanvrager van het faillissement kan niet worden gevergd te onderzoeken of gefailleerde in een periode van drie jaar voorafgaande aan de indiening van de faillissementsaanvraag failliet is geweest. Dat brengt mee dat de kosten van het faillissement voor rekening komen van de gefailleerde.


Uitspraak

Rechtbank Zwolle, enkelvoudige civiele kamer VONNIS OP VERZET TOT FAILLIETVERKLARING Faillissementsnummer: F. 04.174 Verzetrekestnummer : FT-RK 04.859 mr. J.G. Teggelove, curator in het faillissement van [gefailleerde], geboren op [datum] 1977 te [plaats], woonadres: [adres] aldaar voorheen handelend onder de naam [handelsnaam] -OPH. 08-12-2003-, ingeschreven bij de Kamer van Koophandel te Zwolle onder nummer [nummer], opposant, procureur mr. D. Meulenberg, strekkende tot vernietiging van het, op verzoek van de stichting, Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken, gevestigd te Rijswijk, de stichting, Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor het Metaalbewerkingsbedrijf, gevestigd te Rijswijk, de stichting, Stichting Sociaal Fonds voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken v/h Stichting Sociaal Fonds voor de Metaalnijverheid, gevestigd te Rijswijk, de naamloze vennootschap, N.V. Schadeverzekering Metaal en Technische bedrijfstakken v/h N.V. Schadeverzekering, Metaalnijverheid, gevestigd te Rijswijk, geopposeerden, procureur mr. C. Borstlap, door deze rechtbank op 28 april 2004 tegen [gefailleerde] uitgesproken faillissementsvonnis. PROCESGANG Het verzoekschrift is per fax ter griffie van de rechtbank ingekomen op 6 mei 2004. Op 10 mei 2004 is de dag van behandeling bepaald op 12 mei 2004 te 10.45 uur. Op 11 mei hebben geopposeerden een verweerschrift ingediend. Op 12 mei 2004 heeft de behandeling van voormeld verzoek plaatsgevonden in de raadkamer van deze rechtbank. Verschenen zijn: opposant mr. J.G. Teggelove als curator van [gefailleerde] en namens geopposeerden is verschenen mr. P.D. van Gaalen in plaats van mr. C. Borstlap voornoemd. [gefailleerde] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. MOTIVERING De curator is op grond van artikel 10 van de Faillissementswet (Fw) tegen bovengenoemd faillissement in verzet gekomen vanwege het feit dat de gefailleerde (verder te noemen: [gefailleerde]) reeds eerder bij vonnis van deze rechtbank van 20 december 2000 in staat van faillissement is verklaard en dit faillissement toen bij beschikking van 30 januari 2002 is opgeheven wegens gebrek aan baten. De curator heeft aangevoerd dat geopposeerden (verder te noemen: stichting Bedrijfspensioenfonds c.s.) op grond van artikel 18 tweede volzin Fw bij hun aanvraag tot faillietverklaring hadden moeten aantonen, dat er voldoende baten aanwezig zouden zijn om de kosten van het faillissement te bestrijden, hetgeen zij hebben nagelaten. Stichting Bedrijfspensioenfonds c.s. hebben daartegen ingebracht: a) dat de curator geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 10 Fw en derhalve niet ontvankelijk; b) dat het financieel belang van de curator geen deugdelijke grond vormt om in verzet te gaan; en c) dat het onredelijk is om, in geval van vernietiging van het faillissement, Stichting Bedrijfspensioenfonds c.s. in de kosten te verwijzen. De rechtbank acht de curator ontvankelijk in het verzet. Het begrip "belanghebbende" in artikel 10 Fw is niet nader omschreven. De rechtbank vat dit begrip ruim op en schaart daaronder ieder die een gerechtvaardigd, door de faillissementswetgeving bestreken belang heeft bij het al dan niet voortbestaan van het faillissement. Niet valt in te zien waarom - zoals Stichting Bedrijfspensioenfonds c.s. heeft bepleit - het begrip belanghebbende beperkt zou moeten worden tot degenen die tot de gefailleerde in enige rechtsbetrekking staan. De curator heeft een belang, omdat zijn salaris tot de faillissementskosten behoort en deze uit de boedel dienen te worden voldaan. Artikel 18 Fw, tweede volzin, strekt ertoe de situatie te voorkomen waarin de faillissementskosten niet uit de boedel kunnen worden voldaan. De rechtbank acht het gerechtvaardigd dat de curator via de weg van artikel 10 Fw voor dat belang opkomt. Het verzoekschrift is voorts tijdig ingediend. Vast staat dat [gefailleerde] eerder in staat van faillissement heeft verkeerd en dat dit faillissement op 30 januari 2002 - derhalve korter dan de in artikel 18 Fw genoemde drie jaren geleden - is opgeheven wegens gebrek aan baten. Vast staat eveneens dat Stichting Bedrijfspensioenfonds c.s. bij de onderhavige aanvraag tot faillietverklaring van [gefailleerde], in strijd met meergenoemd artikel 18 Fw, niet heeft aangetoond dat er voldoende baten aanwezig zijn om de kosten van het faillissement te bestrijden. Tijdens de behandeling hebben Stichting Bedrijfspensioenfonds c.s. aangegeven dat ook niet alsnog aan te kunnen tonen. De curator heeft verklaard dat er in de boedel geen actief is om de kosten van het faillissement uit te kunnen betalen. Nu de aanvraag van Stichtings Bedrijfspensioenfonds c.s. aldus - naar thans is komen vast te staan - niet aan de wettelijke vereisten heeft voldaan, dient het faillissement van [gefailleerde] - mede gelet op de strekking van artikel 18 Fw - te worden vernietigd. Ingevolge artikel 15 lid 3 Fw dient de rechter die de vernietiging van een vonnis van faillietverklaring uitspreekt het bedrag van de faillissementskosten vast te stellen en ten laste te brengen van degene die de faillietverklaring heeft aangevraagd, van de schuldenaar, of van beide in een nader te bepalen verhouding. Stichting Bedrijfspensioenfonds c.s. hebben aangevoerd het onredelijke te achten om in de kosten van de procedure te worden veroordeeld, omdat zij geen kennis hebben gedragen van het eerdere faillissement. De rechtbank acht in dit kader de vraag relevant of het van Stichting Bedrijfspensioenfonds c.s. gevergd had kunnen worden om voorafgaande aan de indiening van de faillissementsaanvraag te onderzoeken of de schuldenaar binnen een tijdsbestek van drie jaren eerder failliet is geweest. Een dergelijk onderzoek zou in beginsel kunnen inhouden dat de aanvrager in meerdere arrondissementen het insolventieregister moet raadplegen. Dit kan in redelijkheid niet van een aanvrager worden gevergd. Krachtens de Faillissementswet dienen de faillissementskosten te worden voldaan uit het (failliete) vermogen van de schuldenaar. Het had in dit geval dan ook op de weg van [gefailleerde] gelegen om op grond van artikel 18 Fw, tweede volzin, verweer te voeren. Op grond van deze afweging zal de rechtbank dan ook de kosten van dit faillissement ten laste brengen van [gefailleerde]. Het salaris van de curator en diens verschotten worden vastgesteld op het navolgende bedrag. BESLISSING De rechtbank: - verklaart het verzet gegrond; - vernietigt het door deze rechtbank op 28 april 2004 gewezen faillissementsvonnis van [gefailleerde], voornoemd; - bepaalt het salaris en de verschotten van de curator op respectievelijk EURO 1.827,84 exclusief BTW (zijnde EURO 2.175,13 inclusief BTW) en EURO 702,93 exclusief BTW (zijnde EURO 788,62 inclusief BTW) en de kosten van de verzetprocedure van opposante op EURO 985,00 exclusief BTW; - bepaalt dat het salaris en de verschotten van de curator en de kosten van de verzetprocedure ten laste komen van bovengenoemde [gefailleerde] en beveelt ten behoeve van de curator de tenuitvoerlegging jegens deze [gefailleerde] voor wat betreft de veroordeling van haar in deze kosten; Aldus gewezen door mr. F. Koster, en in het openbaar uitgesproken op 28 april 2004 in tegenwoordigheid van E.K. Veld als griffier. Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen.