Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AP7974

Datum uitspraak2004-06-08
Datum gepubliceerd2004-07-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers2200048204
Statusgepubliceerd


Indicatie

De verdachte heeft, samen met een ander, zich schuldig gemaakt aan het zogenoemde 'hacken' van een internetsite. De verdachte en zijn mededader zijn met behulp van een valse sleutel - het onbevoegd gebruiken van een wachtwoord - een internetsite binnengedrongen, zodat feitelijk de bevoegdheid die de beheerder of eigenaar toekomt kon worden uitgeoefend. Vervolgens heeft de verdachte als "vriendendienst" pornografische afbeeldingen van het internet geplaatst op de website van het slachtoffer.


Uitspraak

rolnummer 2200048204 parketnummer 1101023603 datum uitspraak 8 juni 2004 tegenspraak GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken ARREST gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Dordrecht van 27 oktober 2003 in de strafzaak tegen de verdachte: [naam] 1. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 25 mei 2004. 2. Tenlastelegging Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd. 3. Procesgang In eerste aanleg is de verdachte terzake van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een werk-straf voor de duur van tweehonderd uren subsidiair honderd dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep in-gesteld. 4. Beoordeling van het vonnis Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt. 5. Vrijspraak Het hof acht niet bewezen dat de in de tenlastelegging omschreven afbeeldingen daadwerkelijk zijn aangeboden en/of verstrekt en/of vertoond aan minderjarigen onder de zestien jaar. De verdachte moet derhalve van het onder 2 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken. 6. Bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt. Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. 7. Bewijsvoering Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen. 8. Overweging met betrekking tot de bewezenverklaring en de kwalificatie De woorden in de tenlastelegging "voor het verkeer bestemd" worden geacht te zijn gebezigd in de zin van artikel 240 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft pornografische afbeeldingen geplaatst op de site van een ander, zijnde een ex-vriendin van degene op wiens verzoek hij dit feit pleegde. Normaal gesproken kwam op deze site geen pornografisch of anderszins erotisch getint materiaal voor. Aannemelijk is dat de gebruikelijke bezoekers van deze site uit een beperkte kring van kennissen en familie van de "eigenaresse" van de site afkomstig zijn, aangezien het adres van de site geen grote bekendheid geniet. De site was op internet voor kennisneming zonder belemmering (geen wachtwoord vereist) toegankelijk voor ieder. Als zodanig maakt de site deel uit van de publieke ruimte en betreft het een plaats voor het openbaar verkeer bestemd. Aannemelijk is, zoals door de verdediging is gesteld, dat het door de verdachte geplaatste materiaal zich niet onderscheid van afbeeldingen, die worden uitgestald op tal van plaatsen op het internet die eveneens zonder belemmering toegankelijk zijn. Het hof verstaat dat de verdediging beoogt te stellen, dat van een onverhoedse confrontatie in casu geen sprake kan zijn daar in het algemeen internetbezoekers langs sites surfen waar zij er toch al rekening mee moeten houden, dat zij ongewild met afbeeldingen van deze soort worden geconfronteerd. Wat daarvan in het algemeen ook zij, de confrontatie met de door de verdachte geplaatste afbeeldingen op de onderhavige site is, gezien het gerechtvaardigde verwachtingspatroon van het vertrouwde publiek van deze site daar gevrijwaard te blijven van de verschijning van dergelijke afbeeldingen, wel aan te merken als een voor dat publiek onverhoedse confrontatie met voor de eerbaarheid aanstotelijke afbeeldingen. Het hof acht derhalve in casu artikel 240 van het Wetboek van Strafrecht, in het bijzonder gelet op de achtergrond en ratio daarvan, van toepassing. 9. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezenverklaarde levert op: 1. Medeplegen van computervredebreuk. 2 subsidiair. Wetende dat een afbeelding aanstotelijk voor de eerbaarheid is, op een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, tentoon stellen, meermalen gepleegd. 10. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 11. Strafmotivering De advocaat-generaal mr. Wittop Koning heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte terzake van het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van tweehonderd uren subsidiair honderd dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft, samen met een ander, zich schuldig gemaakt aan het zogenoemde 'hacken' van een internetsite. De verdachte en zijn mededader zijn met behulp van een valse sleutel - het onbevoegd gebruiken van een wachtwoord - een internetsite binnengedrongen, zodat feitelijk de bevoegdheid die de beheerder of eigenaar toekomt kon worden uitgeoefend. Vervolgens heeft de verdachte als "vriendendienst" pornografische afbeeldingen van het internet geplaatst op de website van het slachtoffer. Zij heeft daarvan veel overlast, ergernis, angst en schaamte ondervonden. Het hof is van oordeel dat, mede gelet op de relatief geringe rol die de verdachte heeft vervuld ten opzichte van de inbreng van zijn mededader, een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals na te melden, een passende reactie vormt. 12. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 138a en 240 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWEE MAANDEN Beveelt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van TWEE JAREN aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Dit arrest is gewezen door mrs. Silvis, Mos-Verstraten en Vonk, in bijzijn van de griffier mr. Rutten. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 juni 2004.