Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ0843

Datum uitspraak2004-07-13
Datum gepubliceerd2004-07-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/081017-04 VEV
Statusgepubliceerd


Indicatie

Misdrijven waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht, brandstichting, benadeelde partij


Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden Sector strafrecht VERKORT VONNIS Uitspraak: 13 juli 2004 Parketnummer: 17/081017-04 VEV Ter berechting gevoegd parketnummer 17/047291-03 en 081210-03. Ad informandum gevoegd parketnummer 17/047281-03, 047292-03, 047119-03 en 047170-03. VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte: [verdachte] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres verdachte], thans gedetineerd in PI De Wieling, locatie De Marwei te Leeuwarden. De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 29 juni 2004. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.A. Veenstra, advocaat te Joure. TELASTELEGGING Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen. In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht het onder 1 , 2, 3 en 4 primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat: 1. hij op 27 januari 2004 te Sneek, in de gemeente Sneek, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een overdekte corridor/steeg (gelegen tussen een aantal panden aan de Oude Koemarkt aldaar), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk karton met een aansteker aangestoken, ten gevolge waarvan dat karton en zich in die corridor/steeg bevindende goederen (te weten onder meer containers en verpakkingsmateriaal en stellingen en buizen en kabels) en een aantal aan die corridor grenzende (historische) panden geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde goederen en panden en de zich in voornoemde panden bevindende goederen en voor een of meer aan die panden belendende percelen/woningen en de daarin aanwezige goederen, en levensgevaar voor de bewoners van/pers(o)n(en) in die panden en in die belendende percelen/woningen, te duchten was; 2. hij op diverse tijdstippen in de periode van 24 september 2003 tot en met 13 november 2003 te Sneek, in de gemeente Sneek, na te noemen personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend - in een supermarkt/winkel (Albert Heijn, gelegen aan of bij het Sint Antoniusplein aldaar) op korte afstand van een aantal personen, genaamd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], meermalen met gebalde vuisten op een toonbank en op een telefoon geslagen en die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Ik wacht je vanavond wel op en neem een paar vrienden van me mee" en "Ik kom je wel tegen", en - in een pand van de Dienst Sociale Zaken (gelegen aan of bij de Gedempte Neltjeshaven aldaar) een gevechtshouding aangenomen en met tot vuist gebalde handen op korte afstand van [slachtoffer 3] gaan staan en heeft hij, verdachte, die [slachtoffer 3] de woorden toegevoegd: "Ik weet je wel te vinden" en "Ik krijg je wel" en "Ik weet waar jij langsloopt" en "Anders pakken mijn maten jou wel", en - nabij een woning (gelegen aan of bij de Frederik Hendrikstraat aldaar) ten overstaan van [slachtoffer 4], meermalen, met zijn, verdachte's, hand (af)snijdende bewegingen gemaakt langs/voor de keel/hals, en - in een winkel (Leen Bakker, gelegen aan of bij de Alexanderstraat aldaar) [slachtoffer 5] de woorden toegevoegd: "Ik ken je kop, als ik je tegenkom maak ik je af", en - in een supermarkt/winkel (C1000, gelegen aan of bij de Molenkrite aldaar) [slachtoffer 6] de woorden toegevoegd: "Ik zal je een kopje kleiner maken". 3. hij op 8 november 2003 te Sneek, in de gemeente Sneek, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 5]), met kracht met een (kassa)mandje op/tegen de hand heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden; 4. Primair: hij op 2 juni 2003 te Sneek, in de gemeente Sneek, telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een aantal personen genaamd [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet, - meermalen, met kracht, met een biljartkeu op het lichaam van die [slachtoffer 7] heeft geslagen, en vervolgens een ijzeren asbak in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 7] heeft gegooid, en - met kracht met een ijzeren asbak in de richting van het hoofd van die [slachtoffer 8] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf telkens niet is voltooid; De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezene levert op de misdrijven: 1. Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is. 2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd. 3. Mishandeling. 4. Primair: Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd. STRAFBAARHEID VERDACHTE De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze zijn begaan; - de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport; - de gedane erkenning van de verdachte zich nog aan de overige op de dagvaarding genoemde ad informandum gevoegde strafbare feiten te hebben schuldig gemaakt, welke zaken derhalve hiermee zijn afgedaan; - het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht; - de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1, 2, 3 en 4 primair telastegelegde tot 30 maanden gevangenisstraf; - het pleidooi van de raadsman. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een brandstichting en een aantal bedreigingen jegens personen. Wegens de bewezenverklaarde agressiedelicten bevond verdachte zich in voorlopige hechtenis, die door de rechter-commissaris op 17 november 2003 is geschorst in verband met opname in het Intramuraal Motivatie Centrum te Eelde, waar verdachte circa drie maanden verbleef. Na verlof van het I.M.C. om de begrafenis van een vriend bij te kunnen wonen is hij niet teruggekeerd in het I.M.C. en verviel hij in een min of meer zwervend bestaan. Op 27 januari 2004 in de vroege ochtenduren is de brand ontstaan in of bij het perceel waar hij de nacht in een overdekte corridor heeft doorgebracht. Als strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank mee: - de door verdachte in alle feiten toegebrachte financiƫle en/of emotionele schade was groot, temeer nu de brandstichting zich heeft voltrokken in de binnenstad van Sneek en de agressiedelicten gevoelens van onveiligheid hebben opgeroepen. - de overige ad informandum bij de stukken gevoegde feiten zoals door verdachte erkend. De ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigt in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. Niettemin - en in afwijking van de vordering van de officier van justitie - zal de rechtbank ook een deels voorwaardelijke straf opleggen om verdachte op het goede spoor te houden en verdachte in de gelegenheid te stellen een reeds in gang gezette behandeling op vrijwillige basis - na ommekomst van de detentie - voort te zetten. De rechtbank acht alles overwegende de hierna te melden straf passend. BENADEELDE PARTIJEN [benadeelde partij 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen. [benadeelde partij 2] hebben zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hun geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen. [benadeelde partij 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen. [benadeelde partij 4] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De rechtbank is van oordeel dat de vordering onvoldoende onderbouwd is, zodat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. [benadeelde partij 5] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De rechtbank is van oordeel dat de vordering onvoldoende onderbouwd is, zodat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering. [benadeelde partij 6] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 157, 285, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht. DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT RECHTDOENDE: Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: Een gevangenisstraf voor de duur van DERTIG MAANDEN. Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot ZES MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij. BESLISSING OP DE VORDERING VAN DE BENADEELDE PARTIJ [benadeelde partij 1]: Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1], gevestigd te [adres benadeelde partij 1], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 9.037,99 (zegge: negenduizendzevenendertig euro en negenennegentig eurocent). Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil. Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], te betalen een som geld ten bedrage van ? 9.037,99 (zegge: negenduizendzevenendertig euro en negenennegentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 180 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 9.037,99 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen. BESLISSING OP DE VORDERING VAN DE BENADEELDE PARTIJ [benadeelde partij 2]: Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2], beiden wonende te [adres benadeelde partij 2], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 5.455,-- (zegge: vijfduizendvierhonderdvijfenvijftig euro). Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil. Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de slachtoffers [benadeelde partij 2], te betalen een som geld ten bedrage van ? 5.455,-- (zegge: vijfduizendvierhonderdvijfenvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 109 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 5.455,-- ten behoeve van de slachttoffers [benadeelde partij 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen. BESLISSING OP DE VORDERING VAN DE BENADEELDE PARTIJ [benadeelde partij 3]: Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3], gevestigd te [adres benadeelde partij 3], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 2.500,-- (zegge: vijfentwintighonderd euro). Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil. Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3] te betalen een som geld ten bedrage van ? 2.500,-- (zegge: vijfentwintighonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 50 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 2.500,-- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 3] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen. BESLISSING OP DE VORDERING VAN DE BENADEELDE PARTIJ [benadeelde partij 4]: Bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt. BESLISSING OP DE VORDERING VAN DE BENADEELDE PARTIJ [benadeelde partij 5]: Bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt. BESLISSING OP DE VORDERING VAN DE BENADEELDE PARTIJ [benadeelde partij 6]: Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6], wonende te [adres benadeelde partij 6], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ? 250,-- (zegge: tweehonderdvijftig euro). Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil. Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6], te betalen een som geld ten bedrage van ? 250,-- (zegge: tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van ? 250,-- ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 6], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. B. Kuizenga, voorzitter, mr. K. Post en mr. J.J. Beswerda, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juli 2004. Mr. Kuizenga is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.