Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AP4401

Datum uitspraak2004-06-24
Datum gepubliceerd2004-06-25
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers11/005646-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Turkse “eerwraak”-zaak; 1. geen medeplegen; 2. vrijheidsberoving niet bewezen. Ad 1. van ‘medeplegen’ van de door de echtgenoot van zijn kleindochter [B] gepleegde poging moord is geen sprake. Tijdens familieberaden is weliswaar op initiatief van de verdachte besloten dat zijn kleindochter [A] en haar (getrouwde) vriend moesten worden gedood, maar een bewuste, nauwe en volledige samenwerking tussen de verdachte en de schutter ontbreekt. Ad 2. deelneming aan het van de vrijheid beroven en beroofd houden van zijn kleindochter [A] kan niet worden bewezen. Vrijspraak van alle feiten.


Uitspraak

RECHTBANK DORDRECHT MEERVOUDIGE STRAFKAMER Tegenspraak Parketnummer: 11/005646-03 Zittingsdatum : 10 juni 2004 Uitspraak : 24 juni 2004 STRAFVONNIS De rechtbank Dordrecht heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting vonnis gewezen in de zaak tegen: [verdachte] geboren op [datum] te [plaats] (Turkije) wonende te [woonplaats] thans verblijvende in de P.I. Rijnmond, Huis van Bewaring De Schie, te Rotterdam. De rechtbank heeft de processtukken gezien en kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht. 1. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat 1. hij in de periode van 30 november 2003 tot en met 3 december 2003 te Alblasserdam en/of Dordrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer A] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een pistool, althans een vuurwapen (vanaf korte afstand) op het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [A] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; SUBSIDIAIR: voorzover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: [dader], in de periode van 30 november 2003 tot en met 3 december 2003 te Alblasserdam en/of Dordrecht, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door die [dader] en/of een of meer ander(en) voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [A] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een pistool, althans een vuurwapen (vanaf korte afstand) op het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [A] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welk feit hij, verdachte, op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 november 2003 tot en met 3 december 2003 te Alblasserdam, en/of Dordrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans hij, verdachte, alleen, door giften, beloften of door het verschaffen van gelegenheid, middelen en/of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt; 2. hij in de periode van 30 november 2003 tot en met 1 december 2003 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer B] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet - de mobiele telefoon van die [B] afgepakt en/of - die [B] meermalen, althans eenmaal, vastgenomen en/of vastgehouden en/of tegen het hoofd en/of het lichaam geslagen en/of gestompt en/of met haar hoofd tegen de grond is geslagen en/of - die [B] gebracht naar de woning, althans het pand, gelegen aan de [straat] (de woning van de oma van die [B]) en/of - die [B] gebracht naar de woning, althans het pand, gelegen aan de [weg] en/of - een of meer deur(en) van die woning op slot had gedaan en/of - een of meer (huis)sleutel(s) van die [B] hebben ingenomen en/of - in de woning bij die [B] aanwezig gebleven (teneinde te beletten en/of te belemmeren dat die [B] die woning zou verlaten) en/of - die [B] (ook na een verzoek van haar daartoe) geweigerd om de woning te verlaten. 2. De voorvragen 2.1 De geldigheid van de dagvaarding Aan de verdachte is onder 1. subsidiair tenlastegelegd dat hij ? kort samengevat ? het onder 1. primair tenlastegelegde opzettelijk heeft uitgelokt. De term "opzettelijke uitlokking" komt uitsluitend kwalificatieve betekenis toe en moet daarom feitelijk worden uitgewerkt. Die uitwerking moet in elk geval inhouden de uitlokkingshandelingen die verdachte zou hebben verricht. Het tenlastegelegde ontbeert een dergelijke uitwerking. Dat leidt tot de vaststelling dat de dagvaarding in zoverre niet voldoet aan de eisen zoals die in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering aan een rechtsgeldige dagvaarding worden gesteld. De dagvaarding zal daarom, voor zover het betreft het subsidiair tenlastegelegde, nietig worden verklaard. 2.2 De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen. 2.3 De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken, die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. 2.4 De schorsing van de vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing van de vervolging gebleken. 3. Het onderzoek ter terechtzitting 3.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft – het ten laste gelegde onder 1. (medeplegen poging moord) en 2. bewezen achtend ? gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren. 3.2 De verdediging De verdediging heeft naast een bewijsverweer ook een strafmaatverweer gevoerd. 4. De bewijsbeslissingen 4.1 De vrijspraak Op woensdag 3 december 2003 heeft [dader] geschoten op [A]. Aan de verdachte is onder 1. primair ? kort samengevat ? ten laste gelegd dat hij deze poging tot opzettelijke levensberoving, al dan niet met voorbedachten rade, heeft medegepleegd. Dat feit kan echter niet bewezen worden verklaard nu het daartoe vereiste wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Daartoe wordt het volgende overwogen. Uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting kan een sterke mate van betrokkenheid van verdachte bij het door [dader] gepleegde misdrijf worden vastgesteld. Op zondagmiddag 30 november 2003 heeft [B] haar relatie met [A] bekend aan [dader]. Deze relatie was voor de familie van de verdachte onacceptabel omdat [B] reeds was verloofd met een in Turkije wonende man en omdat [A] zelf ook al getrouwd was. Een en ander heeft geleid tot een familieberaad dat nog diezelfde avond heeft plaatsgevonden. Tijdens dat beraad waren naast verdachte ook aanwezig: [vader van B], [oma van B] en [dader] (zwager van B) en [tante] (tante van B). Toen is op initiatief van de verdachte de wens uitgesproken dat zowel [A] als [B] vanwege hun relatie moesten worden gedood. Zo heeft hij de vraag gesteld: "wie kan een mens doodschieten?". Op aandringen van verdachte en met instemming van alle aanwezigen heeft [dader] die "taak" op zich genomen. [Dader] gaf aan binnen een week aan een vuurwapen te kunnen komen. Op dinsdagavond 2 december 2003 heeft [dader] het door hem aangeschafte wapen getoond aan de verdachte. Tijdens een laatste familieberaad op woensdag 3 december 2003 heeft de verdachte tegen [dader] gezegd: "Of ik doe het of jij doet het, want die anderen zijn lafaards" en "Als jij de gevangenis ingaat, dan zorg ik voor je kinderen". Vlak voordat [dader] vertrok wenste verdachte hem succes en gaf hem kussen en schouderkloppen. Kort daarna schiet [dader] met het eerdergenoemd vuurwapen op [A]. Uit het bovenstaande blijkt dat verdachte nauw betrokken is geweest bij het voorbereiden van het uiteindelijk door [dader] gepleegde misdrijf. Vastgesteld kan worden dat de verdachte de initiator is geweest van het plan om [A] van het leven te beroven. Verdachte heeft [dader] in dat besluit vervolgens meermalen aangemoedigd. Deze betrokkenheid kan echter niet worden gekwalificeerd als "medeplegen" in de zin van artikel 47, eerste lid, onder 1o van het Wetboek van Strafrecht. De daartoe vereiste bewuste, nauwe en volledige samenwerking tussen verdachte en [dader] bij de verwezenlijking van het te plegen delict ontbreekt. Niet is gebleken van enige betrokkenheid van de verdachte bij de aanschaf van het vuurwapen. Evenmin is gebleken dat de verdachte enige sturende danwel leidende rol heeft gehad bij de feitelijke uitvoeringshandelingen zoals bijvoorbeeld de modus operandi, het tijdstip en de locatie. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken van hetgeen onder 1. primair ten laste is gelegd. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het zeer aannemelijk is dat verdachte (als familieoudste) door middel van misbruik van zijn gezag [dader] heeft uitgelokt tot het beschieten van [A]. De uitlokking is (overigens zonder het bestanddeel "misbruik van gezag") weliswaar onder 1. subsidiair tenlastegelegd maar dat kan niet leiden tot een bewezenverklaring. De dagvaarding is namelijk, voor zover betrekking hebbende op dat feit, nietig verklaard. Verwezen wordt naar hetgeen daaromtrent onder 2.1. is overwogen. Er blijkt in het geheel niet van enige betrokkenheid van de verdachte bij het van de vrijheid beroven en beroofd houden van [B] op de [weg] te Dordrecht. De officier van justitie heeft overigens in haar requisitoir - ten aanzien van feit 2 - opgemerkt dat zij komt tot een bewezenverklaring van de vrijheidsberoving en wel op de locatie [straat], de woning van de grootouders. Met betrekking tot de uit het dossier naar voren komende feitelijkheden met betrekking tot de [straat] moet worden vastgesteld dat deze niet vallen binnen de termen van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte zal daarom van het onder 2. tenlastegelegde geheel worden vrijgesproken. 5. De beslissing De rechtbank verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit; verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij; heft op het bevel voorlopige hechtenis met onmiddellijke ingang. Dit vonnis is gewezen door: mr. E.C. Koekman, voorzitter, en mr. F.W. van Lottum, mr. M.J.A. Plaisier, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 juni 2004. Mr. E.M. Mulder is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.