Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ7051

Datum uitspraak2004-08-11
Datum gepubliceerd2004-08-19
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/3596 NABW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Kan betrokkene de verplichting worden opgelegd om minimaal twee verifieerbare sollicitaties per week te verrichten?


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 02/3596 NABW U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage van 16 mei 2002, reg.nr. 01/3920 ABW. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is behandeld ter zitting van 30 juni 2004, waar appellant niet is verschenen en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. J.A. van Dalsum, werkzaam bij de gemeente Gouda. II. MOTIVERING De Raad gaat, gelet op de gedingstukken en het verhandelde ter zitting, uit van de volgende feiten en omstandigheden. Appellant ontvangt als aanvulling op zijn uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering sinds 27 februari 1995 een bijstandsuitkering, laatstelijk ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) naar de norm voor een alleenstaande. Naar aanleiding van een heronderzoek heeft gedaagde bij brief van 28 mei 2001 aan appellant medegedeeld dat zijn bijstandsuitkering, met inbegrip van de daaraan verbonden verplichtingen, ongewijzigd wordt voortgezet. Tevens heeft gedaagde daarbij medegedeeld dat appellant minimaal twee verifieerbare sollicitaties per week dient te verrichten en daarvan maandelijks aan gedaagde een overzicht dient te zenden. Bij besluit van 2 oktober 2001 heeft gedaagde het door appellant gemaakte bezwaar gegrond verklaard, waarbij het aantal door appellant aantoonbaar te verrichten sollicitaties is teruggebracht naar twee per maand. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het tegen het besluit van 2 oktober 2001 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daarbij is betoogd dat hij zich wil blijven richten op zijn (vrijwilligers)werkzaamheden voor de Stichting Popmuzikanten Kollektief Gouda teneinde een bestaan als zelfstandige op te bouwen, en voorts dat hij gelet op zijn persoonlijke omstandigheden in feite op de arbeidsmarkt geen kans maakt. De Raad komt tot de volgende beoordeling. Anders dan de rechtbank ziet de Raad, met verwijzing naar zijn uitspraak van 22 juni 2004, reg.nr. 01/4824 NABW, in de brief van gedaagde van 28 mei 2001 niet een - ambtshalve - weigering om appellant, met toepassing van artikel 107, eerste lid, van de Abw, geheel of gedeeltelijk ontheffing te verlenen van de arbeidsverplichtingen, bedoeld in artikel 113, eerste lid, van de Abw. Wel ziet de Raad daarin een besluit op grond van de in artikel 106 van de Abw aan het bevoegde bestuursorgaan toegekende - discretionaire - bevoegdheid tot het aan de bijstand verbinden van een verplichting die strekt tot inschakeling in de arbeid in dienstbetrekking. Naar die bepaling wordt in het besluit van 2 oktober 2001 ook (mede) verwezen. In hetgeen appellant heeft aangevoerd heeft de Raad vervolgens geen aanknopingspunt gevonden voor het oordeel dat gedaagde niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten appellant te verplichten ten minste twee verifieerbare sollicitaties per maand te verrichten, zulks ter concretisering van de algemene - in artikel 113, eerste lid, aanhef en onder a, van de Abw opgenomen - verplichting om naar vermogen te trachten arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen. Evenals de rechtbank is ook de Raad van oordeel dat enig werkelijk beletsel om aan deze sollicitatieverplichting te voldoen door appellant niet is opgeworpen. Uit het voorgaande volgt dat de aangevallen uitspraak, met verbetering van de gronden, dient te worden bevestigd. Voor een veroordeling in de proceskosten is geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gewezen door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van mr. P.E. Broekman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2004. (get.) Th.G.M. Simons. (get.) P.E. Broekman. BvW/38