
Jurisprudentie
AQ6255
Datum uitspraak2004-07-30
Datum gepubliceerd2004-08-05
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/2819 AKW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-08-05
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers03/2819 AKW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Verzet; termijnoverschrijding betaling griffierecht.
Uitspraak
03/2819 AKW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], Marokko, opposant,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Opposant heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Amsterdam op 24 april 2003 tussen partijen gegeven uitspraak.
Bij uitspraak van 12 december 2003 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat opposant het griffierecht niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan.
Tegen deze uitspraak is verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 7 mei 2004. Partijen zijn niet verschenen.
II. MOTIVERING
Zoals in de uitspraak van 12 december 2003, waartegen het verzet is gericht, is aangegeven was de laatste dag van de aan opposant gestelde termijn voor het betalen van het griffierecht 28 augustus 2003. Het griffierecht is evenwel eerst op 10 september 2003 ter griffie van de Raad ontvangen.
In verzet heeft opposant -onder verwijzing naar een bijgevoegd rekeningafschrift- aangevoerd dat het griffierecht op 5 september 2003 is voldaan.
De Raad stelt vast dat het griffierecht niet tijdig is voldaan.
Blijkens het bijgevoegde rekeningafschrift is het griffierecht eerst op 5 september 2003 van de bankrekening afgeschreven. Aangezien de termijn voor het betalen van het griffierecht eindigde op 28 augustus 2003 kon het griffierecht dus niet meer tijdig op de rekening van de Raad worden bijgeschreven. In zijn verzetschrift heeft opposant geen gronden aangevoerd waarop hij niet in staat was het griffierecht tijdig te (laten) voldoen. Er is dan ook geen reden om het niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar te achten.
Het verzet moet derhalve ongegrond verklaard worden.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. G.J.H. Doornewaard en prof. mr. J.B.J.M. ten Berge als leden, in tegenwoordigheid van mr. A.C.W. van Huussen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 30 juli 2004.
(get.) J. Janssen.
(get.) N.E. Nijdam.