
Jurisprudentie
AQ6738
Datum uitspraak2004-08-18
Datum gepubliceerd2005-01-04
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers019-R-04
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-01-04
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers019-R-04
Statusgepubliceerd
Indicatie
Eisen aan appelschrift te stellen: er dient geen situatie te ontstaan waarin het hof, al puzzelend, op goed geluk beslissingen neemt.
Uitspraak
Uitspraak : 18 augustus 2004
Rekestnummer : 019-R-04
Rekestnr. rechtbank : 171826/F1 02-586
GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
procureur mr. P. Drenth,
tegen
[benadeelde partij],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder.
PROCESVERLOOP
De vader is op 13 januari 2004 in hoger beroep gekomen van een beschik-king van de rechtbank te Rotterdam van 11 november 2003.
Van de zijde van de vader zijn bij het hof op 3 maart 2004 aanvullende stukken ingekomen.
Bij fax van 3 maart 2004 heeft de advocaat van de moeder het hof meegedeeld dat zij geen verweer zal voeren.
Bij fax van 23 maart 2004 heeft de advocaat van de moeder het hof meegedeeld, dat zowel de advocaat als de moeder niet verschijnen op de geplande zitting van 19 mei 2004.
Bij brief van 30 maart 2004 heeft de advocaat van de vader het hof meegedeeld dat zij beiden ook niet ter zitting zullen verschijnen. Tevens is in voornoemde brief verzocht de zaak schriftelijk af te doen in een door het hof te geven beschikking,
Op 29 juni 2004 zijn partijen wederom opgeroepen nu voor de zitting van 15 september 2004 te 10.15 uur, waarbij op de oproep aan de procureur van de vader expliciet om financiële gegevens is verzocht.
Bij fax van 5 juli 2004 heeft de advocaat van de moeder het hof meegedeeld dat zowel de advocaat als de moeder niet verschijnen op de geplande zitting van 15 september 2004.
Bij fax van eveneens 5 juli 2004 heeft de advocaat van de vader het hof verwezen naar het verzoek in zijn brief van 30 maart 2004.
Bij fax 29 juli 2004 heeft de advocaat van de vader het hof meegedeeld dat er voldoende financiële stukken zijn ingediend en verzoekt zij wederom de zaak schriftelijk af te doen op de stukken in een door het hof te geven beschikking.
VASTSTAANDE FEITEN
Op grond van de stukken staat - voor zover in hoger beroep van belang - tussen de ouders het volgende vast.
De vader en de moeder zijn op [datum] te [x], Suriname, met elkaar gehuwd. Uit hun huwelijk zijn de volgende nog minderjarige kindere[kind 1]en:
[kind 1], geboren op [geboortedatum], verder: [kind 1] en
[kind 2], geboren op [geboortedatum], verder: [kind 2],
ook hierna te noemen: de kinderen.
De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen, die bij de moeder verblijven.
Bij verzoekschrift van 20 februari 2002 heeft de moeder bij de rechtbank te Rotterdam een verzoek tot echtscheiding met nevenverzoeken ingediend. Zij heeft (onder meer) verzocht te bepalen dat de vader aan de moeder een kinderalimentatie dient te voldoen van € 110,- per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, dan wel een bedrag door de rechtbank te bepalen. De vader heeft verweer gevoerd tegen het nevenverzoek betreffende de kinderalimentatie en daarbij zelfstandig verzocht het verzoek van de moeder om kinderalimentatie af te wijzen en een omgangsregeling te bepalen. De moeder heeft zich hiertegen verweerd
Bij de tussenbeschikking van 29 juli 2002 heeft de rechtbank tussen de ouders onder meer de echtscheiding uitgesproken, waarbij de zaak ten aanzien van de omgangsregeling en de kinderalimentatie is aangehouden, teneinde de vader in de gelegenheid te stellen de volgende stukken aan de rechtbank en de wederpartij over te leggen:
- jaaropgave 2001;
- specificatie van de ziektekosten en een eventuele tegemoetkoming van de werkgever daarin;
- bewijsstukken van alle andere lasten.
De echtscheidingsbeschikking is op 23 augustus 2002 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij de opvolgende tussenbeschikking van 20 september 2002 is een omgangsregeling vastgesteld en de verdere behandeling ten aanzien van de kinderalimentatie aangehouden, teneinde de vader in de gelegenheid te stellen de volgende stukken aan de rechtbank en de wederpartij over te leggen:
- bescheiden omtrent het inkomen na afkeuring;
- bewijsstukken van de opgegeven schulden;
- bescheiden omtrent de ziektekosten.
Bij opvolgende - bestreden - beschikking van 11 november 2003 heeft de rechtbank ten laste van de vader de kinderalimentatie op € 110,- per maand per kind opgelegd, met ingang van de dag dat de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De kinderalimentatie dient telkens bij vooruitbetaling te worden voldaan, vermeerderd met iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van deze minderjarigen kan of zal worden verleend. Voorts is de wijziging uitgesloten die genoemde bijdrage ingevolge de wettelijke vastgestelde indexering over het komende jaar kan of zal ondergaan en is verstaan dat die bijdrage overigens jaarlijks met ingang van 1 januari aan indexering onderhevig is.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In appèl verzoekt de vader de beslissing van de rechtbank te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat de vader onvoldoende draagkracht heeft om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de twee minderjarige kinderen te betalen.
2. De moeder heeft bij brief van 4 maart 2004 aan het hof medegedeeld dat zij geen verweer voert tegen het hoger beroep. De moeder heeft geen grond opgegeven waarom zij geen verweer voert. In eerste aanleg heeft de moeder van de man gevorderd dat hij een bijdrage in de kosten van levensonderhoud ten behoeve van de minderjarige kinderen zal voldoen van
€ 110,00 per maand per kind. De moeder heeft deze vordering niet ingetrokken. In appèl heeft de man de omvang van de rechtsstrijd beperkt tot zijn draagkracht.
3. Ondanks het feit dat de moeder geen mondelinge behandeling noodzakelijk achtte en de vader mede om die reden niet ter zitting wenste te verschijnen, heeft het hof een zitting bepaald op 15 september 2004. Naar aanleiding van de oproep voor de zitting heeft de vader nogmaals aan het hof doen weten dat hij niet ter zitting zal verschijnen en dat het hof naar de mening van de vader over voldoende financiële bescheiden beschikt. Nu de vader niet wenst te verschijnen, komt zulks voor zijn eigen rekening en risico.
4. Een goede procesorde brengt met zich mede dat wanneer de vader stelt dat hij geen draagkracht heeft, hij in zijn appèlschrift dit op een inzichtelijke wijze aangeeft. De vader dient aan te geven van welk inkomen in welke periode uitgegaan moet worden. Voorts dient hij aan te geven met welke schulden en overige lasten rekening dient te worden gehouden. Het appèlschrift met producties en de nadien toegezonden stukken dienen niet een doorlopende puzzel te zijn op grond waarvan het hof op goed geluk een beslissing moet nemen. Een zorgvuldige rechtspleging verzet zich hiertegen.
5. De vader stelt dat hij inderdaad wisselende inkomsten had aangezien hij midden in een afkeuringprocedure zat en daarnaast ook nog eens is ontslagen. Voorts verwijst de vader naar zijn inkomensspecificatie van november en december 2003. In het appèlschrift heeft de vader niet aangegeven van welk inkomen het hof dient uit te gaan, noch verwijst het appèlschrift op een inzichtelijke wijze naar de producties aan de hand waarvan het hof zou kunnen vaststellen welk inkomen de vader heeft genoten vanaf datum inschrijving echtscheidingsbeschikking in het register van de burgerlijke stand. In het onderhavige geval heeft de vader aan het hof onvoldoende inzicht gegeven, althans het hof kan het inkomen van de vader niet vaststellen. De grief van de vader dat hij geen draagkracht heeft treft geen doel.
6. Het overige dat de vader heeft gesteld behoeft geen verdere bespreking aangezien dit niet tot een ander oordeel zal leiden.
7. Het hof is van oordeel dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Pannekoek-Dubois en Labohm, bijge-staan door Muller-Rietveld als griffier, en uitgespro-ken ter openbare terecht-zitting van 18 augustus 2004.