Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ6063

Datum uitspraak2004-07-30
Datum gepubliceerd2004-08-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13.097.097.2004
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overleveringswet, Europees Aanhoudingsbevel (EAB), Internationale rechtshulpkamer, Frankrijk, illegale handel in verdovende middelen.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM, NEGENDE MEERVOUDIGE KAMER C Parketnummer: 13.097.097.2004 RK nummer: 04/3930 UITSPRAAK Inzake overlevering in het kader van een Europees aanhoudingsbevel. GEZIEN de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 23 juni 2004 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), gedateerd 17 juni 2004, uitgevaardigd door het arrondissementsparket bij de arrondissementsrechtbank te Bobigny (Frankrijk). Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van: [opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, wonende te [adres], zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, thans gede-tineerd in het huis van bewaring “Havenstraat” te Amsterdam, hierna te noemen de opgeëiste persoon. GEZIEN de overige stukken. GELET OP de behandeling ter openbare zitting van deze recht-bank en kamer van 23 juli 2004, waar zijn gehoord de offi-cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. H.P. Ruysink, advocaat te Maastricht. OVERWEGENDE De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij niet de Nederlandse, maar de Belgische nationaliteit heeft. De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging op het grondgebied van de uitvaardigende staat van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaar. De 13e Correctionele Kamer van de Arrondissementsrechtbank te Bobigny (Frankrijk) heeft deze vrijheidsstraf bij vonnis van 20 mei 2003 aan de opgeëiste persoon opgelegd. Het strafrestant bedraagt 38 maanden en 12 dagen. Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in een door de griffier gewaarmerkte en als bijlage aan deze uitspraak gehechte fotokopie van onderdeel e) van (de Franse tekst van) het EAB. Deze feiten zijn naar het recht van de uitvaardigende staat strafbaar en staan vermeld onder nummer 5 op bijlage 1 van de Overleveringswet, te weten: illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. Op deze feiten is naar het recht van de uitvaardigende staat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld. De raadsman heeft aangevoerd dat uit niets blijkt dat Frankrijk het Kaderbesluit in wetten heeft opgenomen en dat overlevering op grond van artikel 5 van de Overleveringswet (OW) dient te worden geweigerd, aangezien de Uitleveringswet dient te worden gehanteerd en het tussen Nederland en Frankrijk geldende uitleveringsverdrag per 1 januari 2004 niet meer bestaat. De rechtbank verwerpt dit verweer. De Franse wet waarmee het Kaderbesluit EAB is geïmplementeerd dateert van 9 maart 2004 (Loi no. 2004-204, gepubliceerd J.O. nr. 59 op 10 maart 2004, p. 4567) en het onderhavige EAB dateert van 22 juni 2004, zodat het verweer van de raadsman geen hout snijdt. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat overlevering dient te worden geweigerd, omdat de officier van justitie in strijd met artikel 23, lid 2, OW haar vordering niet binnen drie dagen bij de rechtbank heeft ingediend. Naar het oordeel van de raadsman dateert het EAB van 17 juni 2004 en heeft de officier van justitie haar vordering op 23 juni 2004 bij de rechtbank ingediend. De rechtbank is van oordeel dat het EAB in de Franse versie weliswaar gedateerd is 17 juni 2004, maar dat uit het dossier blijkt dat de officier van justitie de Nederlandse vertaling van dit EAB op 23 juni 2004 per fax heeft ontvangen en op diezelfde datum haar vordering bij de rechtbank heeft ingediend, zodat het verweer van de raadsman wordt gepasseerd. Tenslotte heeft de raadsman betoogd dat overlevering dient te worden geweigerd, aangezien zijn cliënt zich op het standpunt stelt dat de stukken hem in strijd met artikel 23, lid 3, OW nimmer zijn betekend. De raadsman heeft meegedeeld dat ook hij niet beschikt over (kopieën) van akten van betekening. De rechtbank verwerpt ook dit verweer. In het dossier bevindt zich een akte van uitreiking, waaruit blijkt dat het Europees Aanhoudingsbevel, alsmede de vordering in behandeling neming Europees Aanhoudingsbevel en een bevel voortzetting vrijheidsbeneming ex artikel 21 OW, op 28 juni 2004 aan de opgeëiste persoon in persoon zijn uitgereikt. De opgeëiste persoon heeft ter zitting aangevoerd dat het niet zijn handtekening is die onder de akte van uitreiking staat. Dat kan in het midden blijven, nu de opgeëiste persoon er ter zitting blijk van heeft gegeven op de hoogte te zijn van de inhoud van het EAB. Hij is derhalve niet in zijn belangen geschaad, indien mocht blijken dat het EAB niet aan hem in persoon is uitgereikt. De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Hij heeft dit tijdens het verhoor ter zitting echter niet kunnen aantonen. Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan die feiten, is niet gebleken. Het vonnis waarbij de vrijheidsstraf is opgelegd, is bij verstek gewezen. Niet is gebleken dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard of anderszins in persoon in kennis is gesteld van de datum en plaats van de behandeling ter terechtzitting. De overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit de in artikel 12 van de Overleveringswet bedoelde garantie heeft gegeven. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de volgende garantie gegeven: “Als [opgeëiste persoon] aan de Franse autoriteiten overgedragen is, zal het aanhoudings-bevel uitgevoerd worden, als gevolg van het accepteren van zijn uitlevering. Het vonnis zal hem officieel betekend worden en hij kan er verzet tegen doen. Als hij verzet aantekent zal het vonnis bij verstek als niet bestaand beschouwd worden: [opgeëiste persoon] zal zo snel mogelijk opnieuw voor de Correctionele Rechtbank van Bobigny verschijnen, hij zal in staat van voorlopige hechtenis verkeren en krijgt bijstand van een advocaat als hij dat vraagt. Een nieuw proces zal in zijn aanwezigheid plaats hebben en hij heeft alle garanties voor zijn verdediging.” Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gewaarborgd dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering in de gelegenheid zal worden gesteld om een nieuw proces te verzoeken en aanwezig te zijn op de terechtzitting. Nu ten aanzien van de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de Overleveringswet daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan. GEZIEN de artikelen 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht; RECHTDOENDE STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan Frankrijk ten behoeve van tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf, te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende staat wegens de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Aldus gedaan door mr. E.D. Bonga-Sigmond, voorzit-ter, mrs. L.E. Kalff en S.K. de Groot, rech-ters, in tegenwoordigheid van G. Bos, grif-fier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juli 2004. RECHTBANK AMSTERDAM, NEGENDE MEERVOUDIGE KAMER PROCES-VERBAAL van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare zitting van genoemde rechtbank en kamer van 30 juli 2004. De samenstelling van de rechtbank is als volgt: mr E.D. Bonga-Sigmond, voorzitter, mrs P.B. Martens en J.N.A. Joling, rechters. Als officier van justitie fungeert mr. en als griffier De voorzitter doet de zaak uitroepen. De opgeëiste persoon is niet aanwezig. Hij heeft op 23 juli 2004 tegenover de rechtbank te kennen gegeven van zijn recht om aanwezig te zijn bij de uitspraak geen gebruik te zullen maken. De raadsman van de opgeëiste persoon, mr. H.P. Ruysink, advocaat te Maastricht, is wel/niet aanwezig. De voorzitter doet de uitspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.