Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ5713

Datum uitspraak2004-07-20
Datum gepubliceerd2004-07-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200404368/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 25 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van De Wolden het wijzigingsplan "wijziging van het bestemmingsplan Buitengebied Zuidwolde" vastgesteld.


Uitspraak

200404368/2. Datum uitspraak: 20 juli 2004. AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoekers], wonend te Zuidwolde, en het college van gedeputeerde staten van Drenthe, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 25 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van De Wolden het wijzigingsplan "wijziging van het bestemmingsplan Buitengebied Zuidwolde" vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 26 februari 2004, kenmerk RW/A6/2003011417, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan. Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 28 april 2004, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2004, beroep ingesteld. Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 juli 2004, waar verzoekers in persoon, bijgestaan door mr. A.J. Poelman, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door E. Saathof, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door J.M. van der Vinne, ambtenaar van de gemeente, en [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigden] daar gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Het wijzigingsplan strekt tot wijziging van de bestemming “Agrarisch gebied zonder bebouwing” uit het bestemmingsplan “Buitengebied Zuidwolde” in de bestemming “Agrarisch gebied met bebouwing” van een perceel ten westen van de Leeuwenveenseweg. 2.3.    Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring aan het wijzigingsplan heeft verleend. Zij verzoeken de goedkeuring van het wijzigingsplan bij wege van voorlopige voorziening te schorsen teneinde te voorkomen dat een bouwvergunning wordt verleend voor de bouw van bedrijfsgebouwen ten behoeve van een melkveehouderij.    Verzoekers voeren aan dat de bouw van deze bedrijfsgebouwen in strijd met de artikelen 70 en 71 van de Landinrichtingswet de ruilverkavelingdoelstelling frustreert. In dit verband menen zij dat het de voorkeur verdient iets zuidelijker te bouwen. 2.4.    Verweerder heeft in deze bezwaren geen aanleiding gezien goedkeuring aan het wijzigingsplan te onthouden. 2.5.    De Voorzitter overweegt ten aanzien van het verzoek als volgt. Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat op 15 juni 2004 het bestemmingsplan “Buitengebied” is goedgekeurd. In dit plan is aan het perceel geen bouwvlak toegekend, zodat op grond van het bestemmingsplan “Buitengebied” geen bebouwing is toegestaan. Aan het plandeel is goedkeuring verleend. Het plandeel is thans nog niet in werking getreden. Ter zitting is van de zijde van het college van burgemeester en wethouders en [partij] voorts bevestigd dat de aanvraag om bouwvergunning is ingediend na de terinzagelegging van het ontwerp-plan “Buitengebied”. Onder deze omstandigheid geldt voor de aanvraag om bouwvergunning een aanhoudingsplicht op grond van artikel 50 van de Woningwet, zodat de bouwvergunning niet kan worden verleend zolang het eerdergenoemde plandeel nog niet in werking is getreden. Verder overweegt de Voorzitter dat de bouwvergunning na de inwerkingtreding van het plandeel evenmin kan worden verleend vanwege het ontbreken van een bouwvlak. Gezien deze omstandigheden is met het verzoek geen spoedeisend belang gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. 2.6.     Het verzoek dient te worden afgewezen. 2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat. w.g. Bartel    w.g. Klein Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2004. 176-409.