
Jurisprudentie
AQ6615
Datum uitspraak2004-08-04
Datum gepubliceerd2004-08-11
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200405552/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2004-08-11
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200405552/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 11 mei 2004, kenmerk DRZ/04/360/SvD/SM, heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: verweerder) aan verzoeker een vergunning onder voorwaarden als bedoeld in artikel 12 van de Natuurbeschermingswet verleend voor het, ten westen van Nes (Ameland), bouwen, instandhouden en in werking hebben van een C2000-opstelpunt met een apparatuurruimte ten behoeve van het mobiele telecommunicatie-netwerk ‘C2000’.
Uitspraak
200405552/1.
Datum uitspraak: 4 augustus 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) van:
de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
verzoeker,
in het geding tussen:
de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee
en
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
verweerder
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 mei 2004, kenmerk DRZ/04/360/SvD/SM, heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: verweerder) aan verzoeker een vergunning onder voorwaarden als bedoeld in artikel 12 van de Natuurbeschermingswet verleend voor het, ten westen van Nes (Ameland), bouwen, instandhouden en in werking hebben van een C2000-opstelpunt met een apparatuurruimte ten behoeve van het mobiele telecommunicatie-netwerk ‘C2000’.
Tegen dit besluit heeft de Landelijke Vereniging tot Behoud van de Waddenzee (hierna: de Waddenvereniging) bezwaar gemaakt.
Bij brief van 2 juli 2004, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2004, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 juli 2004, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. T. van Houwelingen, ambtenaar ten departemente, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. C.A.H.J. Anthonisse, ambtenaar ten departemente, zijn verschenen. Voorts is de Waddenvereniging, vertegenwoordigd door mr. E.L. de Graaff, gemachtigde, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in een bodemprocedure.
2.2. Verzoeker beoogt met zijn verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht opheffing van de schorsende werking van het bij verweerder ingediende bezwaarschrift ten aanzien van verweerders besluit van 11 mei 2004. Dit besluit strekt ertoe dat verzoeker, onder voorwaarden, in de nabijheid van het Staatsnatuurmonument “Waddenzee II” een mast met toebehoren kan plaatsen in het kader van het zogenoemde project C2000, dat voorziet in een nieuw netwerk voor de mobiele communicatie van de Openbare Orde- en Veiligheidsdiensten (hierna: C2000). Ter motivering heeft verzoeker aangevoerd dat C2000 in de provincies Groningen, Friesland en Drenthe in de tweede helft van 2004 in gebruik zal worden genomen. Aangezien het bouwen van het opstelpunt, inclusief het plaatsen en testen van de apparatuur, een periode van minimaal 4 maanden beslaat en de werkzaamheden planning en voorbereiding vereisen, dient de hoofdaannemer volgens verzoeker zo spoedig mogelijk opdracht te krijgen voor het bouwen van dit opstelpunt.
2.3. De Waddenvereniging heeft zich in haar bezwaarschrift op het standpunt gesteld dat, na afweging van alle betrokken belangen, verlening van de vergunning achterwege had dienen te blijven. In dit verband voert zij aan dat de maatschappelijke noodzaak voor het bouwen van het C2000-opstelpunt ontbreekt. Zij stelt verder dat verweerder zich bij het nemen van zijn besluit niet heeft gebaseerd op de best beschikbare informatie en dat duidelijke twijfel bestaat over het achterwege blijven van aantasting van de natuurlijke kenmerken van (in elk geval) het Vogelrichtlijn-gebied “Duinen van Ameland” door het in geding zijnde C2000-opstelpunt. Zij heeft hierbij voorts gewezen op mogelijke cumulatieve effecten van alle C2000-opstelpunten in het Waddengebied.
2.4. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat aan het bouwen van de mast zelf verschillende voorbereidende werkzaamheden vooraf gaan. Alvorens de mast kan worden opgericht, dient een fundatieblok (‘poerplaat’) te worden gestort, dat enkele weken dient uit te harden. Voorts moeten kabels gelegd worden. De Waddenvereniging acht haar bezwaren tegen de verleende vergunning niet gericht op deze voorbereidende werkzaamheden. Zij verzet zich in zoverre niet tegen opheffen van de opschortende werking. De Voorzitter acht aannemelijk dat verweerder voor de plaatsing van de mast zelf een beslissing kan nemen op het door de Waddenvereniging ingediende bezwaarschrift.
2.5. Gelet op het voorgaande heeft de Voorzitter ter zitting met instemming van partijen de navolgende regeling getroffen:
- verweerder zal uiterlijk 15 september 2004 de beslissing op het bezwaarschrift van de Waddenvereniging bekendmaken;
- verzoeker mag met ingang van de datum van de uitspraak aanvangen met het aanbrengen van het fundatieblok en de bekabeling;
- de Waddenvereniging zal binnen veertien dagen na bekendmaking van de beslissing op bezwaar, zo zij dit nodig acht, beroep daartegen instellen;
- verzoeker mag veertien dagen na bekendmaking van de beslissing op bezwaar aanvangen met plaatsing van de mast zelf, tenzij voordien beroep door de Waddenvereniging is ingesteld;
- indien verzoeker hangende de beroepstermijn om opheffing van de schorsende werking verzoekt, zal de Voorzitter dit verzoek zo spoedig mogelijk in behandeling nemen.
2.6. De Voorzitter ziet, het voorgaande in aanmerking nemende, aanleiding de gevraagde voorlopige voorziening te treffen, voorzover nodig om de aangegeven werkzaamheden (aanbrengen fundatieblok en bekabeling) te verrichten.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
treft de voorlopige voorziening dat de opschortende werking van het bezwaarschrift tegen het besluit van 11 mei 2004, kenmerk DRZ/04/360/SvD/SM, van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, wordt opgeheven, voor zover nodig ten behoeve van het aanbrengen van het fundatieblok en de bekabeling.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Hanrath
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2004
392.