Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ8120

Datum uitspraak2004-09-01
Datum gepubliceerd2004-09-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830117-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank is van oordeel dat op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet kan worden geconcludeerd dat verdachte meer kan worden verweten dan het feit dat hij geen voorrang heeft verleend.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967, wonende te [adres]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 18 augustus 2004. De verdachte is verschenen. De officier van justitie mr. M.A.M. Wolters acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: 60 uren werkstraf subsidiair 30 dagen hechtenis en zes maanden voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen met een proeftijd van twee jaren. TENLASTELEGGING De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat hij op of omstreeks 16 maart 2004 te Oosterhesselen, gemeente Coevorden, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Waterveensweg, gekomen ter hoogte van de kruising van die weg met de Wethouder K. Scheperweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden doordat hij zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend is geweest, aangezien, hij in zijn hoedanigheid van beroepsmatig/professioneel (vrachtwagen)chauffeur en als bestuurder van een dergelijk groot voertuig zonder zijn voertuig tot stilstand te brengen, althans zonder de snelheid van zijn voertuig, gezien de situatie ter plaatse, in voldoende mate te verminderen/af te remmen, in strijd met een in zijn, verdachtes, richting gekeerd bord B6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/of ter plaatse op het wegdek aangebrachte haaietanden, inhoudende (een) gebod(en) of verbod(en) en aanduidende: verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg, geen gevolg heeft gegeven aan dat/die verkeersteken(s), door geen voorrang te verlenen aan een op die kruisende weg, de Wethouder K. Scheperweg rijdende personenauto, waardoor tussen zijn, verdachtes, voertuig en dat op die Wethouder K. Scheperweg rijdende voertuig een botsing of aanrijding althans aanglijding is onststaan, waardoor een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere fracturen (knie-, borst, en ribfractuur) en/of rug- en nekwervelfractuur, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 16 maart 2004 te Oosterhesselen, gemeente Coevorden, als bestuurder van een voertuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, de Waterveensweg, gekomen ter hoogte van de kruising van die weg met de Wethouder K. Scheperweg, ter plaatse waar voor de kruisende weg, de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Wethouder K. Scheperweg, en bord B 6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst en /of waar voor die kruisende weg op het wegdek haaietenaden waren aangebracht, aanduidende: verleen voorrang aan bestuurders op die kruisende weg, geen gevolg heeft gegeven aan dat/die verkeerteken(s) dat/die een gebod(en) of verbod(en) inhoudt, immers de bestuurder van een op die weg rijdende personenauto niet in staat heeft gesteld ongehinderd zijn/haar weg te vervolgen, waardoor, althans mede waardoor een botsing of aanrijding althans aanglijding tussen dat door hem, verdachte bestuurde voertuig en dat op die kruisende weg rijdende voertuig is ontstaan, waardoor, althans mede waardoor aan een ander zwaar lichamelijk letsel (meerdere fracturen en rug- en nekletsel) en/of schade is toegebracht, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. VRIJSPRAAK De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. De rechtbank overweegt hierbij het volgende. Verdachte heeft een enkele verkeersovertreding begaan. Volgens de Hoge Raad kan dit onder omstandigheden voldoende zijn om schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 aan te nemen. Dat hangt af van verschillende factoren, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die verkeersovertreding is begaan. De officier van justitie heeft door middel van een wijziging van de tenlastelegging twee factoren geïntroduceerd die tot het aannemen van schuld van verdachte als hier bedoeld zouden moeten leiden. Vast is komen te staan dat verdachte toen hij de kruising naderde heeft afgeremd en dat hij naar links en rechts heeft gekeken of de weg vrij was. Langs de weg waren geen obstakels die het zicht belemmerden en het was helder. Gelet op de plek waar de auto van verdachte na de aanrijding tot stilstand is gekomen, valt op te maken dat verdachte met een geringe snelheid heeft gereden. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het een voor hem bekend kruispunt is en dat hij doorgaans moet stoppen omdat de voorrangsweg druk bereden is. Voor het feit dat hij de auto van het slachtoffer over het hoofd heeft gezien, heeft verdachte geen verklaring. Verdachte heeft aangegeven dat hij mogelijk over de auto heeft heen gekeken of dat de auto net achter de buitenspiegel zat en dat hij hem daarom niet heeft gezien. De rechtbank is van oordeel dat op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet kan worden geconcludeerd dat verdachte meer kan worden verweten dan het feit dat hij geen voorrang heeft verleend. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte te hard zou hebben gereden om de situatie ter plekke goed te kunnen overzien en om adequaat te kunnen reageren. En het feit dat verdachte beroepschauffeur is, acht de rechtbank geen omstandigheid die in casu van betekenis moet worden geacht. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 16 maart 2004 te Oosterhesselen, gemeente Coevorden, als bestuurder van een voertuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, de Waterveensweg, gekomen ter hoogte van de kruising van die weg met de Wethouder K. Scheperweg, ter plaatse waar voor de kruisende weg, de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Wethouder K. Scheperweg, een bord B 6 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 was geplaatst en waar voor die kruisende weg op het wegdek haaientanden waren aangebracht, aanduidende: verleen voorrang aan bestuurders op die kruisende weg, geen gevolg heeft gegeven aan die verkeertekens die een gebod inhouden, immers de bestuurder van een op die weg rijdende personenauto niet in staat heeft gesteld ongehinderd haar weg te vervolgen, waardoor een botsing tussen dat door hem, verdachte, bestuurde voertuig en dat op die kruisende weg rijdende voertuig is ontstaan, waardoor aan een ander zwaar lichamelijk letsel (meerdere fracturen en rug- en nekletsel) en schade is toegebracht, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het subsidiair bewezen verklaarde levert op: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, strafbaar gesteld bij artikel 177 van die wet. STRAFBAARHEID De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit feit is begaan; - hetgeen de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 1 juni 2004. De rechtbank heeft bij het vaststellen van de op te leggen geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voorzover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, in de mate waarin de rechtbank dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een geldboete ten bedrage van ? 500,--, met bevel dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter, en mr. P.L.M.J. Rooijakkers en mr. G. Kaaij, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 1 september 2004, zijnde mr. Kaaij buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.- Parketnummer: 19/830117-04 Uitspraak d.d.: 1 september 2004 Pagina 5 van 5 Parketnummer: 19/830117-04 Uitspraak d.d.: 1 september 2004