Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ6386

Datum uitspraak2004-07-27
Datum gepubliceerd2004-08-05
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers65165 / KG ZA 04-167
Statusgepubliceerd


Indicatie

Letselschade na ongeval in 1999. Eiseres stelt niet succesvol gereïntegreerd te zijn in 1999, omdat zij ook in het passend geachte werk klachten ondervond. Zij is met die werkzaamheden (receptioniste/telefoniste) gestopt, ook omdat ze het niet leuk vond. Ze heeft haar baan als kraamverzorgster opgepakt, waarna ze in 2001 volledig arbeidsongeschikt is geworden. Eiseres vordert bij wijze van voorschot vergoeding van verlies aan verdienvermogen over 2004 en kosten van een tweede reïntegratie. Uit een rapport van een arbeidsdeskundige blijkt dat eiseres in 1999 succesvol gereïntegreerd is en thans passend werk kan verrichten. Ze kiest er zelf voor niet aan het werk te gaan. De voorzieningenrechter wijst de vordering af, omdat het, gelet op het rapport van de arbeidsdeskundige, aannemelijk is dat eiseres succesvol gereïntegreerd is en passend werk kan verrichten. De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiseres er zelf voor kiest niet te werken en het derhalve vooralsnog aannemelijk is dat vermogenschade in 2004 voorkomen had kunnen worden. Daarbij is nog van belang dat uit het rapport blijkt dat eiseres ook andere functies kan verrichten, zoals verzekeringsconsulente en accountmanager uitzendbureau.


Uitspraak

RECHTBANK ALMELO Kort Geding zaaknummer: 65165 / KG ZA 04-167 datum uitspraak vonnis: 27 juli 2004 (ab) Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van: [Eiseres], wonende te [Woonplaats], eiseres, verder te noemen: [Eiseres], procureur: mr. S.S. Rijpma, advocaat: mr. E.M. Elferink, tegen de naamloze vennootschap Delta Lloyd Schadeverzekering N.V., gevestigd te Amsterdam, gedaagde, verder te noemen: Delta Lloyd, procureur: mr. H.A.A. Kienhuis, advocaat: mr. J.M.W. Werker. Het procesverloop [Eiseres] heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding. Zij heeft haar standpunt ter zitting van 20 juli 2004 toegelicht. Ter zitting zijn verschenen: [Eiseres], bijgestaan door mr. Elferink en namens Delta Lloyd mr. J. Boer, juridisch adviseur, bijgestaan door mr. Werker. Van hetgeen is besproken is aantekening gemaakt. Het vonnis is bepaald op vandaag. Vaststaande feiten 1. In deze zaak staat het navolgende vast. a. [Eiseres] is op 26 maart 1998 als inzittende van een personenauto gewond geraakt bij een verkeersongeval te Amstelveen. Ten tijde van het ongeval was [Eiseres] net afgestudeerd als kraamverzorgende en had zij een nul-urencontract afgesloten met het bedrijf NTN. [Eiseres] is na arbeidsdeskundige begeleiding voor rekening van Delta Lloyd vanaf 1 juli 1999 gaan werken als receptioniste/telefoniste bij [Bedrijf]. Zij heeft daar tot 31 oktober 2000 gewerkt. Vanaf 31 oktober 2000 tot 26 november 2001 heeft [Eiseres] als kraamverzorgster gewerkt bij NTN en VVT. Vanaf 26 november 2001 is [Eiseres] toegenomen arbeidsongeschikt en vanaf 24 december 2001 volledig arbeidsongeschikt. b. Op 16 januari 2003 heeft [Eiseres] in een kort geding bij de rechtbank Almelo een voorschot gevorderd van € 28.000,- ter zake van verlies van verdienvermogen vanaf 26 november 2002 voor de daarop volgende maanden, een voorschot op het smartengeld, vergoeding van buitengerechtelijke bijstand en vergoeding van de buitengerechtelijke kosten van bureau Ottenschot. Deze vordering is door de voorzieningenrechter afgewezen. c. [Eiseres] heeft appèl ingesteld van dit vonnis bij het Gerechtshof te Arnhem. Op 10 juni 2003 heeft het Gerechtshof de vordering van [Eiseres] toegewezen tot een bedrag van € 15.630,17 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2002 tot aan de dag der voldoening. Het Gerechtshof heeft tevens geoordeeld dat het aannemelijk is dat de bodemrechter een vergoedingsplicht van Delta Lloyd zal verminderen tot 75% gelet op het feit dat de schade mede het gevolg is van het foute gedrag van [Eiseres] voorafgaand aan het ongeval. Stellingen van partijen 2. [Eiseres] vordert in dit geding veroordeling van Delta Lloyd tot betaling bij wijze van voorschot van een bedrag van € 13.017,55 bestaande uit verlies aan arbeidsvermogen over 2004 ad € 8.013,-, huishoudelijke hulp over 2004 ad € 2.124,75, kosten van een reïntegratie P.M. en betaling van een factuur van Bureau Pals ad € 2.879,80. 3. [Eiseres] legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Zij stelt dat geen sprake is van een succesvolle reïntegratie in 1999. Zij ondervond als gevolg van haar werk bij [Bedrijf] ook klachten. Zij heeft ter zitting gesteld dat, nu zij zowel in haar werk als receptioniste/telefoniste als in haar werk als kraamverzorgende klachten ondervond, zij liever werk deed waarvoor zij was opgeleid en wat ze leuk vond. Zij is derhalve vanaf oktober 2000 als kraamverzorgster gaan werken en na ruim een jaar arbeidsongeschikt geworden. [Eiseres] stelt in juni 2001 te zijn gekeurd door neuroloog dr. Beiersbergen die heeft geconcludeerd dat sprake is van een postwiplashsyndroom en dat de klachten geduid moeten worden als ongevalsgevolg. Zij stelt dat het Gerechtshof te Arnhem heeft geoordeeld dat het niet ongeoorloofd was dat zij zonder Delta Lloyd in te lichten haar werk als receptioniste/telefoniste opgaf voor het beroep van kraamverzorgster en dat de vergoedingsplicht hiermee niet vervalt. [Eiseres] stelt voorts dat het Gerechtshof te Arnhem heeft overwogen dat zij zich beschikbaar zou moeten houden om in samenwerking met Delta Lloyd een reïntegratietraject in te zetten. [Eiseres] heeft gesteld bereid te zijn te reïntegreren, maar Delta Lloyd weigert iedere (financiële) medewerking. Om een begin te maken met de reïntegratie heeft [Eiseres] Bureau Terzet ingeschakeld. Voorts is door Bureau Pals op verzoek van [Eiseres] een berekening van de vermogensschade over 2004 gemaakt. [Eiseres] stelt over 2004 € 10.684,- aan vermogensschade te lijden, welk bedrag vermeerderd moet worden met € 2.883,- aan huishoudelijke hulp op basis van 8 uur per week. [Eiseres] heeft gesteld dat niet van haar gevergd kan worden deze schade voor een heel jaar voor te financieren. Zij stelt dat het onbegrijpelijk is dat Delta Lloyd dit weigert te betalen. Mr. Elferink heeft ten slotte ter zitting gesteld nog geen bodemprocedure te zijn gestart, omdat de volledige omvang van de schade nog niet bekend is. 4. Delta Lloyd voert hiertegen verweer en stelt dat [Eiseres] met het arrest in kort geding van het Gerechtshof te Arnhem telkens onder dreiging van een nieuw kort geding nadere voorschotten afdwingt zonder de kwestie aan de bodemrechter voor te leggen. Delta Lloyd heeft derhalve op 6 juli 2004 een bodemgeschil aanhangig gemaakt bij de rechtbank Amsterdam. Delta Lloyd heeft betwist aansprakelijk te zijn voor de schade van [Eiseres], nu de toedracht van het ongeval in 1998 allerminst duidelijk is en sprake is van eigen schuld aan de zijde van [Eiseres]. Delta Lloyd erkent dat [Eiseres] recht heeft op enig smartengeld en vergoeding van materiële schade gelet op het door dr. Beiersbergen vastgestelde percentage blijvende invaliditeit terwijl zij bovendien voor de succesvolle reïntegratie bij [Bedrijf]een jaar arbeidsongeschikt is geweest. Delta Lloyd stelt dat als al van aansprakelijkheid wordt uitgegaan, met de tot nog toe betaalde bedragen deze schade meer dan betaald is. Delta Lloyd stelt dat [Eiseres] succesvol gereïntegreerd is en vervolgens bijna 2,5 jaar probleemloos heeft gefunctioneerd in diverse functies. Delta Lloyd betwist dan ook dat de arbeidsuitval per 26 november 2001 het gevolg is van het ongeval van 26 maart 1998. Voorts stelt Delta Lloyd dat arbeidsdeskundige Tiesselink in zijn rapport van 13 april 2004 heeft aangegeven dat [Eiseres] eind 2001 en thans zonder restricties een haar passende functie kan aanvaarden. Delta Lloyd stelt dat er derhalve geen verlies aan arbeidsvermogen is sinds november 2001 dat op het ongeval van 26 maart 1998 kan worden teruggevoerd. Voorts stelt Delta Lloyd dat de vordering tot vergoeding van huishoudelijke hulp onvoldoende onderbouwd is en dat ten aanzien van de factuur van Pals geen spoedeisend belang bestaat, nu deze door de raadsman van [Eiseres], mr. Rijpma betaald is. Delta Lloyd stelt ten slotte dat [Eiseres], door in 2001 zonder overleg met Delta Lloyd als kraamverzorgende aan de slag te gaan, haar succesvolle reïntegratie teniet heeft gedaan. Delta Lloyd stelt dat dan niet verwacht kan worden dat zij wederom de kosten van een reïntegratie voor haar rekening neemt. Dit geldt temeer nu Tiesselink in zijn rapportage stelt dat [Eiseres] vanaf 26 november 2001 weer als receptioniste/telefoniste had kunnen gaan werken, maar daar van af zag. De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing 5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het, gelet op het tijdsverloop in onderhavige zaak, voor de hand had gelegen dat [Eiseres] inmiddels een bodemprocedure was begonnen. Dit geldt temeer nu in de voorlopige voorziening gevraagd is om een voorschot, waarmee wordt geïmpliceerd dat over de zaak zelf ook zal worden geprocedeerd. Nu [Eiseres] geen bodemprocedure is gestart, kunnen vraagtekens worden gezet bij het spoedeisend belang bij deze vordering in kort geding. Anderzijds is de voorzieningenrechter van oordeel dat [Eiseres] het zelf niet in de hand heeft of en zo ja, wanneer een bodemprocedure wordt begonnen. Vanuit haar standpunt kan derhalve wel van spoedeisend belang worden gesproken. 6. Delta Lloyd heeft in dit geding wederom de aansprakelijkheid voor de schade van [Eiseres] betwist. De voorzieningenrechter is echter met het Gerechtshof van mening dat voldoende is komen vast te staan dat de aansprakelijkheid door Delta Lloyd is erkend. Alhoewel Delta Lloyd nooit met zoveel woorden de aansprakelijkheid heeft erkend, kon [Eiseres] er in redelijkheid op vertrouwen dat Delta Lloyd na een tijdsverloop van vijf jaar niet voor het eerst ongevalsaansprakelijkheid zou gaan betwisten. Dit geldt temeer nu bij de behandeling van letselschade in het verkeer de verzekeraar, op grond van de bedrijfsregeling no. 15 van het Verbond van Verzekeraars, afdeling Motorrijtuigen van de Sector Schadeverzekering (waar Delta Lloyd lid van is), binnen drie maanden nadat hij kennis heeft gekregen van een aansprakelijkstelling zijn standpunt aan de benadeelde moet mededelen. Deze mededeling houdt in hetzij een erkenning van aansprakelijkheid, hetzij een gemotiveerde afwijzing van de aansprakelijkheid, hetzij een gemotiveerde reden waarom hij nog geen standpunt kan innemen. Voldoende aannemelijk is dat Delta Lloyd nimmer een dergelijke mededeling heeft gedaan. Delta Lloyd heeft voortvarend de reïntegratie van [Eiseres] ter hand genomen en nimmer bevestigd dat haar opstelling geen erkenning van aansprakelijkheid inhield. Delta Lloyd behoorde zich te realiseren dat deze voorbehoudloze medewerking aan beperking van de schade en aanzienlijke bevoorschotting bij [Eiseres] in de loop der jaren het gerechtvaardigd vertrouwen zou wekken dat de aansprakelijkheid van Delta Lloyd voor het ongeval en de daardoor door [Eiseres] geleden schade geen punt meer was. 7. [Eiseres] heeft betwist dat in 1999 sprake was van een succesvolle reïntegratie, nu zij ook in haar baan als receptioniste/telefoniste klachten ondervond. Arbeidsdeskundige Tiesselink heeft in zijn rapportage d.d. 13 april 2004 geconcludeerd dat bij de reïntegratie in 1999 een volledig passende functie was gevonden voor [Eiseres], te weten haar baan als receptioniste/telefoniste bij garage Valk. Hij stelt tevens dat receptioniste/telefoniste, gelet op de belastbaarheidsprofielen, een passend functie zonder restricties blijft. Dit geldt tevens voor de andere in eerdere rapportages genoemde functies zoals manager logistiek, beveiligings-beambte, groepsleidster, sales representative, verzekeringsconsulente en accountmanager uitzendbureau. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het, gelet op het rapport van arbeidsdeskundige Tiesselink, aannemelijk is dat [Eiseres] in 1999 succesvol gereïntegreerd is. Zij kon toen en kan nu volledig passend werk verrichten en heeft daarbij de keuze uit diverse functies. Als zij het werk als receptioniste/telefoniste niet leuk vindt, zijn er verschillende andere mogelijkheden. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [Eiseres] er thans zelf voor kiest niet aan het werk te gaan en acht het derhalve vooralsnog aannemelijk dat vermogensschade in 2004 voorkomen had kunnen worden. De voorzieningenrechter wijst de vordering tot betaling van vermogensschade over 2004 af. De voorzieningenrechter zal op grond van het voorgaande ook de vordering tot vergoeding van een tweede reïntegratie afwijzen. Nu aannemelijk is dat de reïntegratie in 1999 succesvol was en [Eiseres] passend werk kan verrichten, ontbreekt naar het oordeel van de voorzieningenrechter vooralsnog de noodzaak tot een tweede reïntegratie. De voorzieningenrechter is tevens van oordeel dat deze kwesties in de bodemprocedure moeten worden beoordeeld. 8. De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat de vordering tot vergoeding van 8 uur huishoudelijke hulp per week onvoldoende feitelijk onderbouwd is. De door [Eiseres] ingeschakelde instanties Bureau Pals en Bureau Terzet komen met verschillende berekeningen van de benodigde (uren aan) huishoudelijke hulp. Bureau Pals stelt bij de berekening van de arbeidsvermogensschade dat deze moet worden verhoogd met € 2.883,- ter compensatie van huishoudelijke hulp op basis van 8 uur per week à € 6,81 per uur. Bureau Terzet geeft aan dat de hulp alleen op de woensdagochtend komt, maar noemt geen exact aantal uren of een uurtarief. In beide gevallen is niet duidelijk op welke wijze de behoefte aan huishoudelijke hulp is bepaald. Voorts blijkt uit het rapport van Bureau Terzet dat [Eiseres] zelf ook huishoudelijke taken verricht. De voorzieningenrechter is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat vooralsnog niet vaststaat in welke mate [Eiseres] behoefte heeft aan huishoudelijke hulp en wat de precieze kosten van de hulp zijn en wijst de vordering tot vergoeding van de huishoudelijke hulp af. 9. De voorzieningenrechter is ten slotte van oordeel dat geen spoedeisend belang bestaat bij de vordering tot voldoening van de factuur van Bureau Pals. Ter zitting heeft mr. Elferink aangegeven dat deze factuur reeds is voldaan door mr. Rijpma. [Eiseres] wordt derhalve niet geconfronteerd met een factuur die per direct voldaan moet worden. De voorzieningenrechter wijst de vordering tot voldoening van de factuur van Bureau Pals af. 10. Nu op alle punten van de vordering van [Eiseres] afwijzend wordt beslist, zal zij als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De beslissing I. Wijst de vordering van [Eiseres] af. II. Veroordeelt [Eiseres] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Delta Lloyd begroot op € 241,- aan verschotten en € 750,- aan salaris van de procureur. III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Inden, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juli 2004, in tegenwoordigheid van de griffier.