Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AQ9549

Datum uitspraak2004-09-03
Datum gepubliceerd2004-09-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/097113-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Europees Aanhoudings bevel (EAB), België, medeplegen valsheid in geschrift, medeplegen opzetheling, illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM, NEGENDE MEERVOUDIGE KAMER C Parketnummer: 13/097113-04 Lurisnummer: OVL-I-2004 016971 RK nummer: 04/2913 Datum uitspraak: 3 september 2004 UITSPRAAK op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 19 juli 2004 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van drie Europese aanhoudingsbevelen (EAB’s), respectievelijk uitgevaardigd door - mevrouw R. Vandenborne, eerste substituut Procureur des Konings bij het Parket van de Procureur des Konings te Tongeren, België, d.d. 8 juli 2004 (dossiernr. 19-2004) - Patrick Noelmans, onderzoeksrechter in de Rechtbank van eerste aanleg te Tongeren, België, d.d. 5 juli 2004 (dossiernr. 31/03) - Patrick Noelmans, loco Victor Croonenberghs, onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg te Tongeren, België, d.d. 5 juli 2004 (dossiernr. 103/03). Deze bevelen betreffen alledrie de aanhouding en overlevering van: [opgeëiste persoon] geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1962, volgens de twee op 5 juli 2004 uitgevaardigde EAB’s wonende op het [adres] volgens het op 8 juli 2004 uitgevaardigde EAB zonder bekende woon- of verblijfplaats, volgens eigen opgave ter zitting verblijvende op het [adres] maar daar niet ingeschreven, thans gede-tineerd in de Penitentiaire Inrichting “Almere Binnen” te Almere, hierna te noemen de opgeëiste persoon. 1. Procesgang De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 augustus 2004. Daarbij zijn de offi-cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman mr. B.G.J. de Rooij, advocaat te Eindhoven gehoord. 2. Grondslag en inhoud van de EAB’s. 2.1 Aan het EAB d.d. 8 juli 2004 (nr. 19-2004) ligt ten grondslag een vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg van het gerechtelijk Arrondissement Tongeren, zitting houdende in Correctionele zaken, d.d. 5 mei 2004 waarbij de opgeëiste persoon onder meer is veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar. Deze straf is nog geheel te ondergaan. Bij dit vonnis is gevoegd een Bevel tot onmiddellijke aanhouding van de opgeëiste persoon, d.d. 5 mei 2004, en afgegeven door Mw. H. Wilmots, alleenzetelend rechter bij eerdergenoemde rechtbank te Tongeren. 2.2 Aan het EAB d.d. 5 juli 2004 (nr. 31/03) ligt ten grondslag een bevel tot aanhouding bij verstek in fine uitlevering d.d. 22 juli 2003. 2.3 Aan het EAB d.d. 5 juli 2004 (nr. 103/03) ligt ten grondslag een bevel tot aanhouding bij verstek in fine uitlevering d.d. 9 december 2003. 3. Ten aanzien van het vonnis Het door de Rechtbank van Eerste Aanleg te Tongeren gewezen vonnis is bij verstek gewezen, immers op blz. 12 van bedoeld vonnis staat de volgende overweging: “dat de eerste betichte [opgeëiste persoon], niet ter zitting verschijnt. Noch iemand voor hem”. Vervolgens is de geldigheid van de dagvaarding van [opgeëiste persoon] onderzocht. De rechtbank ontleent aan het vonnis de volgende passage: “Uit de voorgelegde stukken blijkt dat het onmogelijk was om de betekening op de door eerste beklaagde gekozen woonplaats te laten gebeuren. Derhalve is de betekening, bij gebreke aan gekende woon- of verblijfplaats in België of in het buitenland rechtmatig gedaan aan de heer procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Tongeren”. De rechtbank merkt op dat op het eerste blad van het vonnis als adres van [opgeëiste persoon] geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1962 staat opgenomen: wonende te [adres] keuze van woonst doende te [adres] Nu het vonnis bij verstek is gewezen, dient de rechtbank te beoordelen of de weigeringgrond als bedoeld in artikel 12 OLW aan de orde kan zijn. Onder D van het op de tenuitvoerlegging van dit vonnis betrekking hebbende EAB (nr. 19-2004) is de volgende juridische garantie gegeven: “betrokkene heeft de mogelijkheid om verzet of hoger beroep aan te tekenen tegen het hoger vernoemde vonnis. Er werd trouwens reeds hoger beroep aangetekend door de burgerlijke partijen en het Openbaar Ministerie, doch in dit vonnis werd de onmiddellijke aanhouding bevolen, onmiddellijke aanhouding die niet vervalt door het aantekenen van hoger beroep”. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank bedoelde weigeringgrond niet aan de orde. 4. Strafbaarheid Het EAB d.d. 8 juli 2004 (nr. 19-2004) betreft feiten die niet vermeld staan op de lijst, zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, a, sub 1 van de OLW. De rechtbank dient dan ook te onderzoeken of deze feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn. Gelet op de inhoud van het vonnis en de omschrijving die daarin van de feiten wordt gegeven, is de rechtbank van oordeel dat deze feiten ook naar Nederlands recht strafbare feiten opleveren en kunnen worden gekwalificeerd als volgt: Medeplegen van valsheid in geschrift (art. 225, eerste lid, Sr), Medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van het valse of vervalste geschrift als ware het echt en onvervalst (art. 225, tweede lid, Sr) Medeplegen van opzetheling (artikel 416 Sr). De EAB’s d.d. 5 juli 2004 (nrs. 31/03 en 103/03) houden het verzoek in om overlevering ten behoeve van door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende staat ingesteld strafrechtelijke onderzoeken. Deze onderzoeken betreffen het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul-dig heeft gemaakt aan naar het recht van de uitvaardigende staat strafbare feiten. De feiten staan vermeld onder nummer [x] in onderdeel D (“Strafbare feiten”) van de respectievelijke EAB’s, waarvan door de griffier gewaarmerkte fotokopieën als bijlagen 1 en 2 aan deze uitspraak zijn gehecht. Deze feiten betreffen voor het EAB nr. 31/03: - deelneming aan een criminele organisatie en - illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. Deze feiten betreffen voor het EAB nr. 103/03: - witwassen van opbrengsten van misdrijven. Met betrekking tot de feiten genoemd in het EAB nr. 31/03 bevindt zich bij de stukken een brief d.d. 29 juli 2004, afkomstig van Onderzoeksrechter P. Noelmans, Rechtbank van Eerste Aanleg te Tongeren aan de officier van justitie te Amsterdam. Uit de inhoud van deze brief leidt de rechtbank af dat het EAB zich thans niet meer uitstrekt over het met een [x] aangegeven feit “deelneming aan een criminele organisatie”. Desgevraagd heeft de officier van justitie ter zitting bevestigd dat de overlevering thans niet langer voor dit feit wordt gevraagd. Aangezien het feit op het EAB (nr. 31/03) vermeld staat, ziet de rechtbank zich desalniettemin genoodzaakt een beslissing te nemen en zal zij de overlevering voor dit feit niet toestaan. De overige feiten, te weten illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen en witwassen van opbrengsten van misdrijven, staan vermeld op de lijst, zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, a, sub 1 van de OLW en de strafbaarheid in Nederland van deze feiten behoeft, gelet op de omschrijving van de feiten, geen nader onderzoek. Op deze feiten is naar het recht van de uitvaardigende staat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld. De raadsman heeft bij pleidooi aangevoerd dat artikel 420bis uit het Nederlandse Wetboek van Strafrecht op 14 december 2001 in werking is getreden en dat mitsdien overlevering voor feiten die vóór die datum zouden zijn gepleegd, niet toelaatbaar is bij gebreke van de dubbele strafbaarheid. Het verweer wordt verworpen. Zoals hiervoor is overwogen betreft het hier een feit dat voorkomt op eerder aangeduide lijst, zodat de vraag of het feit naar Nederlands recht strafbaar is, geen beantwoording behoeft. Uit de feitsomschrijving in het EAB nr. 31/03 blijkt dat het bevel tevens betrekking heeft op het volgende, nader omschreven strafbare feit: “te Maasmechelen tussen 1.1.2003 en 22.7.2003 als dader of mededader, handel en bezit van psychotrope stoffen, feiten in vereniging of in bende”. Nu het bezit van psychotrope stoffen niet vermeld staat op eerder bedoelde lijst, dient de rechtbank te beoordelen of dit feit ook naar Nederlands recht een strafbaar feit oplevert. Uit de bij het EAB gevoegde aanvullende Schengeninformatie blijkt onder meer het volgende: Op 11 juli 2003 vond een huiszoeking plaats in de woning van ene [medeverdachte1] [adres]. Aangetroffen werd onder meer een volledig ingerichte en operationele tabletteerinstallatie voor de aanmaak van XTC tabletten, een betonmolen en speciekuipen met bleke poeders. Sprake is van een [medeverdachte2] die in opdracht van de opgeëiste persoon materialen zoals de betonmolen heeft aangekocht en die voor de locatie moest zorgen. Uit een brief d.d. 5 augustus 2004, afkomstig van de onderzoeksrechter P. Noelmans bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Tongeren, blijkt dat de verdenking feitelijk de stof MDMA betreft, een stof die voorkomt op lijst I van de Nederlandse Opiumwet. De rechtbank is van oordeel dat bedoeld feit ook naar Nederlands recht strafbaar is en oplevert: Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder C van de Opiumwet gegeven verbod. 5. Identiteit van de opgeëiste persoon De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. 6. Onschuldverweer De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten.. Hij heeft dit tijdens het verhoor ter zitting echter niet kunnen aantonen. Dat er ten aanzien van de opgeëiste persoon geen sprake kan zijn van een vermoeden van schuld aan die feiten, is niet gebleken. 7. Terugkeergarantie De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan alleen worden toegestaan, indien de uitvaardigende justitiële autoriteit de in artikel 6, eerste lid, van de Overleveringswet bedoelde garantie geeft. De uitvaardigende justitiële autoriteit, te weten de Procureur des Konings te Tongeren, heeft bij brieven van respectievelijk 5 juli 2004 en 22 juli 2004 de volgende garantie gegeven: ? “Gelet op de Nederlandse nationaliteit van de opgeëiste persoon ga ik hierbij akkoord om de over te leveren persoon, in geval van veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidstraf of indien er een maatregel welke vrijheidsbeneming met zich brengt, wordt opgelegd in België, naar Nederland over te brengen op basis van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen”. ? “Ik heb de eer U ter kennis te brengen dat Mijn ambt tevens instemt met de omzetting in Nederland van de in België op te leggen vrijheidsstraf zoals bedoeld in art. 11 van het Verdrag inzake overbrenging van gevonniste personen d.d. 21 maart 1963”. Naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo de opgeëiste persoon ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan en dat deze straf met toepassing van artikel 11 van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen van 21 maart 1983 (Trb. 1983, 74) zal kunnen worden omgezet. 8. Slotsom Nu ten aanzien van de feiten waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de Overleveringswet daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan. 9. Toepasselijke wetsbepalingen Artikelen 47, 225 eerste en tweede lid, 416, 417, 417bis en 420bis van het Wetboek van Strafrecht. Artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Artikelen 2, 5, 6 en 7 van de Overleveringswet. 10. Beslissing STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de Belgische autoriteiten ten behoeve van strafvervolging ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht en die genoemd staan in de EAB’s met de nummers 19-2004, 31/03 en 103/03. WEIGERT de overlevering voor zover dit betreft de verdenking dat de opgeëiste persoon zich heeft schuldig gemaakt aan “deelneming aan een criminele organisatie”, als genoemd in het EAB genummerd 31/03. Aldus gedaan door mr. F. Salomon, voorzit-ter, mrs. A.J.R.M. Vermolen en N. Rozemond, rech-ters, in tegenwoordigheid van L.C. Werkman, grif-fier, en uitgesproken ter openbare zitting van 3 september 2004. Ingevolge artikel 29, tweede lid van de Overleveringswet staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.