Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ3728

Datum uitspraak2004-04-27
Datum gepubliceerd2004-07-20
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers01/90098
Statusgepubliceerd
SectorDouanekamer


Indicatie

Het bezwaar van douane-expediteur J is met toepassing van de goedkeuring van de Staatssecretaris aangemerkt als verzoek om teruggaaf van de verschuldigd geworden wijnaccijns en bijzondere accijns van wijn. Wat er van deze goedkeuring zij, vast staat dat deze accijns niet door belanghebbende is voldaan. Tegenover de betwisting door de Inspecteur heeft belanghebbende geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat zij ervan mocht uitgaan dat door haar ingediende (c.q. aan haar toegerekende) geschriften ook van toepassing zouden kunnen zijn op door haar doorgeleverde wijn. K B.V. kan niet worden aangemerkt als persoon die belanghebbende in haar rechten en verplichtingen heeft opgevolgd in de zin van artikel 15 van Vo. (EEG) nr. 1430/79 jo. artikel 2 van de Beschikking teruggaaf heffingen bij invoer 1980. De stelling dat het met de genoemde goedkeuring aan belanghebbende toegerekende geschrift ook nog eens aan K B.V. zou moeten worden toegerekend, faalt. Het fiscale procesrecht kent geen overgang van rechten als bedoeld in artikel 6:251 van het BW. Derhalve dient ook de stelling van belanghebbende dat de onderhavige accijns aan K B.V. zou moeten worden teruggegeven, te worden verworpen, daargelaten of de onderhavige procedure ruimte laat voor verlening van teruggaaf aan een ander dan de belanghebbende. Ingevolge artikel XXIII van de Invoeringswet Wet op de accijns wordt de hoeveelheid wijn die bij de aanvang van 1 januari 1992 aanwezig is in een kredietbergplaats voor wijn aangemerkt als te zijn uitgeslagen uit de kredietbergplaats en te zijn ingeslagen in de accijnsgoederenplaats van de handelaar, en wordt de rekening van de handelaar voor deze hoeveelheid wijn gezuiverd. Deze zuivering van rechtswege is - anders dan belanghebbende stelt - niet met een betaling gelijk te stellen.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Douanekamer Uitspraak in de zaak nr. 01/90098 DK (voorheen: 0098/2001 TC) de dato 27 april 2004 1. De procedure 1.1. Op 9 april 2001 is bij de Tariefcommissie te Amsterdam een beroepschrift ingekomen van mr. dr. A en mr. B (C, belastingadviseurs te Z), ingediend namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid D B.V. te Y, belanghebbende. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het hoofd van het Douanedistrict E, de inspecteur, van 27 februari 2001, kenmerk ……, waarbij het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking teruggaaf wijnaccijns van 31 juli 1997, kenmerk ……, werd afgewezen. 1.2. Van belanghebbende is door de secretaris een griffierecht van f 450,-- geheven. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. 1.3. Op grond van artikel XI van de Wet van 14 september 2001 (Stb. 419) is met ingang van 1 januari 2002 de Douanekamer van het Gerechtshof te Amsterdam in de plaats getreden van de Tariefcommissie. 1.4. Partijen zijn verschenen ter zitting van de Douanekamer van 17 december 2002. De zaak is toen aldaar niet behandeld doch verwezen. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2003. Namens belanghebbende zijn daar verschenen haar gemachtigde mr. dr. A en F, directeur van G B.V. Namens de inspecteur zijn verschenen mr. H en I. Belanghebbende en de inspecteur hebben ieder een pleitnota overgelegd en voorgelezen. 1.5. De Douanekamer heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde partijen in de gelegenheid te stellen schriftelijke inlichtingen te verstrekken over de hoogte van de gevraagde teruggaaf. Op 21 maart 2003 is een nader stuk van belanghebbende ingekomen. Bij op 7 mei 2003 ingekomen brief heeft de inspecteur daarop gereageerd. Partijen hebben verklaard af te zien van een nadere zitting. 2. De vaststaande feiten 2.1. In de jaren 1987 tot en met 1991 heeft belanghebbende wijnen afkomstig uit andere lidstaten van de Europese Gemeenschappen in Nederland ingevoerd. Namens belanghebbende heeft J B.V. te X (hierna: J) aangiften ten invoer met de bestemming inslag onder krediet voor accijns gedaan (documenten ED 36). De wijnen zijn overgebracht naar de kredietbergplaats voor wijn van belanghebbende en in die bergplaats ingeslagen. De hoeveelheid wijn is in haar kredietrekening opgenomen. 2.2. Een gedeelte van de sub 2.1. genoemde zendingen wijn, vermeld op document ED 36 nr. …… van 23 april 1997, groot 2352 liter Beaujolais, is door belanghebbende onder geleide van een document Benelux 40 uitgeslagen uit haar kredietbergplaats en doorgeleverd aan K B.V. te W, die deze wijn onder krediet voor accijns heeft ingeslagen in haar kredietbergplaats.Voor deze wijn heeft belanghebbende als eerste kredietbergplaatshouder geen wijnaccijns betaald. Bij uitslag tot verbruik uit haar kredietbergplaats heeft K B.V. die betaald. 2.3. Belanghebbende heeft een aantal verzoeken om teruggaaf van de ter zake van de vorengenoemde zendingen wijn voldane accijns ingediend. Voorts is door J een bezwaarschrift inzake het sub 2.2. genoemde document ingediend. De inspecteur heeft dit bezwaar aangemerkt als een verzoek om teruggaaf van belanghebbende. 2.4. Naar aanleiding van een op 11 augustus 1995 gewezen arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in de gevoegde zaken C-367/93 tot en met 377/93 heeft de Tariefcommissie op 23 september 1996 beslist dat vruchtenwijn gelijksoortig is aan bepaalde soorten druivenwijn en daaraan de conclusie verbonden dat van de in die procedure in geding zijnde wijn de bij invoer uit andere lidstaten uit de Europese Gemeenschappen geheven wijnaccijns als niet verschuldigd moet worden teruggegeven. 2.5. In een brief van 5 december 1996, kenmerk ……, gericht aan de Centrale Vereniging van Nederlandse Wijnhandelaren (CVNW), heeft de plaatsvervangend Directeur-Generaal der Belastingen (hierna: de DG) namens de Staatssecretaris van Financiën een toelichting gegeven op de afdoening van bezwaarschriften en verzoeken om teruggaaf als gevolg van de uitspraak van de Tariefcommissie. In deze toelichting is meegedeeld dat voor de hier bedoelde afhandeling een speciale projectgroep is ingesteld bij het Douanedistrict E. Voorts is in de toelichting onder meer het standpunt ingenomen dat de importeur in beginsel recht heeft op teruggaaf van de wijnaccijns die is betaald ter zake van de uitslag uit de kredietbergplaats, mits hij deze betalingen kan relateren aan aangiften ED 36. Tevens wordt melding gemaakt van de mogelijkheid een door de douane-expediteur inzake een document ED 36 ingediend bezwaarschrift aan te merken als een verzoek om teruggaaf van de importeur/kredietbergplaatshouder. 2.6. In verband met gerezen problemen met betrekking tot het leggen van een een-op-een-relatie tussen het invoerdocument ED 36 en de gevraagde teruggaaf van het kredietdeel van de accijns, hetzij via bezwaar hetzij via verzoeken om teruggaaf, heeft de DG onderzocht of op dit punt onder bepaalde voorwaarden een tegemoetkoming kan worden verleend. Hiertoe heeft hij in overleg met het bedrijfsleven een methode voor de eerste kredietbergplaatshouder (dat is degene die de wijn met ED 36 inslaat in zijn kredietbergplaats) ontwikkeld die op praktische wijze tot een benadering kan leiden van de hoogte van de te verlenen teruggaaf. Als uitgangspunt bleef gelden dat er een relatie moet blijven bestaan met de betaling van accijns. Deze methode is neergelegd in een besluit van de DG namens de Staatssecretaris van Financiën van 18 april 1997, kenmerk VB 97/1004, waarvan afschriften aan de wijnimporteurs zijn gezonden. Voorzover hier van belang is in het besluit het volgende meegedeeld: "Indien de hierna te beschrijven praktische berekeningswijze wordt aanvaard, kan worden volstaan met deze eenvoudiger methode om de omvang van de claim te onderbouwen. Aan de berekeningswijze is onverbrekelijk verbonden dat de Ben. 40 transacties worden geëlimineerd en de korting van 1% wordt toegepast zoals deze in de berekeningswijze is opgenomen. Tevens is aan aanvaarding van de berekeningswijze de voorwaarde verbonden dat wordt afgezien van het aanwenden van rechtsmiddelen tegen de berekeningswijze van de terug te geven accijns behoudens voor zover het de voorraad per ultimo 1991 betreft. Bij niet aanvaarding van hiervoor geschetste compromis, zal de teruggaaf alleen door het aantonen van de één op één relatie tussen het ED36 document en de betaling van accijns geldend kunnen worden gemaakt. Alsdan behoudt de Belastingdienst alle rechten en weren voor inclusief het juridisch standpunt. (…) Ik verzoek u de thans genoemde gegevens te verstrekken binnen drie weken na dagtekening van de bijgaande brief van de Projectgroep. Indien u kunt instemmen met een vaststelling van de teruggaaf volgens de hiervoor beschreven berekeningswijze en de daaraan verbonden voorwaarden, verzoek ik u tevens bij het verstrekken van de benodigde gegevens te verklaren dat u deze onvoorwaardelijk aanvaardt. Dit kunt u doen door een kopie van de brief van de Projectgroep voor gezien en accoord te ondertekenen en terug te zenden aan de Projectgroep. Indien u met het aangeboden compromis niet kunt instemmen, verzoek ik u dit schriftelijk te melden aan de Projectgroep." 2.7. Met dagtekening 21 april 1997, kenmerk ……, heeft de inspecteur aan belanghebbende de hiervoor bedoelde brief van de projectgroep toegezonden. Op 23 april 1997 heeft belanghebbende een kopie daarvan voor gezien en akkoord ondertekend. Voorzover hier van belang luidt deze brief als volgt: "In het kader van de afwikkeling van de wijnaccijnsprocedures zend ik u bijgaand een afschrift van de brief van de plv. Directeur-Generaal der Belastingen namens de Staatssecretaris van Financiën van 18 april 1997, nr. VB 97/1004. Deze bevat een compromisvoorstel om op basis van een vereenvoudigde berekeningsmethode tot de vaststelling van de op documenten ED 36 aan importeurs/kredietbergplaatshouders te verlenen teruggaven terug te komen. (…) Ondergetekende verklaart hierbij in te stemmen met de vaststelling van het terug te geven bedrag aan wijnaccijns op de door of namens hem ingediende bezwaarschriften of verzoeken om teruggaaf, overeenkomstig de berekeningswijze zoals deze is omschreven in de bovenvermelde brief van de plv. Directeur-Generaal der Belastingen van 18 april 1997." Bij de voor akkoord getekende brief heeft belanghebbende “Aantekeningen behorende bij compromis voorstel” gevoegd, luidende, voorzover van belang: “Voorraad 31-12-91 Hiervoor zal proefproces worden gevoerd. (...) - Voorraad per 31-12-91 is dan aankopen sept. t/m dec. 91, waarvoor bij de aangifte ten invoer geen bezwaar is gemaakt. - Conclusie zou moeten zijn dat bij L.F.E. de accijnswaarde van de voorraad per 30-9-91, noch die van 31-12-91 in mindering kan worden gebracht. Doc. 40 uitgaande goederen In afwachting van bepaling van de positie van de 2e kredietbergplaatshouder. 2.8. Met dagtekening 31 juli 1997, kenmerk ……, heeft de inspecteur ten aanzien van belanghebbende het volgende besloten: "gezien de door belanghebbende ingediende verzoeken om teruggaaf van wijnaccijns en bijzondere accijns van wijn, welke overeenkomstig de in de bijlage opgenomen gegevens is voldaan ter zake van de invoer van wijn van druiven uit andere lid-staten van de EEG; gelet op de uitspraken van de Tariefcommissie van 23 september 1996 inzake de heffing van wijnaccijns en bijzondere accijns van wijn ter zake van invoer in Nederland van wijn van druiven uit andere lid-staten; gelet op artikel 159 AWDA juncto artikel 2 Beschikking teruggaaf heffingen bij invoer 1980, zoals deze luidden tot 1 januari 1992, voor zoveel van toepassing in samenhang met het bepaalde in de Verordening (EEG) nr. 1430/79; overwegende dat aan de hand van door belanghebbende nader overgelegde gegevens en met toepassing van de bij compromis overeengekomen berekeningswijze van het terug te geven bedrag, is vastgesteld dat teruggaaf kan worden verleend van de op de in de bijlage vermelde documenten geheven wijnaccijns en bijzondere accijns van wijn, voorzover deze is voldaan door belanghebbende zelf naar aanleiding van de uitslag tot verbruik uit de kredietbergplaats voor wijn; in aanmerking nemend dat het hoofd van de Belastingdienst/Douanedistrict E door de overige hoofden van de Belastingdienst/Douane is gemachtigd tot de behandeling en afdoening van de bij die districtshoofden in de hoedanigheid van bevoegde inspecteur ingediende verzoeken om teruggaaf inzake de heffing van wijnaccijns en bijzondere accijns van wijn; besluit aan belanghebbende op de bovenaangeduide verzoeken teruggaaf te verlenen van wijnaccijns en bijzondere accijns van wijn tot een totaalbedrag van: fl *42.573.639,20* en bepaalt voorts – gelet op artikel 9 van Beschikking teruggaaf heffingen bij invoer 1980 – dat de onderhavige beschikking heeft te gelden als afzonderlijke beschikking op elk van de vorenbedoelde verzoekschriften." Bij beschikking van 23 december 1997 is een aanvullende teruggaaf groot f 1.096.444,-- aan belanghebbende verleend. 2.9. Overeenkomstig de berekeningswijze die is vermeld in het in 2.6 bedoelde besluit heeft bij de vaststelling van voormeld bedrag een aftrek plaatsgevonden voor wijnen die belanghebbende onder geleide van Benelux 40 documenten aan andere kredietbergplaatshouders heeft doorgeleverd. Partijen hebben dienaangaande hun geschil beperkt tot de op het sub 2.2. genoemde document vermelde zending Beaujolais, waarmee een belang groot 23,52 x f 82,76 = f 1.946,60 aan wijnaccijns is gemoeid. Voorts is geen teruggaaf verleend ter zake van partijen wijn die op 31 december 1991 dan wel 31 maart 1992 nog in voorraad waren, en nadien zijn uitgeslagen uit de accijnsgoederenplaats (AGP) van belanghebbende. Blijkens de sub 1.5. genoemde gewisselde stukken gaat het hier om f 179.176,60 aan wijnaccijns en bijzondere accijns van wijn. 3. Het geschil In geschil is het antwoord op de vragen: 1. of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van wijnaccijns ter zake van de op het sub 2.2. genoemde document Benelux 40 aan K B.V. doorgeleverde wijnen; 2. of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van wijnaccijns voor partijen wijn die op 31 december 1991 dan wel 31 maart 1992 nog bij haar in voorraad waren. 4. Het standpunt van belanghebbende 4.1. Een bezwaar, ingediend tegen een aangifte ten invoer ED 36 door de importeur/eerste kredietbergplaatshouder is ook rechtsgeldig ten aanzien van een opvolgende kredietbergplaatshouder. Deze laatste heeft volgens belanghebbende geen behoorlijke en duidelijk kenbare bezwaarmogelijkheid. Daarom dient de op het sub 2.2. bedoelde document Benelux 40 vermelde wijnaccijns en bijzondere accijns van wijn aan belanghebbende te worden teruggegeven, ook al heeft zij die accijns niet zelf betaald. 4.2. Op grond van artikel 15 van de Verordening (EEG) nr. 1430/79 kan teruggaaf worden verleend aan de persoon die de heffing heeft voldaan of gehouden is deze te voldoen en aan personen die hem in zijn rechten en verplichtingen zijn opgevolgd. Hieraan verbindt belanghebbende de conclusie dat ongeacht de vraag wie van de in die verordening genoemde personen het verzoek om teruggaaf doet, in dit geval de tweede kredietbergplaatshouder kan worden aangemerkt als de persoon die de importeur in diens rechten en verplichtingen is opgevolgd. Zou belanghebbende zelf niet in aanmerking komen voor teruggaaf, dan zou die zou aan K B.V. moeten worden verleend. Ook op grond van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan dit standpunt worden verdedigd. De bezwaarschriften, ingediend door belanghebbende volgen de goederenoverdracht. Er is ten dezen sprake van een kwalitatief recht in de zin van artikel 6:251 BW. 4.3. Door de opstelling van de douane en het tijdens overleg met de CVNW ingenomen standpunt is de indruk ontstaan dat uitsluitend bezwaar kon worden gemaakt tegen de aangifte ten invoer ED 36. Onder deze omstandigheden is het ongepast te stellen dat tweede kredietbergplaatshouders een verzoek om teruggaaf hadden kunnen doen. De douane heeft belanghebbenden op het verkeerde been gezet. Belanghebbende is lid van de CVNW en mocht ervan uitgaan, dat de door haar ingediende bezwaarschriften ook van toepassing zouden zijn op wijnen welke werden doorgeleverd op documenten Benelux 40. 4.4. Op grond van artikel XIII van de Invoeringswet wet op de accijns blijven de artikelen 108 tot en met 110 van de Algemene wet inzake de douane en accijnzen van toepassing met betrekking tot bezwaren inzake accijnzen, voorzover de dag waarop de toepassing van het tarief van de accijnzen bekend is geworden, of de dagtekening van de uitnodiging, de mededeling of de beschikking is gelegen voor 1 januari 1992. Dat op grond van artikel XXIII van de Invoeringswet de in de kredietbergplaats aanwezige wijnen geacht worden te zijn ingeslagen in de AGP, kan hieraan niet afdoen. Artikel XIII strekt ertoe te voorkomen dat een belanghebbende tweemaal voor hetzelfde feit bezwaar zou moeten maken. De stelling dat de accijns niet is betaald en dus ook niet behoeft te worden terugbetaald, is onjuist. De wijn welke op 1 januari 1992 in de kredietbergplaats aanwezig is, wordt immers geacht te zijn uitgeslagen en vervolgens te zijn ingeslagen in de AGP. De kredietrekening wordt gezuiverd voor de fictief uitgeslagen hoeveelheid wijn; daardoor heeft in civielrechtelijke zin betaling van de schuld bij invoer plaatsgevonden. Bovendien heeft belanghebbende ook giraal betaald onder het nieuwe accijnsstelsel. 4.5. Gelet op het gestelde sub 4.4. geven de tegen de heffing van accijns bij invoer ingediende bezwaarschriften recht op teruggaaf van wijnaccijns, geheven bij uitslag uit de AGP. Hetzelfde geldt voor de uitslagen van op 1 januari 1992 in de kredietbergplaats aanwezige wijnen, welke na 31 maart 1992 zijn uitgeslagen. Bij uitspraak van 27 maart 1992, nr. P00/02018, Douanerechtspraak 2002/51, is door het Gerechtshof te Amsterdam bepaald dat het niet vrijstellen van op 31 maart 1992 in de AGP aanwezige voorraden wijn in strijd is met artikel 95, eerste lid, van het EG-Verdrag (thans artikel 90 EG). Door die uitspraak is voorts niet meer van belang of de wijnen voor of na 31 maart 1992 zijn uitgeslagen. 5. Het standpunt van de inspecteur 5.1. Voor verschuldigde wijnaccijns waarvoor krediet wordt genoten, kon bezwaar worden gemaakt tegen de aangifte ten invoer ED 36. De aanvullende accijns - waarvoor geen krediet werd genoten - werd dan teruggegeven aan de aangever; voor het kredietgedeelte werd het bezwaar aangemerkt als verzoek om teruggaaf van de kredietbergplaatshouder, mits deze de accijns ter zake van de uitslag uit de kredietbergplaats had voldaan. In de tweede plaats kon de kredietbergplaatshouder een bezwaarschrift indienen tegen de ter zake van de uitslag op aangifte Accijnzen 10 voldane accijns. 5.2. Houders van kredietbergplaatsen voerden niet alleen wijn in, maar namen ook wijn van elkaar over, met gebruikmaking van een formulier Benelux 40. overeenkomstig de sub 2.12. aangehaalde brief van de Staassecretaris is, indien er door de kredietbergplaatshouder op enigerlei wijze was geprotesteerd tegen de betaling van accijns over de op Benelux 40 ingeslagen wijn, dat protest beschouwd als een rechtsgeldig verzoek om teruggaaf. 5.3. Uit het voorgaande volgt dat altijd teruggaaf van accijns mogelijk was - mits gevraagd - voor wijn die met betaling van accijns uit een kredietbergplaats was uitgeslagen. 5.4. Het sub 2.2. genoemde document ED 36 is door de inslag van de zending wijn in de kredietbergplaats van belanghebbende gezuiverd. De verschuldigdheid van wijnaccijns en bijzondere wijnaccijns is voor de titularis tenietgegaan. Voor de verschuldigdheid/betaling/teruggaaf is vanaf dat moment de kredietbergplaatshouder de verantwoordelijke persoon. Het bezwaar van J raakt in beginsel niet de accijns en de bijzondere accijns van wijn en leidt niet tot een aanspraak op teruggaaf daarvan; het heeft uitsluitend betrekking op de aanvullende accijns. In de brief van de Staatssecretaris van 5 december 1996 is evenwel goedgekeurd dat in de gevallen waarin de douane-expediteur bezwaar maakt tegen de heffing van wijnaccijns ter zake van de invoer op document ED 36, het bezwaarschrift tevens als verzoek om teruggaaf van de importeur/eerste kredietbergplaatshouder zal worden aangemerkt. In overeenstemming daarmee is het bezwaar van J aangemerkt als verzoek om teruggaaf van belanghebbende; het is bij de sub 1.1. genoemde beschikking afgewezen omdat belanghebbende de accijns niet zelf heeft voldaan. 5.5. Het beroep strekt tot teruggaaf van accijns aan belanghebbende dan wel aan K B.V. Maar belanghebbende heeft niet alleen wijn doorgeleverd aan K B.V., maar ook aan andere kredietbergplaatshouders. Teruggaaf verlenen aan belanghebbende zou betekenen dat zij wijnaccijns terugkrijgt die zij nimmer heeft voldaan, en die in sommige gevallen al aan andere bedrijven is teruggegeven. Onjuist is de stelling van belanghebbende dat het niet ter zake doet wie het verzoek om teruggaaf indient. De titularis van de ED 36, de eerste en de tweede kredietbergplaatshouder zijn zelfstandige rechtsfiguren met eigen rechten en verplichtingen. Een voorafgaande rechtsfiguur is van zijn rechten en verplichtingen ontheven als de goederen aan een opvolgende rechtsfiguur zijn overgedragen. K B.V. had zelf een verzoek om teruggaaf kunnen indienen. Zij heeft dat niet gedaan en heeft daarom geen aanspraak op teruggaaf. 5.6. Het administratieve recht voorziet niet in de mogelijkheid van “overgang” van het recht van bezwaar. De bezwaar- en beroepsprocedure kennen hun eigen wettelijk systeem; het BW is daarop niet van toepassing. Van een kwalitatief recht in de zin van artikel 6:251 BW kan slechts sprake zijn indien dit recht uit overeenkomst voortvloeit. 5.7. In een verzoek om teruggaaf van op Accijnzen 10 betaalde wijnaccijns is belanghebbende in het verleden niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft er om haar moverende redenen toen van afgezien tegen die beslissing in beroep te gaan. Aan dergelijke negatieve beslissingen kan belanghebbende geen vertrouwen ontlenen. 5.8. Belanghebbende heeft tot en met 30 september 1991 bezwaarschriften tegen de aangiften ED 36 ingediend. Een deel van de op deze aangiften vermelde wijn wordt geacht zich nog in de eindvoorraad per 31 december 1991 te bevinden. Voor deze hoeveelheid is de kredietrekening gezuiverd zonder dat belanghebbende de accijns had betaald. Die is haar dan ook terecht niet teruggegeven. Deze wijn werd vervolgens geacht te zijn ingeslagen in de AGP van belanghebbende. Belanghebbende heeft een deel van deze wijn uitgeslagen met betaling van accijns. Tegen de aangiften tot uitslag uit de AGP heeft zij geen bezwaar gemaakt. Een ander deel is onder schorsing doorgeleverd aan derden, zoals K B.V. Laatstgenoemd bedrijf heeft de accijns, voorzover zij deze bij uitslag uit haar AGP had voldaan na bezwaar teruggekregen. Honorering van het verzoek om teruggaaf van belanghebbende zou dus leiden tot dubbele teruggaaf. Voor de wijn uit de eindvoorraad per 31 december 1991, die op 31 maart 1992 nog in de AGP aanwezig waren, geldt hetzelfde. De sub 4.4. genoemde uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam betrof een belanghebbende die wel bezwaar had gemaakt tegen de aangiften tot uitslag uit haar AGP over 1992. 6. De rechtsoverwegingen inzake de op document Benelux 40 doorgeleverde wijn 6.1. Het sub 2.3. genoemde bezwaar van douane-expediteur J is met toepassing van de sub 2.5. genoemde goedkeuring van de Staatssecretaris aangemerkt als verzoek om teruggaaf van de op document ED 36 nr. 157 7902 858 van 23 april 1987 verschuldigd geworden wijnaccijns en bijzondere accijns van wijn. Wat er van deze goedkeuring zij, vast staat dat deze accijns niet door belanghebbende is voldaan. Tegenover de betwisting door de Inspecteur heeft belanghebbende geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat zij ervan mocht uitgaan dat door haar ingediende (c.q. aan haar toegerekende) geschriften ook van toepassing zouden kunnen zijn op door haar op document Benelux 40 doorgeleverde wijn. De inspecteur heeft dan ook terecht besloten het onderhavige bedrag aan accijns groot f 1.946,60 niet in de sub 2.8. genoemde teruggaafbeschikkingen te begrijpen. 6.2. K B.V. kan niet worden aangemerkt als persoon die belanghebbende in haar rechten en verplichtingen heeft opgevolgd in de zin van artikel 15 van Verordening (EEG) nr. 1430/79 jo. artikel 2 van de Beschikking teruggaaf heffingen bij invoer 1980. De stelling dat het met de sub 6.1. genoemde goedkeuring aan belanghebbende toegerekende geschrift ook nog eens aan K B.V. zou moeten worden toegerekend, faalt. Het fiscale procesrecht kent geen overgang van rechten als bedoeld in artikel 6:251 van het B.W. Derhalve dient ook de stelling van belanghebbende dat de onderhavige accijns aan K B.V. zou moeten worden teruggegeven, te worden verworpen, daargelaten of de onderhavige procedure ruimte laat voor verlening van teruggaaf aan een ander dan de belanghebbende. inzake de gevraagde teruggaaf over de voorraad per 31 december 1991/31 maart 1992 6.3. Ingevolge artikel XXIII van de Invoeringswet Wet op de accijns wordt de hoeveelheid wijn die bij de aanvang van 1 januari 1992 aanwezig is in een kredietbergplaats voor wijn aangemerkt als te zijn uitgeslagen uit de kredietbergplaats en te zijn ingeslagen in de accijnsgoederenplaats van de handelaar, en wordt de rekening van de handelaar voor deze hoeveelheid wijn gezuiverd. Deze zuivering van rechtswege is - anders dan belanghebbende stelt - niet met een betaling gelijk te stellen. Eerst bij uitslag uit de accijnsgoederenplaats kan in dezen van verschuldigdheid en betaling van accijns sprake zijn. Het lag op de weg van belanghebbende - c.q. van andere houders van accijnsgoederenplaatsen aan wie belanghebbende partijen wijn uit haar voorraad heeft doorgeleverd - bij de uitslag bezwaar te maken op de voet van artikel 24 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Nu belanghebbende in 1992 ter zake van de onderhavige voorraad geen accijns heeft voldaan, zijn de daarop betrekking hebbende verzoeken om teruggaaf terecht afgewezen. Artikel XIII van de Invoeringswet ziet niet op na 31 december 1992 ontstane accijnsschulden, en kan aan dit oordeel dan ook niet afdoen. conclusie 6.4. Uit het vorenoverwogene volgt dat het gelijk aan de inspecteur is; het beroep is derhalve ongegrond. 7. De proceskosten De Douanekamer acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. 8. De beslissing De Douanekamer verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld op 27 april 2004 door mr. A. Bijlsma, voorzitter, mr. J.W.M. Tijnagel en mr. M.E. van Hilten, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.M.C.G. van Aalst, griffier. De beslissing is op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken. De griffier: De voorzitter: Beroep in cassatie Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief). 2. Bij dit beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a) de naam en het adres van de indiener; b) de dagtekening; c) de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.