Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ8709

Datum uitspraak2004-09-01
Datum gepubliceerd2004-09-01
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200401299/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 8 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouder van de gemeente Apeldoorn (hierna: het college) geweigerd appellanten bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van een erfafscheiding op het perceel kadastraal bekend gemeente Apeldoorn, sectie […], nr. […], plaatselijk bekend [locatie] te Apeldoorn.


Uitspraak

200401299/1. Datum uitspraak: 1 september 2004 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: [appellant], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 5 januari 2004 in het geding tussen: appellanten en het college van burgemeester en wethouder van de gemeente Apeldoorn. 1.    Procesverloop Bij besluit van 8 oktober 2002 heeft het college van burgemeester en wethouder van de gemeente Apeldoorn (hierna: het college) geweigerd appellanten bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van een erfafscheiding op het perceel kadastraal bekend gemeente Apeldoorn, sectie […], nr. […], plaatselijk bekend [locatie] te Apeldoorn. Bij besluit van 18 februari 2003 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 5 januari 2004, verzonden op die datum, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij ongedateerde brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 februari 2004, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij brief van 5 april 2004 heeft het college van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juli 2004, waar appellanten in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. N. te Brinke, ambtenaar van de gemeente Apeldoorn, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Het bouwplan voorziet in de realisering van een erfafscheiding   bestaande uit vier gemetselde poeren met een hoogte van 1,80 met daartussen een (deels) gesloten, houten hekwerk. 2.2.    Appellanten betogen tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat ten behoeve van het bouwplan geen binnenplanse vrijstelling, als bedoeld in de tabel bij artikel 3.11 van de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan “Apeldoorn-Zuid”, wordt verleend. Hetgeen appellanten in hoger beroep betogen, komt nagenoeg geheel neer op een herhaling van hetgeen zij in beroep bij de rechtbank hebben aangevoerd. De rechtbank heeft dit betoog echter op goede gronden verworpen. Hetgeen appellanten daaraan hebben toegevoegd, werpt geen ander licht op de zaak. 2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.4.    Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat. w.g. Slump    w.g. Van Roosmalen Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 1 september 2004 53-381.