Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ6066

Datum uitspraak2004-07-09
Datum gepubliceerd2004-08-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/097.058-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Overleveringswet, Europees Aanhoudingsbevel (EAB), Internationale rechtshulpkamer, Frankrijk, wapenbezit.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM, NEGENDE MEERVOUDIGE KAMER Parketnummer: 13/097.058-04 RK nummer: 04/1904 UITSPRAAK Inzake overlevering in het kader van een Europees aanhoudingsbevel. GEZIEN de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 mei 2004 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd door de Franse autoriteiten. Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van: [opgeëiste persoon], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1968, wonende [adres], thans gede-tineerd in het Huis van Bewaring “De Karelskamp” te Almelo, hierna te noemen de opgeëiste persoon. GEZIEN de overige stukken. GELET OP de behandeling ter openbare zitting van deze recht-bank en kamer van 2 juli 2004, waar zijn gehoord de offi-cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. J-H.L.C.M. Kuijpers, advocaat te ‘s-Hertogenbosch. OVERWEGENDE De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij niet de Nederlandse, maar de Franse nationaliteit heeft. De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul-dig heeft gemaakt aan een naar het recht van de uitvaardigende staat strafbaar feit. Het feit is omschreven in een door de griffier gewaarmerkte en als bijlage aan deze uitspraak gehechte fotokopie van onderdeel e) van het EAB. Dit feit staat vermeld onder nummer [x] op bijlage 1 van de Overleveringswet, te weten: “vols commis en bande organisée ou avec arme” Uit een op 22 juni 2004 ontvangen faxbrief, afkomstig van de Procureur de la République te Bobigny, blijkt dat de opgeëiste persoon ervan wordt verdacht als wapen een automatisch pistool te hebben gebruikt. Op het feit is naar het recht van de uitvaardigende staat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld. De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. De raadsman heeft namens de opgeëiste persoon aangevoerd dat op basis van de stukken die namens de uitvaardigende autoriteit zijn overgelegd, een onschuldverweer kan slagen, immers [de aangever] heeft tegenover de politie verklaard dat hij bij de overval op 14 mei 2003 werd geduwd door een man die zijn been in het gips had. De raadsman heeft ter staving van zijn verweer twee stukken aan de rechtbank overgelegd: a) een brief d.d. 30 juni 2004 van de [huisarts], gezondheidscentrum ‘De Roerdomp’ te Nieuwegein, waarin deze verklaart sinds 1992 over de medische gegevens van de opgeëiste persoon te beschikken en dat er in zijn dossier geen gegevens te vinden zijn over een onderbeenfractuur en dus ook niet over een behandeling met gips en b) een verklaring d.d. 30 juni 2004 van de [psychiater] te Harderwijk; deze verklaring komt er op neer dat de opgeëiste persoon deze arts heeft geconsulteerd op 29 maart 2003 en op 1 juli 2003 en dat hij op beide data geen gips aan het been droeg. De raadsman heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon het hem verweten feit onmogelijk gepleegd kan hebben en dat hij dit tijdens het verhoor heeft aangetoond. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van dit verweer. De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende. Uit de stukken en uit het onderzoek ter zitting is voldoende aannemelijk geworden dat de aangever en de opgeëiste persoon elkaar kenden en dat er sprake is geweest van een (zakelijk) conflict tussen beiden. Het overige bewijsmateriaal dient door de rechtbank in Bobigny te worden gewogen. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat de opgeëiste persoon op 17 mei 2004 tegenover de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij een been in het gips had en met twee krukken liep. Hiernaar gevraagd ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat deze vermelding in het proces-verbaal op een misverstand berust dat mede is ontstaan door het feit dat hij bij de rechter-commissaris zonder tolk is gehoord. De rechtbank zal om deze reden geen acht slaan op dit deel van de door de opgeëiste persoon tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring. De rechtbank is van oordeel dat de opgeëiste persoon zijn onschuld tijdens het verhoor niet heeft kunnen aantonen. Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan dat feit, is niet gebleken. Nu ten aanzien van het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de Overleveringswet daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan. GEZIEN Wetsartikelen: artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. de artikelen 2, 5 en 7 van de Overleveringswet. RECHTDOENDE STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Franse autoriteiten ten behoeve van strafvervolging ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht. Aldus gedaan door mr. E.D. Bonga-Sigmond, voorzit-ter, mrs. A.J.R.M. Vermolen en J.N.A. Jolink, rech-ters, in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, grif-fier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 juli 2004. De voorzitter is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.