Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ6469

Datum uitspraak2004-08-04
Datum gepubliceerd2004-08-05
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers20.000636.04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft gedurende een periode van meer dan drie jaren zijn minderjarig dochtertje seksueel misbruikt, welk misbruik onder meer heeft bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer door verdachte, op de wijze als in de bewezenverklaring is vermeld en voorts uit het duwen met de vinger(s) op/in het plasgaatje van het slachtoffer, het bijten in haar tepels en het likken van de vulva.


Uitspraak

tegenspraak GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Roermond van 20 januari 2004 in de strafzaak onder parketnummer 04/060257-03 tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1969, wonende te [adres], thans preventief gedetineerd in [penitentiaire inrichting]. Het hoger beroep De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld. Het onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht. Het vonnis waarvan beroep Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter. De tenlastelegging Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over. -2- De bewezenverklaring Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij in de periode van 1 januari 1999 tot 1 juni 2002 te [pleegplaats], meermalen met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1995), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en vervolgens met zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] bewegingen gemaakt en zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en vervolgens met zijn tong in de mond van die [slachtoffer] bewegingen gemaakt. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. De door het hof gebruikte bewijsmiddelen PRO MEMORIE De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. Anders dan de eerste rechter acht het hof op grond van de inhoud van de hierboven bedoelde bewijsmiddelen bewezen dat het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] door verdachte mede heeft bestaan uit het duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van het slachtoffer. Het hof acht niet bewezen dat de verdachte zijn vinger(s) in de vagina van [slachtoffer] heeft geduwd, aangezien [slachtoffer] spreekt van het duwen van de vinger(s) in haar plasgaatje. Omtrent de betrouwbaarheid van het bewijs, in het bijzonder de door [slachtoffer] op 26 mei 2003 afgelegde verklaring, overweegt het hof als volgt. De verdachte wordt beschuldigd van seksueel misbruik van zijn dochter [slachtoffer] (geboren [geboortedatum] 1995), gepleegd in de periode toen [slachtoffer] drie tot zes jaar oud was. De verdachte ontkent het hem ten laste gelegde volledig. Het enige rechtstreekse bewijs tegen de verdachte bestaat uit de verklaring die [slachtoffer] heeft afgelegd op 26 mei 2003 in een aparte studio, bestemd voor het verhoor van kinderen in het politiebureau te Eindhoven. Dit verhoor is opgenomen op videoband. Een woordelijk (verbatim) verslag van dit verhoor is opgenomen in het dossier. -3- Door prof. dr. R. Bullens is op 21 november 2003 een rapport uitgebracht waarin hij, op basis van een analyse van de verklaringen van diverse betrokkenen in het dossier en van het studioverhoor op de videoband, aanwijzingen c.q. argumenten aandraagt, gestoeld op gedragswetenschappelijke inzichten, omtrent de geloofwaardigheid van de verklaring van [slachtoffer]. Ter terechtzitting in hoger beroep is een gedeelte van de videoband afgespeeld, opdat het hof een eigen indruk kon krijgen van de wijze waarop het studioverhoor is verlopen en van het gedrag van [slachtoffer] tijdens het verhoor. Bovendien zijn op deze terechtzitting, op initiatief van de verdediging, drie personen gehoord als getuige, te weten [betrokkene 1], een buurvrouw van [slachtoffer] tegen wie als eerste [slachtoffer] uitlatingen heeft gedaan omtrent seksueel misbruik, [betrokkene 2], de vaste oppas van [slachtoffer] en [betrokkene 3], de moeder van [slachtoffer], welke beide laatstgenoemden met [slachtoffer] hebben gepraat over wat er gebeurd zou zijn. Door het horen van deze getuigen is het hof in staat te beoordelen of sprake is geweest van beïnvloeding van [slachtoffer] voordat het studioverhoor plaatsvond, waardoor contaminatie van werkelijke en niet-werkelijke feiten zou kunnen zijn ontstaan. Het hof acht, in algemene zin, de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar en geloofwaardig. Hierbij neemt het hof het volgende in aanmerking: [slachtoffer] blijkt niet bijzonder suggestibel te zijn. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat zij tijdens het studioverhoor enkele keren resistent blijkt te zijn voor suggestieve vragen (rapport Bullens blz. 12); Het begin van [slachtoffer]’s onthullingen – in de auto van de buurvrouw - is spontaan; [slachtoffer] geeft regelmatig aan iets niet meer te weten, en ze verbetert zichzelf eenmaal spontaan (rapport Bullens blz. 13); [slachtoffer] vertelt in het studioverhoor ook dingen die ze niet tegen haar moeder heeft gezegd (rapport Bullens, blz. 13); [slachtoffer] geeft veel details (rapport Bullens blz. 18); [slachtoffer] blijkt een voor haar leeftijd te uitgebreide kennis te hebben van seksualiteit en seksualiteitsbeleving te hebben die zijzelf ontleent aan de handelingen die de verdachte met haar zou hebben verricht, terwijl uit het dossier van geen andere kennisbron hiervoor blijkt (rapport Bullens blz. 18). Ook het verhoor van de drie getuigen ter terechtzitting is het hof niet gebleken dat [slachtoffer] deze kennis ergens anders vandaan heeft; het studioverhoor wordt door Bullens beoordeeld als redelijk; waar Bullens tot de conclusie komt dat in deze zaak ruimte is voor ‘ruis’ en de mogelijkheid van contaminatie bestaat (rapport Bullens blz. 17), komt het hof op grond van de verklaring van de getuigen ter terechtzitting in hoger beroep tot de conclusie dat feitelijk niet blijkt van relevante beïnvloeding van [slachtoffer] door derden, zoals de moeder of de ouders van moeder of de oppas. Gelet op de geloofwaardige verklaring van [slachtoffer] en in aanmerking genomen dat door de bovenomschreven wijze van beoordeling van deze verklaring aan de verdediging een behoorlijke en effectieve compensatie is geboden voor het ontbreken van de mogelijkheid om [slachtoffer] rechtstreeks te ondervragen, komt het hof tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. -4- De strafbaarheid van het bewezen verklaarde Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit. Het bewezen verklaarde is telkens als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straf Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Wat betreft de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft gedurende een periode van meer dan drie jaren zijn minderjarig dochtertje seksueel misbruikt, welk misbruik onder meer heeft bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer door verdachte, op de wijze als in de bewezenverklaring is vermeld en voorts uit het duwen met de vinger(s) op/in het plasgaatje van het slachtoffer, het bijten in haar tepels en het likken van de vulva. Verdachte heeft aldus de lichamelijke en geestelijke integriteit van het zeer jeugdige slachtoffer, dat in het begin van deze periode slechts vier jaar oud was, zeer ernstig geschonden. Het is algemeen bekend dat jeugdige slachtoffers van dergelijke delicten daarvan later nadelige, psychische gevolgen kunnen ondervinden. Door zijn handelwijze heeft verdachte bovendien misbruik gemaakt van het vertrouwen dat in hem als vader mocht worden gesteld. Verdachte heeft aldus volledig miskend dat een kind gedurende de jeugd juist bescherming behoeft tegen dergelijke seksuele benaderingen door volwassen en moet kunnen rekenen op die bescherming, juist van de ouders. Verdachte heeft zich daarvan geen enkele rekenschap gegeven en zich kennelijk slechts bekommerd om zijn eigen lustgevoelens. Dergelijke feiten leiden tot grote verontwaardiging en onrust in de maatschappij. -5- Wat betreft de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op: - de omstandigheid dat verdachte nog niet eerder terzake van een soortgelijk delict is veroordeeld; - de inhoud van het de verdachte betreffend rapport d.d. 10 december 2003, opgemaakt door drs. J.L.M.G. Butenaerts, psychiater, en de inhoud van het de verdachte betreffend rapport d.d. 2 januari 2004, opgemaakt door drs. A.J. de Groot, psycholoog, uit welke rapporten blijkt dat de verdachte lijdende is aan -kort gezegd- psychiatrische stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen; - de inhoud van het de verdachte betreffend voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 19 september 2003. Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is voorts rekening gehouden met: - de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd; - de omstandigheid dat verdachte in de bewezen verklaarde periode met het slachtoffer meer seksuele handelingen heeft verricht dan in de bewezenverklaring worden genoemd. De toegepaste wettelijke voorschriften De strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 57 en 244 van het Wetboek van Strafrecht. B E S L I S S I N G: Het hof: Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht. Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert: "Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd". Verklaart de verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van dertig (30) maanden. Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht. Dit arrest is gewezen door Mr. Claassens, als voorzitter Mrs. Lo-Sin-Sjoe en Ficq, als raadsheren in tegenwoordigheid van Dhr. Boekelman, als griffier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 augustus 2004. U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G zaaknr.: 07 tijd : 13.30 verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1969, wonende te [adres], thans preventief gedetineerd in [penitentiaire inrichting] Is bij vonnis van de rechtbank te Roermond van 20 januari 2004 ter zake van: primair: "Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd", veroordeeld tot: 30 mndn.gev.str.OV. + MAV.