Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ5721

Datum uitspraak2004-07-28
Datum gepubliceerd2004-07-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200308371/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 2 juli 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deventer (hierna: het college) overeenkomstig daartoe strekkende aanvraag van 2 augustus 2000 van de Ministerie van Justitie en de Stichting Oldenkotte met toepassing van artikel 19, eerste en vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling verleend van het ter plaatse geldend bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik van het pand ?Het Vlier 28? te Deventer als resocialisatieafdeling van de TBS-kliniek Oldenkotte te Rekken (hierna: de resocialisatieafdeling) voor de resocialisatie van maximaal 15 vrouwen.


Uitspraak

200308371/1. Datum uitspraak: 28 juli 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te Deventer, tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 7 november 2003 in het geding tussen: appellant en het college van burgemeester en wethouders van Deventer. 1.    Procesverloop Bij besluit van 2 juli 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deventer (hierna: het college) overeenkomstig daartoe strekkende aanvraag van 2 augustus 2000 van de Ministerie van Justitie en de Stichting Oldenkotte met toepassing van artikel 19, eerste en vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling verleend van het ter plaatse geldend bestemmingsplan ten behoeve van het gebruik van het pand “Het Vlier 28” te Deventer als resocialisatieafdeling van de TBS-kliniek Oldenkotte te Rekken (hierna: de resocialisatieafdeling) voor de resocialisatie van maximaal 15 vrouwen. Bij besluit van 20 februari 2003 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 7 november 2003, verzonden op die dag, heeft de rechtbank Zwolle (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 8 december 2003, bij de Raad van State ingekomen op 11 december 2003, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 12 februari 2004 heeft het college van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 juli 2004, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door ing. F.K. de Jong-van Popta en mr. A.J. Nijman, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Vast staat dat het gebruik als resocialisatie-afdeling van de TBS-kliniek Oldenkotte van het pand “Het Vlier 28” in strijd is met het ingevolge het ter plaatse geldend bestemmingsplan “Borgele 1984” toegestane gebruik. 2.2.    De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het formele motiveringsgebrek dat aan het bestreden besluit kleeft uit het oogpunt van proceseconomie met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan worden gepasseerd. Zij heeft daarbij terecht overwogen dat sprake is van een formeel motiveringsgebrek, omdat dit gebrek betrekking heeft op de kenbaarheid en inzichtelijkheid en geen sprake is van het ontbreken van een motivering en daarmee van een materieel motiveringsgebrek. Alleen bij schending van een formeel aspect van het motiveringsgebrek kan artikel 6:22 van de Awb worden toegepast. De motivering van het bestreden besluit is weliswaar niet opgenomen in dit besluit maar van een voldoende draagkrachtige motivering is naar het oordeel van de Afdeling wel sprake gelet op het advies van de bezwaarschriftencommissie, dat in het bestreden besluit is overgenomen, de daaruit blijkende bedoeling om het besluit van het college van 16 april 2002 ter motivering aan het bestreden besluit ten grondslag te leggen en de verwijzing in de besluiten naar (de motivering in de) diverse stukken, die daarom ook moeten worden geacht ten grondslag te zijn gelegd aan de motivering van het bestreden besluit. Dit geldt ook voor de inhoudelijke aanvullingen op het verzoek om vrijstelling van 2 augustus 2002 zoals neergelegd in de brieven van 14 december 2000 en 23 februari 2001 met de daarbij behorende bijlagen. Hierop wordt immers in het besluit van 16 april 2002 gewezen. Hetgeen appellant dienaangaande in hoger beroep heeft betoogd, treft dan ook geen doel. 2.3.    Ook heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de vestiging van de resocialisatieafdeling (in een woonwijk) voor de omgeving weliswaar niet zonder risico’s is, maar dat deze niet van zodanige aard en omvang zijn, dat gezegd moet worden dat het college niet in redelijkheid tot handhaving van het vrijstellingsbesluit heeft kunnen komen. Daarbij is van belang dat het gewicht van de daarbij in aanmerking komende belangen deels een politieke afweging vergt, die door de bestuursrechter slechts op afstandelijke wijze dient te worden getoetst. Ter zitting is van de zijde van het college onderschreven dat het vrijstellingsbesluit uitsluitend ziet op een resocialisatieafdeling ten behoeve van de resocialisatie van maximaal 15 vrouwen (en dus geen mannen). In een tussen de gemeente Deventer en de Stichting Oldenkotte en de wijkvereniging Borgele- Platvoet gesloten convenant is ook bepaald dat er op de resocialisatieafdeling maximaal 15 vrouwen zullen worden gehuisvest. Het betoog van appellant dat zulks niet rechtsgeldig is, omdat daarmee onderscheid wordt gemaakt tussen mannen en vrouwen hetgeen in strijd is met artikel 7 van de Wet gelijke behandeling, zodat mannen niet kunnen worden geweerd, faalt. In artikel 3 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, is vermeld dat mannen en vrouwen gescheiden verblijven. Hieraan ligt onder meer de bescherming van de vrouw ten grondslag. Van ongeoorloofd onderscheid tussen mannen en vrouwen is mitsdien geen sprake. De Minister van Justitie heeft bovendien schriftelijk gegarandeerd, dat een machtiging om van de regel uit het convenant af te wijken niet zal worden gegeven. Ook is niet zonder belang voor de besluitvorming dat het convenant voorziet in een klachtenmeldpunt en –procedure. In de resocialisatieafdeling worden uitsluitend “uitbehandelde”- dus geen direct risicodragende – vrouwen geplaatst, die in de laatste fase van de TBS moeten worden voorbereid op terugkeer in de maatschappij en het weer zelfstandig wonen. Het plaatsten van TBS-gestelden op de afdeling geschiedt onder directe verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie. Hij beslist over de plaatsing op basis van een goed onderbouwd voorstel van de kliniek. De resocialisatieafdeling functioneert ter plaatse nu reeds circa vijf jaar zonder dat dit tot onaanvaardbare overlast heeft geleid. Appellant heeft gewezen op een aantal incidenten die hebben plaatsgevonden. Deze incidenten hebben zich echter niet voorgedaan in de omgeving van de afdeling. Gelet op het voorgaande faalt hetgeen appellant in dit verband in hoger beroep heeft betoogd.   2.4.    De conclusie is dat de rechtbank het beroep terecht ongegrond heeft verklaard. 2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, ambtenaar van Staat. w.g. Polak    w.g. Ouwehand Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2004 224.