Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AP7973

Datum uitspraak2004-06-08
Datum gepubliceerd2004-07-06
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/4504 WAZ
Statusgepubliceerd


Indicatie

Rechtbank heeft geen toepassing gegeven aan de Algemene termijnenwet. Terugverwijzing.


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 03/4504 WAZ U I T S P R A A K in het geding tussen: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, appellant, en [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 29 juli 2003, nummer AWB 02/1237 WAZ, waarnaar hierbij wordt verwezen. Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 27 april 2003, waar voor appellant is verschenen mr. R. Willems, werkzaam bij het Uwv, en waar gedaagde niet is verschenen. II. MOTIVERING Bij besluit van 11 juli 2002, verder: het bestreden besluit, heeft appellant het bezwaar van appellant tegen een besluit van 28 maart 2002 met betrekking tot gedaagdes aanspraken ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen ongegrond verklaard. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en appellant opgedragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met veroordeling van appellant tot betaling van proceskosten en vergoeding van griffierecht aan gedaagde. In de aangevallen uitspraak, waarin appellant als "verweerder" en gedaagde als "eiseres" wordt aangeduid, is daartoe het volgende overwogen: "De rechtbank dient allereerst ambtshalve een oordeel te geven over de vraag of verweerder dit bezwaarschrift (kennelijk) terecht ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank heeft moeten vaststellen dat de gemachtigde van eiseres bij faxbericht van 10 mei 2002 tegen het besluit van 28 maart 2002 bezwaar heeft gemaakt. Hiermee is evenwel de termijn als bedoeld in artikel 6:7 van de Awb met 1 dag overschreden. Blijkens het bestreden besluit heeft verweerder geen aandacht geschonken aan deze termijnoverschrijding en derhalve de vraag of er sprake is van een verschoonbaar verzuim als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb. Hierin ziet de rechtbank aanleiding om het bestreden besluit te vernietigen en verweerder alsnog op te dragen met betrekking tot de toepassing van artikel 6:11 Awb een beslissing op bezwaar te nemen. Aan een beoordeling ten gronde komt de rechtbank niet toe." Appellant heeft in zijn beroepschrift het volgende aangevoerd: "Ingevolge het bepaalde in artikel 6:7 Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:8, eerste lid Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Ingevolge het bepaalde 6:9, eerste lid Awb is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. De primaire beslissing is op 28 maart 2002 verzonden. De termijn voor het indienen van bezwaar loopt vanaf vrijdag 29 maart 2002 tot en met donderdag 9 mei 2002. Het bezwaarschrift is per fax op vrijdag 10 mei 2002 ontvangen. Wij merken op dat donderdag 9 mei 2002 Hemelvaartsdag was. Ingevolge het bepaalde in artikel 1 van de Algemene termijnenwet wordt een in een wet gestelde termijn die op zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, verlengd tot en met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. In artikel 3 van de Algemene termijnenwet staat aangegeven dat algemeen erkende feestdagen in de zin van deze wet zijn: Nieuwjaarsdag, de Christelijke tweede paasdag en pinksterdag, de beide kerstdagen, de Hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag van de Koning wordt gevierd en de vijfde mei en Goede Vrijdag. Aangezien de termijn van 6 weken eindigt op een algemeen erkende feestdag, te weten Hemelvaartsdag, dient de termijn met 1 dag te worden verlengd, namelijk naar vrijdag 10 mei 2002. Dit betekent dat het op 10 mei 2002 per fax ontvangen bezwaarschrift gericht tegen de beslissing van 28 maart 2002 als tijdig moet worden beschouwd en dat ten onrechte de beslissing op bezwaar van 11 juli 2002 door de rechtbank is vernietigd. Wij verzoeken u de uitspraak van de rechtbank te vernietigen." Dat betoog treft doel. De Raad zal de aangevallen uitspraak wegens strijd met het bepaalde in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 1 en artikel 3 van de Algemene Termijnenwet vernietigen. Aangezien het geding naar 's Raads oordeel nadere behandeling, en wel een beoordeling ten gronde, door de rechtbank behoeft, acht de Raad het gewenst de zaak met toepassing van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder b van de Beroepswet terug te wijzen naar de rechtbank Maastricht. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Wijst de zaak terug naar de rechtbank Maastricht. Aldus gegeven door mr. K.J.S. Spaas in tegenwoordigheid van drs. T.R.H. van Roekel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2004. (get.) K.J.S. Spaas. (get.) T.R.H. van Roekel.