
Jurisprudentie
AQ6986
Datum uitspraak2004-08-18
Datum gepubliceerd2004-08-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200402190/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-08-18
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200402190/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 6 januari 2004, heeft verweerder aan appellanten een last onder dwangsom als geregeld in artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht opgelegd ten aanzien van [café/bar/disco] op het perceel [locatie] te Gilze. De dwangsom is vastgesteld op € 2.000,00 per overtreding per week dat niet aan de geluidnormen van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (verder: het Besluit) wordt voldaan. Het maximum waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd is vastgesteld op € 50.000,00.
Uitspraak
200402190/1.
Datum uitspraak: 18 augustus 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te Gilze,
en
het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 6 januari 2004, heeft verweerder aan appellanten een last onder dwangsom als geregeld in artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht opgelegd ten aanzien van [café/bar/disco] op het perceel [locatie] te Gilze. De dwangsom is vastgesteld op € 2.000,00 per overtreding per week dat niet aan de geluidnormen van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (verder: het Besluit) wordt voldaan. Het maximum waarboven geen dwangsom meer wordt verbeurd is vastgesteld op € 50.000,00.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 11 maart 2004, bij de Raad van State ingekomen op 15 maart 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 29 april 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 augustus 2004. Partijen zijn niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bestreden besluit is voorbereid met toepassing van paragraaf 3.5.6 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.2. Ingevolge artikel 125, eerste lid, van de Gemeentewet is het gemeentebestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.
Ingevolge artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
2.3. Appellanten betogen dat het door verweerder gehanteerde akoestische rapport gedateerd is en derhalve niet de grondslag kan vormen voor de conclusie dat de geluidvoorschriften worden overtreden. Zij wijzen onder meer op de maatregelen die sinds het opstellen van het rapport in de inrichting zijn getroffen.
2.3.1. Verweerder stelt dat bij het in werking zijn van de inrichting tijdens zogenoemde disco-avonden de geluidvoorschriften uit de Bijlage behorende bij het Besluit zijn overtreden. Hij wijst hiertoe op het in zijn opdracht opgestelde akoestische rapport en op klachten van omwonenden.
2.3.2. Uit de stukken is het volgende gebleken. In opdracht van verweerder is door Van Dorsser raadgevende ingenieurs een akoestisch onderzoek uitgevoerd betreffende vijf horeca-inrichtingen aan de [locatie] te Gilze, waaronder de inrichting van appellanten. Ten behoeve van dit onderzoek zijn metingen verricht op 14 en 28 mei 1997. De resultaten van het onderzoek zijn neergelegd in het rapport van 16 oktober 1998. In het rapport wordt een groot aantal maatregelen genoemd die volgens het rapport tezamen de geluidemissie van de inrichting zodanig zal verminderen dat overschrijding van de voor de inrichting geldende geluidgrenswaarden zal worden voorkomen. Sindsdien zijn door verweerder of in opdracht van verweerder geen metingen naar de geluidemissie van de inrichting van appellanten meer verricht. Gezien de lengte van de periode tussen het uitvoeren van het onderzoek en het nemen van het bestreden besluit was dit echter wel aangewezen, mede gelet op het feit dat appellanten aan verweerder kenbaar hadden gemaakt dat er in de inrichting maatregelen ter voorkoming van geluidoverlast waren getroffen, wat er van deze maatregelen verder ook zij. Het enkele voortbestaan van klachten is onvoldoende om aan te nemen dat de omstandigheden niet gewijzigd zullen zijn. Daarbij komt dat de door verweerder genoemde klachten niet in de eerste plaats zien op geluidoverlast veroorzaakt vanuit de inrichting van appellanten. Reeds hierom komt de Afdeling tot de conclusie dat verweerder in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht niet de nodige kennis omtrent de relevante feiten heeft vergaard bij de voorbereiding van het besluit en het besluit niet deugdelijk heeft gemotiveerd.
2.4. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De overige gronden van het beroep behoeven geen bespreking.
2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Gilze en Rijen van 6 januari 2004;
III. gelast dat de gemeente Gilze en Rijen aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 136,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Van Hardeveld
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2004
312-460.