Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ7360

Datum uitspraak2004-08-24
Datum gepubliceerd2004-08-24
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers4683/03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Strafzaak tegen de verdachten van de Kluisjeskraak bij de Fortis Bank te Breda


Uitspraak

RECHTBANK BREDA Parketnummer(s): [4683/03] 1 Partijen. Onderzoek van de zaak. In de zaak onder voormeld parketnummer van de officier van justitie in het arrondissement Breda tegen: [[verdachte].] [[adres]] heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het volgende vonnis gewezen. De rechtbank heeft de gedingstukken gezien en de zaak onderzocht ter terechtzitting. Zij heeft de vordering van de officier van justitie gehoord en het verweer dat naar voren is gebracht door de verdachte en de raadsman, mr. Van Gils, advocaat te Amsterdam. 2 De tenlastelegging. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het wetboek van strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat hij in of omstreeks de periode van 30 mei 2003 tot en met 2 juni 2003 te Breda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit (meerdere safeloketten gelegen in) een kluis van de Fortis Bank, gevestigd aan het Kloosterplein (11) heeft weggenomen een geldbedrag van ongeveer 940.000 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of meerdere aandelen en/of meerdere waardepapieren en/of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Wiljo (Holding) N.V. en/of meerdere andere benadeelden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een medewerkster van de Fortis Bank genaamd [[medewerkster Fortis Bank]] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) die [medewerkster Fortis Bank] tegen een muur hebben/heeft geduwd en/of een hand op de mond van die [medewerkster Fortis Bank] hebben/heeft gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of die [medewerkster Fortis Bank] een kamer in hebben/heeft geduwd en/of de deur van die kamer hebben/heeft dichtgedaan en/of (daarbij) hebben/heeft geroepen/gezegd: "niet gillen, sst, niet gillen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking; art 310 Wetboek van Strafrecht art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden: hij in of omstreeks de periode van 2 juni 2003 tot en met 9 februari 2004 te Breda en/of Amsterdam en/of De Bilt en/of Nijkerkerveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ongeveer 200, althans een of meer aande(e)l(en) (aan toonder) (afkomstig van een kluisjeskraak bij de Fortis Bank te Breda in de periode van 30 mei 2003 tot en met 2 juni 2003) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat aande(e)l(en) (aan toonder) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht 3 De geldigheid van de dagvaarding. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4 De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5 De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. Hij kan dus in zijn vordering worden ontvangen. 6 Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7 De bewezenverklaring. 7.1 Vrijspraak en de gronden daarvoor. Door het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. 7.2 Hetgeen bewezen is. Door het onderzoek ter terechtzitting is evenwel naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte subsidiair in de periode van 2 juni 2003 tot en met 9 februari 2004 te Amsterdam 200, aandelen aan toonder afkomstig van een kluisjeskraak bij de Fortis Bank te Breda in de periode van 30 mei 2003 tot en met 2 juni 2003) heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die aandelen aan toonder wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof; en in de periode van 2 juni 2003 tot en met 9 februari 2004 te Amsterdam , tezamen en in vereniging met anderen, 200 aandelen aan toonder afkomstig van een kluisjeskraak bij de Fortis Bank te Breda in de periode van 30 mei 2003 tot en met 2 juni 2003 voorhanden heeft gehad , terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van die aandelen aan toonder wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof; Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8 Het bewijs. De overtuiging van de rechtbank, dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. 8.1 De bewijsmiddelen. 9 De strafbaarheid van het bewezene. Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert het volgende misdrijf op: Subsidiair: Medeplegen van opzetheling. 10 De strafbaarheid van verdachte. Verdachte is strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard, nu niet is gebleken van enige omstandigheid die zijn strafbaarheid zou opheffen. 11 De straffen en maatregelen. 11.1 De algemene overwegingen omtrent de straf. Op grond van de aard van het bewezene alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, die zij hierna zal bepalen. 11.2 De bijzondere overwegingen omtrent de straf. De officier van justitie heeft oplegging van een gevangenisstraf van tweehonderd dagen gevorderd, waarvan vijfennegentig dagen voorwaardelijk, met een proeftijd twee jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, alsmede een werkstraf van honderd uren subsidiair vijftig dagen hechtenis. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van 200 aandelen van het bedrijf Wiljo NV, gevestigd te Mortsel (België). Deze aandelen hadden een totale waarde van ongeveer € 50.000,--. Wiljo NV bewaarde deze aandelen in twee kluizen in de Fortis Bank te Breda. In de periode van 30 mei 2003 tot en met 2 juni 2003 werd een groot aantal kluisjes in de Fortis Bank te Breda opengebroken en werden de zich in die kluisjes bevindende goederen en gelden weggenomen. Onder de gestolen goederen bevonden zich ook de 200 aandelen van Wiljo NV. Op 17 juni 2003 heeft verdachte aan zijn verzekeringsagen[L.K.] verzocht om voor hem te informeren naar de waarde van genoemde aandelen van Wiljo NV. Verdachte vertelde daarbij toen aan [L.K.] dat de waardepapieren afkomstig waren van een kluisjeskraak in een bank en dat hij in het bezit gekomen was van een aantal van die aandelen. Heling is een ernstig misdrijf omdat het plegen van diefstal erdoor bevorderd wordt. De rechtbank gelooft niet dat verdachte in het bezit van de gestolen aandelen gekomen is via de door hem in zijn verklaring ter terechtzitting genoemde “[A]”, van wie nadere gegevens ontbreken. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking de vaagheid van de verklaring van verdachte en de omstandigheid dat niemand genoemde “[A]” op enig moment in het gezelschap van verdachte heeft gezien. Daar komt nog bij dat verdachte tegen [L.K.] heeft gezegd dat de aandelen van een cliënt van de growshop van zijn vriendin waren, hetgeen in strijd is met de verklaring die hij ter terechtzitting heeft afgelegd. Vanwege deze omstandigheden en gelet op de korte tijd die gelegen is tussen het plegen van de kluisjeskraak en het moment waarop verdachte contact opnam met [L.K.] met het verzoek om te informeren naar de waarde van de aandelen, sluit de rechtbank zeker niet uit dat verdachte rechtstreeks via degenen die de kluisjeskraak gepleegd hebben, in het bezit van de aandelen gekomen is en dat hij de namen van die personen niet wil noemen. Het ging om een bijzonder professioneel georganiseerde en uitgevoerde kraak waarbij de daders zich in de kluisruimte van de bank hebben laten insluiten en waarbij zij voor een zeer groot bedrag aan geld en goederen hebben gestolen. Omdat verdachte wist dat de aandelen van de kluisjeskraak afkomstig waren, dient de ernst van de kluisjeskraak naar het oordeel van de rechtbank door te klinken in de aan verdachte op te leggen straf, evenals de omstandigheid dat hij eveneens in het bezit was van nog andere aandelen die van genoemde kluisjeskraak afkomstig waren. Verdachte is diverse malen eerder veroordeeld wegens het plegen van onder meer diefstal met geweld, gekwalificeerde diefstal, afpersing, bedreiging en onbevoegd wapenbezit. Uit zijn justitiële documentatie blijkt weliswaar dat hij nog niet eerder met justitie in aanraking gekomen is wegens het plegen van heling, maar ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij in Amsterdam bekend staat als iemand bij wie men met gestolen goederen terecht kan. Gelet op het hiervoor overwogene, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf in onvoldoende mate recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde. De rechtbank acht het daarom noodzakelijk een aanzienlijk zwaardere straf aan verdachte opleggen dan de straf die de officier van justitie heeft gevorderd. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lagere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. 12 De overwegingen omtrent het beslag. De officier van justitie heeft geen lijst van inbeslaggenomen voorwerpen aan de rechtbank overgelegd. Uit het dossier blijkt echter dat de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken te Amsterdam op 9 februari 2004 doorzoeking ter inbeslagneming heeft verricht in de woning van verdachte, gevestigd aan de [adres] en dat in die woning toen diverse voorwerpen en geld zijn inbeslaggenomen. De rechter-commissaris te Amsterdam heeft hiervan een proces-verbaal doen opmaken en aan dat proces-verbaal is een lijst inbeslagneming bij huiszoeking gehecht. Uit de op bladzijde 1867 van het dossier van de politie opgenomen kopie van deze lijst blijkt dat alleen nog beslag rust op geld dat toebehoort aan [R.H.K.] en op een aantal aan verdachte toebehorende schoenen. De rechtbank zal de teruggave aan [R.H.K.] gelasten van het inbeslaggenomen geld en zij zal teruggave aan verdachte gelasten van de onder hem inbeslaggenomen schoenen. 13 De overwegingen omtrent de vordering van de benadeelde partij. De benadeelde partij [M.M.H.G.] heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 100.000,-- terzake van hetgeen verdachte is ten laste gelegd. Nu voor het primair tenlaste gelegde dat feit aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en nu daarvoor ook niet artikel 9a van het wetboek van strafrecht wordt toegepast, terwijl bovendien de door de benadeelde partij geleden schade niet rechtstreeks door het subsidiair bewezenverklaarde feit is toegebracht, zal de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij Fortis Bank NV heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 1.854.351,50 terzake van hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd. Nu voor het primair tenlaste gelegde dat feit aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en nu daarvoor ook niet artikel 9a van het wetboek van strafrecht wordt toegepast, terwijl bovendien de door de benadeelde partij geleden schade niet rechtstreeks door het subsidiair bewezenverklaarde feit is toegebracht, zal de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. 14 De toepasselijke wetsartikelen. De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 47 en 416 van het wetboek van strafrecht. 15 De beslissing. RECHTDOENDE beslist de rechtbank als volgt. Zij verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij. Zij verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 7.2 is omschreven. Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij. Zij verstaat dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het onder 9 vermelde strafbare feit. Zij verklaart verdachte deswege strafbaar. Zij veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TIEN MAANDEN. Zij bepaalt dat de tijd door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf. Zij gelast de teruggave aan [R.H.K.] van het in deze zaak inbeslaggenomen geld. Zij gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen schoenen. Zij bepaalt dat de benadeelde partij [M.M.H.G.] niet-ontvankelijk is in haar vordering. Zij veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, begroot op nihil (BP.15) Zij bepaalt dat de benadeelde partij Fortis Bank NV niet-ontvankelijk is in haar vordering. Zij veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, begroot op nihil (BP.15) Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Schoonen en mr. Tilman-Knoester, rechters, in tegenwoordigheid van Klostermann, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 augustus 2004. Mr. Tilman-Knoester is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.