Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ8873

Datum uitspraak2004-07-16
Datum gepubliceerd2004-09-02
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/610027-01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Btw-caroussel (2 stuks). 9 feiten telastegelegd: 2 maal deelneming aan een criminele organisatie (art. 140 Sr), 5 maal valsheid in geschrift (art. 225 jo 51 Sr) en 2 maal belastingfraude (art. 69 AWIR). 11 (!!) niet-ontvankelijkheidsverweren, een "highlight": 9. geen gevaar voor "ne bis in idem": het plegen van belastingfraude in België en Duitsland is uit de aard der zaak een ander strafbaar feit dan het plegen van belastingfraude in Nederland. Dat daaraan wellicht deels dezelfde feitelijke handelingen ten grondslag liggen doet daar niet aan af. Bijzondere bewijsoverwegingen: Materiele valsheid facturen en vrachtbescheiden. Verdachte en/of zijn mededaders hadden zeggenschap op het in- en verkoopbeleid bij hun directe afnemers, de zogenaamde plofbedrijven (alwaar de voor deze BTW-fraude kenmerkende prijsdaling plaatsvond), tevens hadden zij contacten met de beoogd eindafnemer. Gelet op deze omstandigheden is de rehctbank van oordeel dat de leveranties aan deze plofbedrijven slechts met één doel hebben plaatsgevonden, te weten het vormen van een tussenstation (plofbedrijf) alwaar de winst voor de organisatie wordt behaald door het doorverkopen van de goederen waarbij de Duitse BTW wel in rekening wordt gebracht edoch niet afgedragen. Nu de leveranties aan deze bedrijven slechts hebben plaats gevonden om deze fraude mogelijk te maken, lijden zij en de bijbehorende facturen en vrachtbescheiden (voor zover deze al een juiste weergave gaven van de transportbewegingen) aan een materiële valsheid. Toepasselijkheid nul-tarief. Een constitutief vereiste voor de toepassing van het nultarief is dat aangifte wordt gedaan op basis van juiste gegevens. Zodra in de aan de belastingaangifte ten grondslag liggende administratie gebruik wordt gemaakt van valse facturen en valse vervoersbescheiden, is er geen recht op toepassing van het nultarief. Nu verdachte en/of zijn medeverdachten ten tijde van het doen van de tenlastegelegde BTW-aangifte wisten dat de onderliggende bescheiden geen waarheidsgetrouwe weergave van de werkelijkhied vormden, was het voor verdachte en/of zijn medeverdachten ook duidelijk dat er geen recht bestond op de toepassing van het nul-tarief. Naar het oordeel van de rechtbank is er derhalve wel degelijk sprake van het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven. De omstandigheid dat - waren de onderliggende bescheiden niet vals geweest - het nul-tarief mogelijk wel van toepassing zou zijn geweest doet aan bovenstaande niet af.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/610027-01 Uitspraak d.d. : 16 juli 2004 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [voornamen] geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] adres : [adres] plaats : [woonplaats], thans gedetineerd in P.I. Zuid Oost, HvB Roermond, Keulsebaan 530 te Roermond. 1. Het onderzoek van de zaak. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 15, 16, 23 en 25 juni 2004 en 02 juli 2004. 2. De tenlastelegging. De verdachte staat - na een vordering nadere omschrijving van de tenlastelegging - terecht ter zake dat: 1. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999, in de gemeente(n) Roermond en/of Susteren en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [ ] (verdachte) en/of [mededader 1] en/of [mededader 2] en/of [mededader 3] en/of [mededader 4] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk - het plegen van valsheid in geschrift, te weten het maken/opstellen van onder andere valse facturen en/of CMR-vrachtbrieven en/of - het opzettelijk gebruik maken en/of afleveren van valse en/of vervalste geschriften, te weten onder andere valse facturen en/of CMR-vrachtbrieven, als waren die geschriften echt en onvervalst en/of - het opzettelijk doen van onjuiste en/of onvolledige belastingaangiften met betrekking tot de omzetbelasting, terwijl hij, verdachte, van bedoelde organisatie oprichter of bestuurder was; (artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht) 2. [mededader 4] in of omstreeks de periode van 25 juni 1999 tot en met 30 september 1999, in elk geval in het jaar 1999, in de gemeente Roermond, in elk geval in Nederland, een of meer verkoopfactu(u)r(en) en/of proformafactu(u)r(en) gericht aan Axioma Electronics GmbH, [adres] Germany, te weten nummer EF99110 (respectievelijk) d.d. 25-6-99 en/of 30-6-99 en/of nummer EF99146 d.d. 20-8-99 en/of nummer EF99196 d.d. 30-9-99 en/of en of meer andere verkoopfactu(u)r(en) en/of proformafactu(u)r(en) (bijl. 1/D/1000 t/m 1/D/1063E) - zijnde die factu(u)r(en) (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of heeft doen opmaken, immers heeft [mededader 4] voornoemd (telkens) valselijk op die factu(u)r(en) vermeld of doen vermelden - zakelijk weergegeven - dat [mededader 4] aan Axioma Electronics GmbH voornoemd een hoeveelheid op die factu(u)r(en) vermelde goederen (o.a. cpu's en/of gsm's) heeft verkocht of geleverd voor een op die factu(u)r(en) vermeld bedrag aan geld, zulks (telkens) met het oogmerk om die factu(u)r(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot de/het bovenomschreven feit(en) opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijke leiding heeft gegeven; (artikel 225 jo 51 van het Wetboek van Strafrecht) 3. [mededader 4] in of omstreeks de periode van 06 augustus 1999 tot en met 18 oktober 1999, in elk geval in het jaar 1999, in de gemeente Roermond, in elk geval in Nederland, een of meer verkoopfactu(u)r(en) en/of proformafactu(u)r(en) gericht aan Vaneko, [adres] Germany, te weten nummer EF99125 d.d. 6-8-99 en/of nummer EF99128 d.d. 6-8-99 en/of nummer EF99136 d.d. 16-8-99 en/of nummer EF99199 d.d. 18-10-99 en/of een of meer andere verkoopfactu(u)r(en) en/of proformafactu(u)r(en) (bijl. 2/D/1000 t/m 2/D/1017-E) - zijnde die factu(u)r(en) (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of heeft doen opmaken, immers heeft [mededader 4] voornoemd (telkens) valselijk op die factu(u)r(en) vermeld of doen vermelden - zakelijk weergegeven - dat [mededader 4] aan Vaneko voornoemd een hoeveelheid op die factu(u)r(en) vermelde goederen (o.a. cpu's en/of gsm's) heeft verkocht of geleverd voor een op die factu(u)r(en) vermeld bedrag aan geld, zulks (telkens) met het oogmerk om die factu(u)r(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot de/het bovenomschreven feit(en) opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijke leiding heeft gegeven; (artikel 225 jo 51 van het Wetboek van Strafrecht) 4. [mededader 4] in of omstreeks de periode van 25 oktober 1999 tot en met 13 december 1999, in elk geval in het jaar 1999, in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting over de/het aangiftetijdvak(ken) 3e kwartaal 1999 en/of oktober 1999 en/of november 1999 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft die B.V. (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Roermond ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over genoemd(e) tijdvak(ken) (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven; De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; (artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto artikel 51 Wetboek van Strafrecht). 5. hij in of omstreeks de periode van oktober 1999 tot en met maart 2001, in de gemeente(n) Susteren en/of Roermond en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [ ] [verdachte] (verdachte) en/of [mededader 5] en/of [mededader 6] en/of [mededader 7] en/of [mededader 8] en/of [mededader 9] en/of [mededader 10] en/of [mededader 11] en/of een of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk - het plegen van valsheid in geschrift, te weten het maken/opstellen van onder andere valse facturen en/of CMR-vrachtbrieven en/of - het opzettelijk gebruik maken en/of afleveren van valse en/of vervalste geschriften, te weten onder andere valse facturen en/of CMR-vrachtbrieven, als waren die geschriften echt en onvervalst en/of - het opzettelijk doen van onjuiste en/of onvolledige belastingaangiften met betrekking tot de omzetbelasting, terwijl hij, verdachte, van bedoelde organisatie oprichter of bestuurder was; (artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht) 6. [mededader 11] in of omstreeks de periode van 28 januari 2000 tot en met 31 oktober 2000, in elk geval in het jaar 2000, in de gemeente Susteren, in elk geval in Nederland, een of meer verkoopfactu(u)r(en) en/of proformafactu(u)r(en) gericht aan Resdev GmbH, [adres] te weten nummer 20000101 d.d. 28-01-2000 en/of nummer 20000414 d.d. 17-04-2000 en/of nummer 20000529 d.d. 31-05-2000 en/of nummer 20000630 d.d. 30-06-2000 en/of nummer 20000915 d.d. 12-09-2000 en/of nummer 20000927 d.d. 19-09-2000 en/of een of meer andere verkoopfactu(u)r(en) en/of proformafactu(u)r(en) (bijl. 5/D/1000 t/m 5/D/1180E) - zijnde die factu(u)r(en) (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -valselijk heeft opgemaakt of heeft doen opmaken, immers heeft [mededader 11] voornoemd (telkens) valselijk op die factu(u)r(en) vermeld of doen vermelden - zakelijk weergegeven - dat [mededader 11] aan Resdev GmbH voornoemd een hoeveelheid op die factu(u)r(en) vermelde goederen (o.a. cpu's en/of gsm's) heeft verkocht of geleverd voor een op die factu(u)r(en) vermeld bedrag aan geld, zulks (telkens) met het oogmerk om die factu(u)r(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot de/het bovenomschreven feit(en) opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijke leiding heeft gegeven; (artikel 225 jo 51 van het Wetboek van Strafrecht) 7. [mededader 11] in of omstreeks de periode van 23 juni 2000 tot en met 18 oktober 2000, in elk geval in het jaar 2000, in de gemeente Susteren, in elk geval in Nederland, een of meer verkoopfactu(u)r(en) en/of proformafactu(u)r(en) gericht aan Bagis GmbH, [adres], te weten nummer 20000615 d.d. 23-06-2000 en/of nummer 20000806 d.d. 03-08-2000 en/of nummer 20000933 d.d. 22-09-2000 en/of nummer 20001024 d.d. 18 oktober 2000 en/of een of meer andere factu(u)r(en) (bijl. 6/D/1000 t/m 6/D/1067G) - zijnde die factu(u)r(en) (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of heeft doen opmaken, immers heeft [mededader 11] voornoemd (telkens) valselijk op die factu(u)r(en) vermeld of doen vermelden - zakelijk weergegeven - dat [mededader 11] aan Bagis GmbH voornoemd een hoeveelheid op die factu(u)r(en) vermelde goederen (o.a. cpu's en/of gsm's) heeft verkocht of geleverd voor een op die factu(u)r(en) vermeld bedrag aan geld, zulks (telkens) met het oogmerk om die factu(u)r(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot de/het bovenomschreven feit(en) opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijke leiding heeft gegeven; (artikel 225 jo 51 van het Wetboek van Strafrecht) 8. [mededader 11] in of omstreeks de periode van 07 oktober 2000 tot en met 02 februari 2001, in de gemeente Susteren, in elk geval in Nederland, een of meer verkoopfactu(u)r(en) en/of proformafactu(u)r(en) gericht aan [privé-betrokkene 1], te weten nummer 20001008 d.d. 7 oktober 2000 en/of nummer 20001026 d.d. 19 oktober 2000 en/of nummer 20001124 d.d. 21 november 2000 en/of nummer 20010202 d.d. 02-02-01 en/of een of meer andere factu(u)r(en) (bijl. 7/D/1000 t/m 7/D/1067E) - zijnde die factu(u)r(en) (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of heeft doen opmaken, immers heeft [mededader 11] voornoemd (telkens) valselijk op die factu(u)r(en) vermeld of doen vermelden - zakelijk weergegeven - dat [mededader 11] aan EURO 2000 voornoemd een hoeveelheid op die factu(u)r(en) vermelde goederen (o.a. cpu's en/of gsm's) heeft verkocht of geleverd voor een op die factu(u)r(en) vermeld bedrag aan geld, zulks (telkens) met het oogmerk om die factu(u)r(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot de/het bovenomschreven feit(en) opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedraging(en) feitelijke leiding heeft gegeven; (artikel 225 jo 51 van het Wetboek van Strafrecht) 9. [mededader 11] in of omstreeks de periode van 28 januari 2000 tot en met 28 maart 2001, in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting over de/het aangiftetijdvak(ken) 4e kwartaal 1999 en/of januari 2000 en/of februari 2000 en/of maart 2000 en/of april 2000 en/of mei 2000 en/of juni 2000 en/of juli 2000 en/of augustus 2000 en/of september 2000 en/of oktober 2000 en/of november 2000 en/of december 2000 en/of januari 2001 en/of februari 2001 onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft die B.V. (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Roermond ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over genoemd(e) tijdvak(ken) (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven. De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; (artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto artikel 51 Wetboek van Strafrecht). Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie De verdediging heeft niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit. Zij heeft daartoe gronden aangevoerd, die naar stelling van de verdediging ieder voor zich, maar zeker in gezamenlijkheid bezien, daarvoor redengevend zijn. Uit het pleidooi van de verdediging destilleert de rechtbank een elftal niet-ontvankelijkheidverweren. De rechtbank zal deze een voor een behandelen en voorts concluderend de gezamenlijkheid bezien. 1. De grondslag van de verdenking is gebaseerd op het stuk "Verrekening W[ ] + C[ ]" en de blauwe ordner, waarvan de wijze van verkrijging niet op de rechtmatigheid kan worden getoetst. Met name kan niet worden getoetst of met een voorop gezet plan regels van infiltratie en BOB zijn omzeild. Beslissingen met betrekking tot de loop van het onderzoek worden steeds afgezet tegen de inhoud van die stukken en alle getuigen worden met deze stukken geconfronteerd. De verdediging werpt de suggestie op dat de verbalisanten een onjuiste weergave hebben gegeven met betrekking tot het aantreffen van de genoemde bescheiden. Zij geeft daarbij aan dat er aan zou moeten worden getwijfeld dat een en ander op een toeval berustte, met name ook omdat getuige Y[ ] die dag al door de verbalisanten was gehoord. De rechtbank wijst erop dat de verbalisanten ter zake op ambtseed proces-verbaal hebben opgemaakt. De rechtbank heeft geen reden aan de waarheidsgetrouwheid daarvan te twijfelen. De rechtbank merkt daarbij op dat de stukken in het bezit van Y[ ] waren en dat deze de stukken vrijwillig aan de politie ter beschikking heeft gesteld. De rechtbank merkt overigens op dat de aanleiding en grondslag van de verdenking jegens verdachte op meer omstandigheden was gebaseerd dan enkel de van Y[ ] afkomstige informatie. De rechtbank verwijst hiervoor naar de omstandigheden zoals opgesomd in het proces-verbaal strafrechtelijk onderzoek 0/AH/01. 2. De verdediging stelt dat er bij P[ ] een vordering uitlevering van bescheiden ex artikel 81 AWR heeft plaatsgevonden en dat haar cliënt en een aantal medeverdachten in het kader van dit boekenonderzoek gehoord zijn zonder voorafgaande cautie. De administraties van de bedrijven die in het onderhavige dossier zijn betrokken zijn strafrechtelijk in beslag genomen, zodat wat de raadsvrouwe aanvoert ten aanzien van artikel 81 AWR in dezen niet relevant is. De rechtbank merkt voorts op dat verdachte (en zijn medeverdachten) in het kader van het onderhavige strafrechtelijk onderzoek telkenmale is gehoord nadat hem de cautie is gegeven. Van een eerder verhoor van verdachte in het kader van een administratief onderzoek van de belastingdienst in deze zaak (niet zijnde P[ ]) is niet gebleken. 3. De verdediging voert aan dat het onderzoeksteam door aan te sluiten bij de Optiland-constructie willens en wetens is uitgegaan van een onjuiste voorstelling van verdenking bij de grondslag van de verdenking tegen verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan niet gebleken. 4. De verdediging voert verder aan dat tengevolge van aan het Openbaar Ministerie toe te rekenen factoren het ondervragingsrecht van de verdediging is geschonden. Immers, ten aanzien van de wel gehoorde getuigen is, door het horen van de getuigen Y[ ] en M[ ] in elkaar aanwezigheid, het ondervragingsrecht ernstig gefrustreerd, terwijl door het laten afhangen van het verschijnen en kunnen horen van de getuigen [mededader 1] en J[ ] van de handelingen van Y[ ] het ondervragingsrecht verder is beknot. De rechtbank merkt op dat ten tijde van het door de verdediging bedoelde horen van Y[ ] en M[ ] er nog slechts sprake was van een oriënterend fiscaal onderzoek. In dat kader is begrijpelijk en legitiem dat met beiden tegelijkertijd is gesproken en dat via Y[ ] is getracht contact te leggen met J[ ] en [verdachte 2]. Van enig hierdoor geschonden belang van de verdediging kan geen sprake zijn. 5. Verder voert de verdediging aan dat het dossier onvolledig is nu niet alle stukken uit Duitsland en België zijn toegevoegd, waardoor het gebruik maken van de in Duitsland gehoorde getuigen van de mogelijkheid tot "Beschränkung" van hun tenlastelegging niet kon worden getoetst door de verdediging en evenmin het beroep op het verschoningsrecht in verband met een lopende vervolging in Duitsland van de getuigen [verdachte 2], [verdachte 3] en [verdachte 2]. Verder heeft de verdediging aan de gehoorde getuigen wellicht vragen niet kunnen stellen die, ware het dossier compleet geweest, in het belang van de verdediging wel gesteld hadden moeten worden. Door de onvolledigheid van het dossier is tevens niet de betrouwbaarheid van de zich wel in het dossier bevindende stukken en getuigen getoetst kunnen worden. De rechtbank overweegt ter zake dat geen sprake is van een beperking van het ondervragingsrecht nu niet is gebleken dat in het dossier relevante stukken ontbreken. De door de verdediging gestelde onvolledigheid van het dossier is zo ruim, algemeen en weinig onderbouwd dat deze stelling niet leidt tot een andere conclusie. Voorts kan het Openbaar Ministerie niet worden tegengeworpen dat anderen zich op hen toekomende rechten beroepen. 6. Volgens de verdediging is door toedoen, althans voor rekening van, het Openbaar Ministerie zoveel tijd verstreken dat de wél gehoorde getuigen zich veel details niet meer wisten te herinneren. Ten aanzien van de niet gehoorde getuigen J[ ], B[ ], de B[ ], C[ ], S[ ], M[ ] en C[ ] voert de verdediging aan dat niet uit te sluiten is dat zij in een eerder stadium van het onderzoek wel gehoord hadden kunnen worden. Het is door toedoen van het Openbaar Ministerie dat dit ondervragingsrecht niet op een tijdig moment heeft kunnen plaats vinden. Inherent aan een onderzoek als het onderhavige is dat er veel tijd mee gemoeid is voordat het proces-verbaal is afgerond. Niet gebleken is dat het onderzoek langer heeft voortgeduurd dan noodzakelijk, laat staan dat daarbij van enig de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie rakende omstandigheid is gebleken. 7. Voorts voert de verdediging aan dat verbalisanten niet konden worden gehoord omdat allerlei opsporings- en vervolgingshandelingen niet zijn geverbaliseerd. Hierdoor heeft het Openbaar Ministerie het recht op een eerlijk proces waarin plaats moeten worden geboden voor een tijdig en evenwichtig onderzoek van het materiaal onherstelbaar geschonden. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken noch aannemelijk gemaakt dat verbalisanten hebben gehandeld in strijd met de op hen rustende verplichting tot het opmaken van proces-verbaal. 8. Volgens de verdediging dient voorts het onderzoek en de rechtshulp te worden beschouwd als betrekking hebbend op fiscale delicten. Er dient sprake te zijn van dubbele strafbaarheid. Dit is discutabel nu in Duitsland vervolging van rechtspersonen niet mogelijk was. Het had op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen hierover duidelijkheid te verschaffen ter controle van rechter en verdediging. De rechtbank is van oordeel dat het gegeven dat strafrechtelijk vervolging van rechtspersonen in Duitsland niet mogelijk was, in relatie tot verdachte, zijnde een natuurlijk persoon, niet relevant is. Ook overigens is niet gebleken van rechtshulp verleend op een wijze die vervolging van verdachte, voor de feiten waarvoor hij thans terechtstaat, in de weg staat. 9. Volgens de verdediging is er gezien de verschillende onderzoeken in binnen- en buitenland gehandeld in strijd met het ne bis in idem beginsel, althans is het gevaar daarvoor aanwezig en is dit oncontroleerbaar gehouden. Allereerst wijst de rechtbank er in dit kader op dat het plegen van belastingfraude in Duitsland of België uit de aard der zaak een ander strafbaar feit is dan het plegen van belastingfraude in Nederland. Dat aan deze diverse fraudes wellicht deels dezelfde feitelijke handelingen ten grondslag liggen doet aan deze conclusie niet af. De verdediging baseert al het door haar aangevoerde ten aanzien van het ne bis in idem beginsel op de stelling dat er een verbod is op dubbele opsporing of vervolging, waarbij, zo begrijpt de rechtbank, de raadsvrouwe het doen van nader onderzoek verstaat. Deze stelling vindt geen steun in het recht. Slechts het andermaal vervolgd, in de zin van wet en verdrag, of gestraft worden voor hetzelfde strafbare feit is in strijd met algemeen geldende rechtsbeginselen (artikel 68 Sr en artikel 14 lid 7 van het IVBPR). Van een kennelijk vexatoire vervolging, die gelet op voormeld rechtsbeginsel slechts zou kunnen leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, is niet gebleken. 10. De verdediging heeft verder aangevoerd dat het verstrekken van informatie afkomstig uit geheimhoudersgesprekken en het niet vernietigen daarvan dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. Nog daargelaten dat, mede gezien het adequate optreden van de officier van justitie, niet gebleken is dat bij de gang van zaken rond het verstrekken van informatie aan de Belgische autoriteiten sprake is geweest van doelbewuste of grove schending van de belangen waardoor verdachtes recht op behoorlijke behandeling van zijn zaak tekort wordt gedaan, is de rechtbank van oordeel dat het gestelde ten aanzien van de schending van de geheimhoudersgesprekken in deze zaak relevantie mist, nu in deze zaak daarvan geen gebruik is gemaakt. 11. De verdediging heeft tenslotte nog aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is nu de machtiging ex artikel 552n, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet als processtuk aan het dossier is toegevoegd. De rechtbank is van oordeel dat de machtiging van de Minister niet als processtuk aan het onderhavige dossier had behoeven te worden toegevoegd, nu de machtiging betrekking heeft op rechtshulp verleend dóór Nederland en in deze zaak derhalve relevantie mist. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat in al hetgeen door de verdediging ter zake van de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie is aangevoerd - ook in onderlinge samenhang beschouwd - geen grond is gelegen om te concluderen tot niet-ontvankelijkheid. Niet is gebleken van een ernstige schending van beginselen van een goede procesorde, laat staan van een schending van beginselen van een goede procesorde waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van verdachtes belangen tekort wordt gedaan aan diens recht op een behoorlijke behandeling van diens zaak. De rechtbank overweegt dat geen sprake is van schending van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM. Er is sprake van een lange termijn tussen het moment dat verdachte de verwachting heeft kunnen krijgen dat een strafvervolging jegens hem zou worden ingesteld en het moment van uitspraak in eerste instantie. Deze termijn is naar het oordeel van de rechtbank echter niet onredelijk lang. Er is sprake geweest van een grootschalig ingewikkeld onderzoek naar een tweetal BTW-carrousels, in welk onderzoek veel verdachten betrokken zijn. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn overigens geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1, sub 2, sub 3, sub 4, sub 5, sub 6, sub 7, sub 8, en sub 9 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij in de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999, in de gemeente(n) Roermond en/of Susteren en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [ ] [verdachte] (verdachte) en [mededader 1] en [mededader 2] en [mededader 3] en [mededader 4] en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk - het plegen van valsheid in geschrift, te weten het maken/opstellen van valse facturen en CMR-vrachtbrieven en - het opzettelijk gebruik maken en afleveren van valse geschriften, te weten valse facturen en CMR-vrachtbrieven, als waren die geschriften echt en onvervalst en - het opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften met betrekking tot de omzetbelasting, terwijl hij, verdachte, van bedoelde organisatie oprichter of bestuurder was; 2. [mededader 4] in de periode van 25 juni 1999 tot en met 30 september 1999, in de gemeente Roermond, verkoopfacturen en proformafacturen gericht aan Axioma Electronics GmbH, [adres] Germany, te weten nummer EF99110 respectievelijk d.d. 25-6-99 en/of 30-6-99 en nummer EF99146 d.d. 20-8-99 en nummer EF99196 d.d. 30-9-99 en andere verkoopfacturen en proformafacturen - zijnde die facturen telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt immers heeft [mededader 4] voornoemd telkens valselijk op die facturen vermeld - zakelijk weergegeven - dat [mededader 4] aan Axioma Electronics GmbH voornoemd een hoeveelheid op die facturen vermelde goederen (cpu's) heeft verkocht voor een op die facturen vermeld bedrag aan geld, zulks telkens met het oogmerk om die facturen als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen tot de bovenomschreven feiten opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven; 3. [mededader 4] in de periode van 06 augustus 1999 tot en met 18 oktober 1999, in de gemeente Roermond, verkoopfacturen en proformafacturen gericht aan Vaneko, [adres] Germany, te weten nummer EF99125 d.d. 6-8-99 en nummer EF99128 d.d. 6-8-99 en nummer EF99136 d.d. 16-8-99 en nummer EF99199 d.d. 18-10-99 en andere verkoopfacturen en/of proformafacturen - zijnde die facturen telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of heeft doen opmaken, immers heeft [mededader 4] voornoemd (telkens) valselijk op die facturen vermeld of doen vermelden - zakelijk weergegeven - dat [mededader 4] aan Vaneko voornoemd een hoeveelheid op die facturen vermelde goederen (cpu's) heeft verkocht voor een op die facturen vermeld bedrag aan geld, zulks telkens met het oogmerk om die facturen als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met anderen tot de bovenomschreven feiten opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven; 4. [mededader 4] in de periode van 25 oktober 1999 tot en met 13 december 1999, in de gemeente Roermond, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting over de aangiftetijdvakken 3e kwartaal 1999 en oktober 1999 en november 1999 onjuist heeft gedaan, immers heeft die B.V. telkens opzettelijk op bij de Belastingdienst te Roermond ingeleverde aangiftebiljetten omzetbelasting over genoemde tijdvakken telkens een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte tezamen en in vereniging met anderen telkens opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte tezamen en in vereniging met anderen telkens feitelijke leiding heeft gegeven; 5. hij in de periode van oktober 1999 tot en met maart 2001, in de gemeente Susteren en/of Roermond en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit [ ] [verdachte] (verdachte) en [mededader 5] en [mededader 6] en [mededader 7] en [mededader 8] en [mededader 9] en [mededader 10] en [mededader 11] en anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk - het plegen van valsheid in geschrift, te weten het maken/opstellen van valse facturen en CMR-vrachtbrieven en - het opzettelijk gebruik maken en afleveren van valse geschriften, te weten valse facturen en CMR-vrachtbrieven, als waren die geschriften echt en onvervalst en - het opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften met betrekking tot de omzetbelasting, terwijl hij, verdachte, van bedoelde organisatie oprichter of bestuurder was; 6. [mededader 11] in de periode van 28 januari 2000 tot en met 31 oktober 2000, in de gemeente Susteren, verkoopfacturen en proformafacturen gericht aan Resdev GmbH, [adres] te weten nummer 20000101 d.d. 28-01-2000 en nummer 20000414 d.d. 17-04-2000 en nummer 20000529 d.d. 31-05-2000 en nummer 20000630 d.d. 30-06-2000 en nummer 20000915 d.d. 12-09-2000 en nummer 20000927 d.d. 19-09-2000 en andere verkoopfacturen en/of proformafacturen - zijnde die facturen telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -valselijk heeft opgemaakt , immers heeft [mededader 11] voornoemd telkens valselijk op die facturen vermeld - zakelijk weergegeven - dat [mededader 11] aan Resdev GmbH voornoemd een hoeveelheid op die facturen vermelde goederen (cpu's en/ of gsm's) heeft verkocht voor een op die facturen vermeld bedrag aan geld, zulks telkens met het oogmerk om die facturen als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, tot de bovenomschreven feiten opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven; 7. [mededader 11] in de periode van 23 juni 2000 tot en met 18 oktober 2000, in de gemeente Susteren, verkoopfacturen en proformafacturen gericht aan Bagis GmbH, [adres], te weten nummer 20000615 d.d. 23-06-2000 en nummer 20000806 d.d. 03-08-2000 en nummer 20000933 d.d. 22-09-2000 en nummer 20001024 d.d. 18 oktober 2000 en andere facturen - zijnde die facturen telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt , immers heeft [mededader 11] voornoemd telkens valselijk op die facturen vermeld - zakelijk weergegeven - dat [mededader 11] aan Bagis GmbH voornoemd een hoeveelheid op die facturen vermelde goederen (cpu's en/of gsm's) heeft verkocht voor een op die facturen vermeld bedrag aan geld, zulks telkens met het oogmerk om die facturen als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, tot de bovenomschreven feiten opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven; 8. [mededader 11] in of omstreeks de periode van 07 oktober 2000 tot en met 02 februari 2001, in de gemeente Susteren, verkoopfacturen gericht aan [privé-persoon 1] te weten nummer 20001008 d.d. 7 oktober 2000 en nummer 20001026 d.d. 19 oktober 2000 en nummer 20001124 d.d. 21 november 2000 en nummer 20010202 d.d. 02-02-01 en andere facturen - zijnde die facturen telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt , immers heeft [mededader 11] voornoemd telkens valselijk op die facturen vermeld - zakelijk weergegeven - dat [mededader 11] aan EURO 2000 voornoemd een hoeveelheid op die facturen vermelde goederen (cpu's en/of gsm's) heeft verkocht voor een op die facturen vermeld bedrag aan geld, zulks telkens met het oogmerk om die facturen als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, tot de bovenomschreven feiten opdracht heeft gegeven en/of aan die verboden gedragingen feitelijke leiding heeft gegeven; 9a) [mededader 11] in de periode van 28 januari 2000 tot en met 24 november 2000, in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting over de aangiftetijdvakken 4e kwartaal 1999 en januari 2000 en februari 2000 en maart 2000 en april 2000 en mei 2000 en juni 2000 en juli 2000 en augustus 2000 en september 2000 en oktober 2000 onjuist heeft gedaan, immers heeft die B.V. telkens opzettelijk op bij de Belastingdienst te Roermond ingeleverde aangiftebiljetten omzetbelasting over genoemde tijdvakken telkens een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte telkens opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte telkens feitelijke leiding heeft gegeven; 9b) [mededader 11] in de periode van 21 december 2000 tot en met 28 maart 2001, in de gemeente Roermond en/of elders in Nederland, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting over de aangiftetijdvakken november 2000 en december 2000 en januari 2001 en februari 2001 onjuist heeft gedaan, immers heeft die B.V. telkens opzettelijk op bij de Belastingdienst te Roermond ingeleverde aangiftebiljetten omzetbelasting over genoemde tijdvakken telkens een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl dat feit telkens ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven tot het plegen van welke bovenomschreven strafbare feiten verdachte tezamen en in vereniging met een ander telkens opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte tezamen en in vereniging met een ander telkens feitelijke leiding heeft gegeven. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. Het bewijs De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen. 8.1 De bewijsmiddelen Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling. 8.2 Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs De verdediging heeft niet de gelegenheid gehad de getuigen J[ ], B[ ], de B[ ], C[ ], S[ ], M[ ] en C[ ] in enig stadium van het geding te ondervragen. Voor zover de rechtbank de verklaringen van deze getuigen al voor het bewijs gebruikt, zal de rechtbank deze slechts voor het bewijs bezigen voor zover deze verklaringen in voldoende mate steun vinden in andere bewijsmiddelen. Overigens heeft de verdediging - op dezelfde gronden als aangevoerd ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie - zich subsidiair beroepen op algehele dan wel gedeeltelijke bewijsuitsluiting. Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank hierboven ten aan zien van de ontvankelijkheid heeft overwogen, verwerpt de rechtbank dit beroep. Door de verdediging is aangevoerd dat er geen sprake is van valse facturen, nu de goederen daadwerkelijk conform de condities op de factuur geleverd zijn. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. Uit de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte en/of één of meer van zijn medeverdachten niet alleen hun invloed konden uitoefenen op het in- en verkoopbeleid van [mededader 4] BV en [mededader 11] BV maar ook zeggenschap dan wel invloed hadden op het in- en verkoopbeleid van hun Duitse afnemers. Bij deze afnemers vond de voor een BTW-carrousel kenmerkende prijsdaling plaats en werden de goederen met verlies maar met Duitse BTW doorgeleverd naar de beoogd eindafnemer. Daarnaast zijn contacten komen vast te staan tussen verdachten en in elk geval één van de beoogd eindafnemers, te weten de firma Haima. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de leveranties van [mededader 11] BV aan Resdev, Bagis, Euro 2000 en Surprises en de leveranties van [mededader 4] BV aan Axioma, Vaneko en Surprises slechts met één doel hebben plaatsgevonden, te weten het vormen van een tussenstation (plofbedrijf) alwaar de winst voor de organisatie wordt behaald door het doorverkopen van de goederen waarbij de Duitse BTW wel in rekening wordt gebracht edoch niet afgedragen. Nu de leveranties aan deze bedrijven slechts hebben plaats gevonden om deze fraude mogelijk te maken, lijden zij en de bijbehorende facturen en vrachtbescheiden (voor zover deze al een juiste weergave gaven van de transportbewegingen) aan een materiële valsheid. Door de verdediging is -kort gezegd en zakelijk weergegeven- aangevoerd dat er geen sprake is van het doen van onjuiste BTW-aangiftes nu de bedoelde goederen daadwerkelijk de grens naar een ander EU-land zijn overgegaan en reeds op grond daarvan het nul-tarief van toepassing is op deze leveranties, zodat er van het doen van een onjuiste aangifte geen sprake is. Het gegeven dat de Duitse afnemers niet aan hun Duitse BTW-verplichtingen hebben voldaan, kan volgens de verdediging verdachte niet worden tegengeworpen. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. Een constitutief vereiste voor de toepassing van het nultarief is dat aangifte wordt gedaan op basis van juiste gegevens. Zodra in de aan de belastingaangifte ten grondslag liggende administratie gebruik wordt gemaakt van valse facturen en valse vervoersbescheiden, is er geen recht op toepassing van het nul-tarief. Nu verdachte en/of zijn medeverdachten ten tijde van het doen van de tenlastegelegde BTW-aangiftes wisten dat de onderliggende bescheiden geen waarheidsgetrouwe weergave van de werkelijkheid vormden, was het voor verdachte en/of zijn medeverdachten ook duidelijk dat er geen recht bestond op toepassing van het nul-tarief. Naar het oordeel van de rechtbank is er derhalve wel degelijk sprake van het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven. De omstandigheid dat - waren de onderliggende bescheiden niet vals geweest - het nul-tarief mogelijk wel van toepassing zou zijn geweest doet aan bovenstaande niet af. 9. De kwalificatie van het bewezenverklaarde Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven: t.a.v. feit 1: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, terwijl hij van die organisatie oprichter of bestuurder was t.a.v. feit 2: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het feit opdracht heeft gegeven en/of terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging t.a.v. feit 3: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het feit opdracht heeft gegeven en/of terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging t.a.v. feit 4: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het feit opdracht heeft gegeven en/of terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging t.a.v. feit 5: deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, terwijl hij van die organisatie oprichter of bestuurder was t.a.v. feit 6: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het feit opdracht heeft gegeven en/of terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging t.a.v. feit 7: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het feit opdracht heeft gegeven en/of terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging t.a.v. feit 8: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het feit opdracht heeft gegeven en/of terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging t.a.v. feiten 9a) en 9b): opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij tot het feit opdracht heeft gegeven en/of terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging. De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij: t.a.v. de feiten 1 en 5: artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht t.a.v. de feiten 2, 3, 6, 7 en 8: artikel 225 juncto artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht t.a.v. de feiten 4, 9a) en 9b): artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht. 10. De strafbaarheid van verdachte. De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 11. De straffen en/of maatregelen. 11.1 De algemene overwegingen. Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte na te melden straf behoort worden opgelegd. 11.2 De bijzondere overwegingen. De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 25 juni 2004 met betrekking tot de op te leggen hoofdstraf gevorderd dat verdachte ter zake van het sub 1, sub 2, sub 3, sub 4, sub 5, sub 6, sub 7, sub 8 en sub 9 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 8 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw heeft primair tot vrijspraak van het tenlastegelegde geconcludeerd en subsidiair, bij bewezenverklaring, -zakelijk weergegeven- het opleggen van een lagere straf bepleit. De rechtbank heeft bij de strafoplegging meer in het bijzonder rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals ondermeer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, alsmede met het belang van een juiste normhandhaving. De rechtbank overweegt hieromtrent het navolgende. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte (samen met medeverdachte [verdachte 2]) de grote man geweest achter de [mededader 4] carrousel en was hij als enige de spin in het web in de [mededader 11] carrousel. Verdachte heeft er ofwel rechtstreeks of wel via medeverdachten voor zorg gedragen dat er voldoende plofbedrijven waren die bemand werden door stromannen. Verdachte heeft een aantal vervoerders zover weten te krijgen dat ze blanco CMR-vrachtbrieven ondertekenden terwijl ze geen transporten uitvoerden. Ook was het verdachte, met name in de [mededader 11] carrousel, die de gelden afkomstig uit de BTW-fraude in handen kreeg en die vervolgens, blijkens alle verrekeningen die ten kantore van [mededader 11] zijn aangetroffen, zorgdroeg voor de uitbetaling van de deelnemers aan deze fraude. Hoewel het duidelijk is dat het benadelingbedrag van de diverse belastingdiensten veel hoger is dan de winst die met deze fraude uiteindelijk gemaakt is, is met deze fraude zeer veel geld verdiend, welk geld kennelijk succesvol is weggesluisd. Voorts kon er door deze fraude een prijsdaling gerealiseerd worden waardoor er een concurrentienadeel is ontstaan voor reguliere bedrijven die wel aan hun BTW-verplichtingen voldoen. De rechtbank zal bij de strafoplegging anderzijds rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn vermeld in het over hem uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 24 april 2003 en zoals die zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf. 12. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 27, 51, 57, 91, 140, 225 Algemene wet inzake rijksbelastingen art. 68, 69. BESLISSING De rechtbank: verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1, sub 2, sub 3, sub 4, sub 5, sub 6, sub 7, sub 8 en sub 9 ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte terzake strafbaar; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 6 jaren; beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis en uitleveringsdetentie doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Vonnis gewezen door mrs. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, M.J.A.G. van Baal en D.C.M. Bomans, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Van de Voort-Visch en/of C. van Est als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 16 juli 2004.