Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AP7758

Datum uitspraak2004-06-29
Datum gepubliceerd2004-07-06
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/1985
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bijzondere bijstand; dieetkosten; onzorgvuldig genomen besluit; onderzoeksplicht.


Uitspraak

02/1985 NABW U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellante], wonende te [woonplaats], appellante, en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Gravenhage, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Met ingang van 1 januari 2004 heeft gedaagde het besluit tot delegatie van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten op bezwaar aan de Commissie Sociale Zekerheid ingetrokken. Thans berust die bevoegdheid weer bij het College. In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan de Commissie Sociale Zekerheid. Namens appellante heeft mr. W.G.H. van de Wetering, advocaat te Rijswijk, op bij aanvullend beroepschrift aangegeven gronden hoger beroep ingesteld tegen de door de rechtbank 's-Gravenhage op 12 februari 2002 tussen partijen gewezen uitspraak, reg.nr. 01/951 ABW, waarnaar hierbij wordt verwezen. Het geding is behandeld ter zitting van 18 mei 2004, waar appellante en haar gemachtigde zijn verschenen en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. N. Maas, werkzaam bij de gemeente 's-Gravenhage. II. MOTIVERING De Raad gaat bij zijn oordeelsvorming uit van de volgende feiten en omstandigheden. Bij besluit van 9 augustus 1999 is aan appellante bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 39 van de Algemene bijstandswet (Abw) toegekend voor de meerkosten van het door appellante gevolgde dieet gedurende de periode van 1 september 1999 tot en met 31 augustus 2000 tot een bedrag van f 435,-- per maand. Bij besluit van 12 januari 2001 heeft gedaagde het tegen dit besluit gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Namens appellante is tegen dit besluit beroep ingesteld. Tijdens de procedure bij de rechtbank heeft gedaagde bij besluit van 2 januari 2002 besloten tot correctie van het besluit van 9 augustus 1999 in die zin dat het bezwaar ongegrond wordt verklaard in plaats van niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft het beroep, voorzover betrekking hebbend op de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar gegrond verklaard en voor het overige ongegrond. Tegen deze uitspraak is namens appellante hoger beroep ingesteld. De Raad overweegt als volgt. Allereerst stelt de Raad vast dat het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, voorzover hierbij het beroep van appellante ongegrond is verklaard. Bij uitspraak van 29 april 2002, reg.nr. 00/5835 NABW, gepubliceerd in JABW 2002/136, heeft de Raad de tussen partijen door de rechtbank 's-Gravenhage op 14 september 2000 gewezen uitspraak vernietigd, het beroep tegen het besluit van 25 juni 1999, waarbij aan appellante over de periode van 19 juni 1997 tot en met 24 augustus 1998 bijzondere bijstand voor dieetkosten tot een bedrag van f 300,-- per maand is toegekend, gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Hierbij is tevens bepaald dat gedaagde een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen met inachtneming van de uitspraak. Onder verwijzing naar de in deze uitspraak gebezigde overwegingen is de Raad van oordeel dat het thans bestreden besluit evenmin met de vereiste zorgvuldigheid is genomen zodat het wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor vernietiging in aanmerking komt. Ook de aangevallen uitspraak, waarbij dat besluit in stand is gelaten, dient te worden vernietigd. Daaraan voegt de Raad toe dat in het onderhavige geval de noodzaak tot een op de individuele situatie toegespitste berekening van de meerkosten van het dieet temeer aanwezig was nu appellante tijdens de hier in geding zijnde periode tevens was aangewezen op een glutenvrije voeding. De Raad ziet ten slotte aanleiding om op grond van artikel 8:75 van de Awb gedaagde te veroordelen in de proceskosten van appellante in beroep en in hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 1.288,-- voor verleende rechtsbijstand en € 17,28 voor reiskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak voorzover aangevochten; Verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 2 januari 2002; Bepaalt dat gedaagde een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak; Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van appellante tot een bedrag van in totaal € 1.305,28, te betalen door de gemeente 's-Gravenhage; Bepaalt dat de gemeente 's-Gravenhage aan appellante het betaalde griffierecht van € 82,-- vergoedt. Aldus gewezen door mr. Th.C. van Sloten als voorzitter en mr. G.A.J. van den Hurk en mr. C. van Viegen als leden, in tegenwoordigheid van S.W.H. Peeters als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2004. (get.) Th.C. van Sloten (get.) S.W.H. Peeters