Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ1839

Datum uitspraak2004-05-18
Datum gepubliceerd2004-07-15
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/10413-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Naar het oordeel van de rechtbank staat buiten kijf dat verdachte schuld heeft aan de botsing tussen het door haar bestuurde motorrijtuig en het haar op de kruisende weg naderende voorrangsvoertuig (ambulance). De rechtbank is evenwel van oordeel dat verdachte niet tevens strafrechtelijk een verwijt kan worden gemaakt dat als gevolg van deze botsing verscheidene fietsers (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht. Zij acht daartoe redengevend dat de botssnelheid van het voorrangsvoertuig, gelet op de ruime marges die ter zake in het technisch rapport worden gehanteerd alsmede de uiteenlopende (getuigen)verklaringen op dit punt, niet kan worden vastgesteld en dat daarmee de vraag of de chauffeur van dit voorrangsvoertuig nog de mogelijkheid heeft gehad om de snelheid van zijn voertuig te verminderen dan wel zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen evenmin kan worden beantwoord. Het vorenstaande heeft tot gevolg dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.


Uitspraak

Parketnummer: 03/101413-03 Datum uitspraak: 18 mei 2004 RECHTBANK MAASTRICHT VONNIS op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], wonende te [adres verdachte]. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 mei 2004. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd dat 1. zij op of omstreeks 25 maart 2003, in de gemeente Maastricht, als verkeersdeelneemster, namelijk als bestuurster van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg(en), de Scharnerweg en/of de Rijksweg N2, zich zodanig heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een (of meer) ander(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, welke bovenbedoelde gedraging(en) roekeloos althans (aanmerkelijk) onvoorzichtig en/of onoplettend was/waren en hieruit heef/hebben bestaan dat zij, verdachte, rijdend over de weg, de Scharnerweg, de kruising althans splitsing van die weg en de Rijksweg N2 zonder voorrang te geven aan een over die Rijksweg N2 rijdend voorrangsvoertuig (ambulance), als bedoeld in artikel 1 onder an van het Reglement Verkeerregels en verkeerstekens 1990, is opgereden, zulks op het moment dat dat voorrangsvoertuig (ambulance) die kruising althans splitsing tot op korte afstand was genaderd althans zich op die kruising althans splitsing bevond en/of de doorgang voor dat voorrangsvoertuig (ambulance) heeft versperd, waardoor althans mede waardoor een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan met/tussen/door haar, verdachtes, motorrijtuig en dat voorrangsvoertuig (ambulance) waardoor althans mede waardoor (vervolgens) dat voorrangsvoertuig (ambulance) het, gezien zijn rijrichting, rechts van die Rijksweg N2 gelegen fietspad is opgereden althans aldaar is terechtgekomen en/of waardoor althans mede waardoor (vervolgens) op dat fietspad een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaan tussen dat voorrangsvoertuig (ambulance) en meerdere op dat fietspad stilstaande bestuurder(s) van een fiets, te weten die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] voornoemd en/of fiets(en); De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat: zij op of omstreeks 25 maart 2003, in de gemeente Maastricht, als bestuurster van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Scharnerweg, de kruising althans splitsing van die weg en de Rijksweg N2 zonder voorrang te geven aan een over die Rijksweg N2 rijdend voorrangsvoertuig (ambulance), als bedoeld in artikel 1 onder an van het Reglement Verkeerregels en verkeerstekens 1990, is opgereden, zulks op het moment dat dat voorrangsvoertuig (ambulance) die kruising althans splitsing tot op korte afstand was genaderd althans zich op die kruising althans splitsing bevond en/of de doorgang voor dat voorrangsvoertuig (ambulance) heeft versperd en/of zo onvoorzichtig en/of onoplettend en/of zo onoordeelkundig die kruising althans splitsing is opgereden, dat/waardoor zij in botsing althans aanrijding is gekomen met dat over die Rijksweg N2 rijdend voorrangsvoertuig (ambulance) en/of (vervolgens) dat voorrangsvoertuig (ambulance) het, gezien zijn rijrichting, rechts van die Rijksweg N2 gelegen fietspad is opgereden althans aldaar is terechtgekomen en/of (vervolgens) op dat fietspad in botsing althans aanrijding is gekomen met meerdere in elk geval een bestuurder(s) van een fiets en/of die fiets(en),door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd. De vrijspraak De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair is ten laste gelegd. Ten aanzien van deze vrijspraak overweegt de rechtbank als volgt. Wil een feit kunnen worden gekwalificeerd als het misdrijf, zoals omschreven in op artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, dan dient te zijn voldaan aan het vereiste van “dubbele causaliteit”. Daarmee wordt gedoeld op het causaal verband tussen de gedraging van de verdachte (oftewel diens schuld) en het dientengevolge veroorzaakte verkeersongeval, alsmede het causaal verband tussen dit verkeersongeval en het letsel dat daardoor aan (het) slachtoffer(s) werd toegebracht. Naar het oordeel van de rechtbank staat buiten kijf dat verdachte schuld heeft aan de botsing tussen het door haar bestuurde motorrijtuig en het haar op de kruisende weg naderende voorrangsvoertuig (ambulance). De rechtbank is evenwel van oordeel dat verdachte niet tevens strafrechtelijk een verwijt kan worden gemaakt dat als gevolg van deze botsing verscheidene fietsers (zwaar) lichamelijk letsel werd toegebracht. Zij acht daartoe redengevend dat de botssnelheid van het voorrangsvoertuig, gelet op de ruime marges die ter zake in het technisch rapport worden gehanteerd alsmede de uiteenlopende (getuigen)verklaringen op dit punt, niet kan worden vastgesteld en dat daarmee de vraag of de chauffeur van dit voorrangsvoertuig nog de mogelijkheid heeft gehad om de snelheid van zijn voertuig te verminderen dan wel zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen evenmin kan worden beantwoord. Het vorenstaande heeft tot gevolg dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat zij op 25 maart 2003, in de gemeente Maastricht, als bestuurster van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Scharnerweg, de kruising van die weg en de Rijksweg N2 zonder voorrang te geven aan een over die Rijksweg N2 rijdend voorrangsvoertuig (ambulance), als bedoeld in artikel 1 onder an van het Reglement Verkeerregels en verkeerstekens 1990, is opgereden, zulks op het moment dat dat voorrangsvoertuig (ambulance) die kruising tot op korte afstand was genaderd en de doorgang voor dat voorrangsvoertuig (ambulance) heeft versperd, waardoor zij in botsing is gekomen met dat over die Rijksweg N2 rijdend voorrangsvoertuig (ambulance), door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt. De partiële vrijspraak De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het hierboven omschreven feit heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De kwalificatie Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit dat moet worden gekwalificeerd als subsidiair overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 177, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake van het feit onder primair zal worden veroordeeld tot - een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 100 uren, en - een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden met een proeftijd van twee jaren. De raadsman heeft vrijspraak van het primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit en geconcludeerd dat om die reden geen straf dient te worden opgelegd. Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. De rechtbank zal terzake van het bewezenverklaarde een geldboete opleggen. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft de rechtbank rekening gehouden met de financiële draagkracht van verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten aanzien van de in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen zal de rechtbank de teruggave aan de respectieve rechthebbenden gelasten. De op te leggen straf is -behalve op voormelde artikelen- gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 178 van de Wegenverkeerswet 1994. DE BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij; - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt haar daarvan vrij; - verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en dat de verdachte strafbaar is; - veroordeelt de verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een geldboete van € 1.000,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen; - gelast de teruggave aan Streekgewest Westelijke Mijnstreek van het in beslag genomen nog niet teruggegeven voorwerp, te weten 1 personenauto, kenteken X, merk Mercedes Ambulance 316cdi Ambulance, kleur geel; - gelast de teruggave aan [verdachte] van het in beslag genomen nog niet teruggegeven voorwerp, te weten 1 personenauto, kenteken X , merk Peugeot 106XN 1992, kleur rood. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. E.W.A. van den Berg, voorzitter, mr. P.E.C.M. Dahmen en mr. W.Chr.A. Klaufus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.M.L.C. Limpens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 mei 2004.