Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AP3289

Datum uitspraak2004-06-07
Datum gepubliceerd2004-06-28
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers03/00225
Statusgepubliceerd


Indicatie

Naheffingsaanslag parkeerbelasting Het systeem van de Gemeentewet gaat kennelijk ervan uit dat kosten alleen dan in rekening kunnen worden gebracht indien belasting kan worden nageheven en ter zake daarvan ook een naheffingsaanslag wordt opgelegd. Nu in het onderhavige geval op grond van het gevoerde beleid geen belasting kon worden nageheven, en het naheffen van belasting ook daadwerkelijk achterwege is gelaten, kan naar het oordeel van het Hof van het opleggen van een naheffingsaanslag geen sprake zijn. Mitsdien kunnen evenmin ter zake daarvan kosten in rekening worden gebracht. Het gelijk is derhalve aan belanghebbende.


Uitspraak

Gerechtshof Arnhem tweede meervoudige belastingkamer nummer 03/00225 (parkeerbelasting) U i t s p r a a k op het beroep van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Raalte (hierna: de Ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aan hem opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting. 1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof 1.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 26 november 2002 een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 37,50 opgelegd. Het verschuldigde bedrag bestaat uitsluitend uit een bedrag aan kosten van € 37,50. Een bedrag aan parkeerbelasting is niet in rekening gebracht. 1.2. Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslag bezwaar gemaakt. De Ambtenaar heeft de aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd. 1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. 1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 28 april 2004 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [de Ambtenaar]. 1.5. Zonder bezwaar van de wederpartij heeft de Ambtenaar ter zitting kopieën overgelegd van een folder die ten tijde van de invoering van betaald parkeren in 2002 in de gemeente Raalte is verspreid. 2. Feiten Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast. 2.1. Belanghebbende heeft op dinsdagavond 26 november 2002, na 19.00 uur, een personenauto merk Mercedes-Benz, voorzien van kenteken [00-AA-BB], geparkeerd aan de Nieuwe Markt te Raalte. 2.2. Ingevolge de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2002 van de gemeente Raalte (hierna: de Verordening), zoals deze ten tijde van het onder 2.1. bedoelde parkeren luidde, is voor het parkeren op door burgemeester en wethouder aan te wijzen plaatsen een bedrag aan parkeerbelasting verschuldigd van € 0,60 per uur, met een maximum van € 3,00 per dag. Met gebruikmaking van een zogeheten real-time parkeerkaart - een speciale, onder meer bij de gemeente verkrijgbare, chip-knip – is het eerste uur parkeren gratis en bedraagt de parkeerbelasting vanaf het tweede uur € 0,60, met een maximum van € 2,40 per dag. 2.3. De Nieuwe Markt is door burgemeester en wethouders aangewezen als plaats waar tegen betaling mag worden geparkeerd. Ten tijde van het in 2.1. genoemde parkeren was van maandag tot en met vrijdag parkeerbelasting verschuldigd van 9.00 tot 20.00 uur. 2.4. De naheffingsaanslag is om 19.21 uur opgelegd, toen bij controle aan het motorvoertuig bleek dat er geen parkeerbelasting was voldaan. 3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen 3.1. Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag in stand kan blijven, nu deze uitsluitend bestaat uit een bedrag aan kosten. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Ambtenaar beantwoordt haar bevestigend. 3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting geen nieuwe argumenten of verweren toegevoegd. 3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en van de naheffingsaanslag. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak. 4. Beoordeling van het geschil 4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat op 26 november 2002 voor parkeren aan de Nieuwe Markt op werkdagen van 9.00 tot 20.00 uur parkeerbelasting was verschuldigd. Evenmin is in geschil dat belanghebbende zijn auto aan de Nieuwe Markt heeft geparkeerd op een werkdag op een tijdstip dat viel binnen de genoemde tijdsduur. 4.2. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat hij in het bezit was van een real-time parkeerkaart, maar dat hij daarvan in het onderhavige geval geen gebruik heeft kunnen maken omdat hij deze parkeerkaart ten tijde van het parkeren niet bij zich had. 4.3. Tussen partijen is ook niet in geschil dat volgens de Verordening € 0,60 parkeerbelasting per uur verschuldigd was, zulks, nu geen gebruik werd gemaakt van een real-time parkeerkaart, vanaf de aanvang van het parkeren en niet eerst vanaf het tweede uur. 4.4. Belanghebbende voert evenwel aan dat volgens destijds geldend gemeentelijk beleid in 2002, de over het eerste uur volgens de Verordening verschuldigde parkeerbelasting welke niet op aangifte was voldaan niet werd nageheven. Mede gezien het tijdstip waarop het parkeren in het onderhavige geval aanving, in verband waarmee ten hoogste voor een uur parkeerbelasting verschuldigd zou zijn, had hij besloten geen parkeerbelasting te voldoen. 4.5. De Ambtenaar heeft ter zitting verklaard dat het gemeentelijke beleid destijds, in overeenstemming met het betoog van belanghebbende, inderdaad inhield dat de over het eerste uur verschuldigde parkeerbelasting niet werd nageheven, doch dat met behulp van een naheffingsaanslag parkeerbelasting uitsluitend kosten in rekening werden gebracht. 4.6. Indien belasting die op aangifte behoort te worden voldaan, niet is betaald, kan de Ambtenaar, op grond van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR), de te weinig geheven belasting naheffen. 4.7. Nu de Ambtenaar op grond van het door hem gevoerde beleid in de in 4.5. bedoelde gevallen geen parkeerbelasting nahief en niet in geschil is dat in het onderhavige geval van een dergelijke situatie sprake is geweest, kon de door belanghebbende niet betaalde parkeerbelasting niet met toepassing van artikel 20 van de AWR worden nageheven. De Ambtenaar heeft ter zitting nadrukkelijk verklaard dat in het onderhavige geval naheffing van parkeerbelasting op die grond ook achterwege is gebleven. 4.8. Blijkens artikel 234 van de Gemeentewet worden ter zake van het opleggen van een naheffingsaanslag parkeerbelasting kosten in rekening gebracht. Deze kosten maken onderdeel uit van de naheffingsaanslag en worden afzonderlijk op het aanslagbiljet vermeld. 4.9. Het systeem van de Gemeentewet gaat kennelijk ervan uit dat kosten alleen dan in rekening kunnen worden gebracht indien belasting kan worden nageheven en ter zake daarvan ook een naheffingsaanslag wordt opgelegd. Nu in het onderhavige geval op grond van het gevoerde beleid geen belasting kon worden nageheven, en het naheffen van belasting ook daadwerkelijk achterwege is gelaten, kan naar het oordeel van het Hof van het opleggen van een naheffingsaanslag geen sprake zijn. Mitsdien kunnen evenmin ter zake daarvan kosten in rekening worden gebracht. 4.10. Het gelijk is derhalve aan belanghebbende. 5. Proceskosten Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 85,00. 6. Beslissing Het Gerechtshof: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de bestreden uitspraak; - vernietigt de naheffingsaanslag; - gelast dat de gemeente Raalte aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 29,00; - veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 85,00 en wijst de gemeente Raalte aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden. Aldus gedaan te Arnhem op 7 juni 2004 door mr. J.A. Monsma, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. M.C.M. de Kroon, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier. (W.J.N.M. Snoijink) (J.A. Monsma) De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 7 juni 2004 Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief). 2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: – de naam en het adres van de indiener; – de dagtekening; – de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; – de gronden van het beroep in cassatie. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.