Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ5956

Datum uitspraak2004-07-30
Datum gepubliceerd2004-08-03
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers21-001016-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte was om bestratingswerkzaamheden te kunnen verrichten in de achtertuin van de woning van het latere slachtoffer door haar in het bezit gesteld van de sleutel van haar woning. Verdachte is op een nacht na het gebruik van – naar eigen zeggen aanzienlijke hoeveelheden - bier en cocaïne met die sleutel naar de woning van het slachtoffer gegaan omdat hij op zoek was naar geld om in zijn verslaving aan hard drugs te kunnen blijven voorzien. Verdachte is door het slachtoffer overlopen en om het gillen van haar te stoppen, heeft hij de sjaal die hij bij zich had om haar keel gewonden en aangetrokken tot zij bewusteloos was. In bewusteloze toestand heeft hij haar op grove wijze anaal verkracht. Nadien heeft hij de sjaal vervangen door de ceintuur van haar badjas en deze stevig geknoopt. Haar handen heeft hij op haar rug gebonden. Verdachte heeft het slachtoffer in hulpeloze toestand met haar hoofd van het bed afhangend achtergelaten. Bij het verlaten van de woning heeft hij haar portemonnee meegenomen. Het slachtoffer is tengevolge van het handelen van verdachte overleden.


Uitspraak

Parketnummer: 21-001016-04 Uitspraak dd.: 30 juli 2004 TEGENSPRAAK Gerechtshof te Arnhem meervoudige kamer voor strafzaken Arrest gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Arnhem van 4 februari 2004 in de strafzaak tegen [VERDACHTE], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [woonplaats], [adres], thans verblijvende in P.I. Arnhem - HvB Arnhem Zuid te Arnhem. Het hoger beroep De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld. Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 juli 2004 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I), na voorlezing aan het hof overgelegd, en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het hof heeft ter terechtzitting het vonnis van de rechtbank reeds vernietigd voor zoveel inhoudende de toewijzing van de vordering nadere omschrijving telastelegging nopens de onder 4 en 5 omschreven feiten. Het hof zal het vonnis waarvan beroep ook overigens vernietigen, reeds omdat na wijziging van de telastelegging ter terechtzitting in hoger beroep op de grondslag van een andere telastelegging wordt rechtgedaan dan door de eerste rechter. De telastelegging Aan verdachte is telastegelegd, zoals deze telastelegging in hoger beroep is gewijzigd, dat: (zie voor de inhoud van de nadere omschrijving telastelegging bijlage IIa -met uitzondering van de feiten 4 en 5 - en voor de inhoud van de wijziging van de telastelegging in hoger beroep bijlage IIb) Indien in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Vrijspraak Met betrekking tot het onder 1. ten laste gelegde feit acht het hof het bij artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht gevorderde oorzakelijk verband tussen de doodslag en de zogenaamde oorsprongsfeiten niet bewezen. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair ten laste is gelegd en zal hem bijgevolg daarvan vrijspreken. In het bijzonder acht het hof niet bewezen dat verdachte het slachtoffer -door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid- heeft gedwongen als in dat deel van de tenlastelegging omschreven, nu toch uit de bewijsmiddelen blijkt dat het slachtoffer ten tijde van het seksueel binnendringen in staat van bewusteloosheid was. Bewezenverklaring Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat telastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, onder 2 subsidiair en onder 3 telastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat verdachte: 1. op 2 juli 2003 te Arnhem opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk een sjaal om de hals van die [naam slachtoffer] heeft gebracht en gewikkeld en/of gedraaid en die sjaal heeft aangetrokken en/of een ceintuur (van een badjas) vier maal, strak om de nek/hals van voornoemde [naam slachtoffer] heeft gewonden en heeft aangetrokken en (vervolgens) heeft vastgezet met een knoop, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden. 2. op 2 juli 2003 te Arnhem met [naam slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat [naam slachtoffer] in staat van bewusteloosheid verkeerde, handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], te weten het met zijn penis binnendringen in de anus van die [naam slachtoffer]. 3. op 2 juli 2003 te Arnhem tussen ongeveer 03.50 uur en 05.10 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning gelegen aan de [woonadres slachtoffer], alwaar verdachte zich tegen de wil van de rechthebbende bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [naam slachtoffer], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel, te weten door onbevoegd gebruik van een sleutel. Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op de misdrijven ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde: Doodslag. ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: Met iemand van wie hij weet dat hij in staat van bewusteloosheid verkeert, handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde: Diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning door iemand die zich aldaar tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. Oplegging van straf en/of maatregel De rechtbank heeft verdachte voor de feiten 1 tot en met 5 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaren en terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. De verdachte is in hoger beroep gekomen, in het bijzonder vanwege de straf, om aldus sneller met de TBS-behandeling te kunnen aanvangen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten 1, 2 en 3 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaren en terbeschikkingstelling met bevel van tot verpleging van overheidswege. Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Verdachte was om bestratingswerkzaamheden te kunnen verrichten in de achtertuin van de woning van het latere slachtoffer door haar in het bezit gesteld van de sleutel van haar woning. Verdachte is op een nacht na het gebruik van – naar eigen zeggen aanzienlijke hoeveelheden - bier en cocaïne met die sleutel naar de woning van het slachtoffer gegaan omdat hij op zoek was naar geld om in zijn verslaving aan hard drugs te kunnen blijven voorzien. Verdachte is door het slachtoffer overlopen en om het gillen van haar te stoppen, heeft hij de sjaal die hij bij zich had om haar keel gewonden en aangetrokken tot zij bewusteloos was. In bewusteloze toestand heeft hij haar op grove wijze anaal verkracht. Nadien heeft hij de sjaal vervangen door de ceintuur van haar badjas en deze stevig geknoopt. Haar handen heeft hij op haar rug gebonden. Verdachte heeft het slachtoffer in hulpeloze toestand met haar hoofd van het bed afhangend achtergelaten. Bij het verlaten van de woning heeft hij haar portemonnee meegenomen. Het slachtoffer is tengevolge van het handelen van verdachte overleden. Het hof tilt zwaar aan de door verdachte gepleegde feiten. Hij heeft niet alleen een vrouw op mensonterende wijze het leven ontnomen en daardoor onherstelbaar leed aan haar kinderen, familie en vrienden aangedaan maar tevens heeft hij de gevoelens van onveiligheid in de maatschappij aangewakkerd. Het slachtoffer had in goed vertrouwen haar huissleutel aan verdachte als klusjesman ter beschikking gesteld en op grove wijze is haar vertrouwen beschaamd. Over verdachte is onder meer gerapporteerd door het Pieter Baan Centrum te Utrecht. Psycholoog P.E. Geurkink en psychiater H.D. Sierink van het Pieter Baan Centrum te Utrecht komen in hun rapport, gedateerd 14 januari 2004 tot de volgende bevindingen: “Betrokkene is een man met een gemengde persoonlijkheidsstoornis bij wie in de kern sprake is van een borderline organisatie met dwangmatige afweer en enige narcistische en antisociale trekken. Daarnaast is er sprake van recidiverende cocaïneafhankelijkheid. De borderline problematiek komt tot uiting in een sterke gevoeligheid voor verlatingen, in een moeite met alleen zijn waarbij hij zich gaat vervelen en de neiging heeft tot cocaïnegebruik, tot meer seks en tot te veel eten. Passend is tevens dat betrokkene denkt in zwart-wit beelden en de neiging heeft anderen te idealiseren of te devalueren. Als afweer gebruikt betrokkene, behalve het eerder genoemde idealiseren en devalueren, vooral verdringen (wegblokken) en rationaliseren: boosheid wordt door hem niet beleefd maar verwoord als teleurstelling. Onderliggend is hij echter bang voor de lading, dat een en ander escaleert en dat de ander hem dan niet meer leuk vindt met als risico verlating. Vermoedelijk vanuit deze angst voor verlating verplaatst betrokkene zijn agressie. Onder invloed van cocaïne verliest betrokkene de dwangmatige grip op zijn gevoelens en reageert hij heftiger en impulsiever. In antwoord op de in hoofde gestelde vraag concluderen de ondergetekenden dat onderzochte ten tijde van het plegen van hem ten laste gelegde feiten lijdende was aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, dat deze feiten – indien bewezen – hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De recidivekans voor soortgelijke feiten is groot. Betrokkene kan slecht alleen zijn. Hij heeft altijd en ook snel nieuwe relaties gezicht en in deze relaties zal hij zich op vergelijkbare wijze opstellen. Om het recidivegevaar te verminderen, adviseren wij Uw College aan betrokkene de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege op te leggen. Een minder verstrekkend kader is voor betrokkene niet passend vanwege de aard van zijn stoornis: hij heeft door zijn angst voor afhankelijkheid, vanwege het risico op verlatingen, de neiging zich schijnbaar autonoom op te stellen en zal niet gemakkelijk een vertrouwelijke (behandel)relatie aangaan. In een terbeschikkingstelling met voorwaarden bestaat hierdoor de kans dat betrokkene tot een schijnaanpassing komt en de feitelijk dieperliggende pathologie niet wordt gecorrigeerd.” Het hof neemt de conclusie van de verminderde toerekenbaarheid over en maakt die tot de zijne. Met inachtneming daarvan zal het hof toch aan verdachte een langere vrijheidsstraf opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd. De advocaat-generaal is in zijn vordering uitgegaan van strafoplegging terzake gekwalificeerde doodslag, verkrachting en gekwalificeerde diefstal en het hof komt tot partiële vrijspraak daarvan. De elementen die het openbaar ministerie aan verdachte verwijt komen evenwel alle in de bewezenverklaring terug, namelijk doodslag, (ernstig) seksueel misbruik en gekwalificeerde diefstal. Het hof ziet in die partiële vrijspraak dan ook geen reden tot het opleggen van een lagere straf dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Gezien de gruwelijke aard van in het bijzonder de onder 1. en 2. bewezenverklaarde misdrijven is een gevangenisstraf van aanzienlijke duur geboden. In het hiervoor vermelde rapport wordt de kans op recidive aanzienlijk geacht. Het hof is van oordeel – gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de in voornoemd rapport omschreven delictgevaarlijkheid – dat verdachte een behandeling dient te ondergaan. Gelet op het voorgaande zal het hof het advies van het Pieter Baan Centrum volgen. Het hof acht het noodzakelijk om naast de onvoorwaardelijke gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen. Het hof zal bevelen dat verdachte ter beschikking wordt gesteld aangezien op de bewezenverklaarde feiten naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaar is gesteld en de veiligheid van anderen het opleggen van die maatregel eist. Het hof zal voorts bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, daar genoemde veiligheid van anderen die verpleging eist. Alles overziende acht het hof na te noemen straf en maatregel passend en geboden. De vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] De benadeelde partij heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van EUR 7.463,71 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen. In hoger beroep heeft de benadeelde partij bij haar vordering gepersisteerd. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is. Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Toepasselijke wettelijke voorschriften Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 37a, 37b, 57, 243, 287, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING Het hof: Vernietigt het vonnis, voorzover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht: Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 primair telastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen, dat verdachte het onder 1, onder 2 subsidiair en onder 3 telastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren. Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd. de aan [naam benadeelde partij] toegebrachte schade Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [naam benadeelde partij], te betalen een bedrag van EUR 7.463,71 (zevenduizend vierhonderddrieënzestig euro en eenenzeventig cent). Verwijst verdachte in de op de vordering gevallen kosten en bepaalt deze, voorzover aan de zijde van de benadeelde partij gevallen, op nihil. Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [naam benadeelde partij], een bedrag te betalen van EUR 7.463,71 (zevenduizend vierhonderddrieënzestig euro en eenenzeventig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 149 (honderdnegenenveertig) dagen hechtenis. Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat inzoverre komt te vervallen. Aldus gewezen door mr Bergkotte, voorzitter, mrs De Poorter en Rijken, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr Schellekens, griffier, en op 30 juli 2004 ter openbare terechtzitting uitgesproken.