Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR0483

Datum uitspraak2004-09-01
Datum gepubliceerd2004-09-09
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09/900647-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

[... De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met patiënten. De handelingen die verdachte bij de patiënten verrichtte waren naar het oordeel van de rechtbank medische handelingen, namelijk onderzoekshandelingen in het kader van door verdachte als co-assistent verrichte pre-operatieve onderzoeken...]


Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER (VERKORT VONNIS) parketnummer 09/900647-03 rolnummer 0006 's-Gravenhage, 1 september 2004 De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], [adres] De terechtzitting. Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 26 november 2003, 17 maart 2004, 21 juli 2004 en 18 augustus 2004. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr A.H. Westendorp, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord. Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd. De officier van justitie mr W. Hemstede heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 5 telastgelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, alsmede tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte uit het recht zal worden ontzet zijn beroep als arts uit te oefenen voor de periode van 5 jaren. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] tot een bedrag van € 1.000,= bij wijze van voorschot. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.000,= subsidiair 20 dagen hechtenis ten behoeve van de benadeelde genaamd [benadeelde partij]. De telastlegging. Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A. Vrijspraak. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met elk van de in de dagvaarding genoemde patiënten door het uitvoeren van de telastgelegde handelingen. Die handelingen waren naar het oordeel van de rechtbank medische handelingen, namelijk onderzoekshandelingen in het kader van door verdachte als co-assistent verrichte pre-operatieve onderzoeken. Tot die handelingen was hij –zoals na het horen van de deskundige en de betrokken gynaecologen is gebleken- niet bevoegd zonder toestemming en/of toezicht van een gynaecoloog of arts-assistent. Op grond van de verklaring van de verdachte, een collega co-assistent, de betrokken gynaecologen en de ter zitting gehoorde deskundige is de rechtbank echter tevens tot de conclusie gekomen dat over de vanzelfsprekendheid van de (on)bevoegdheid om die medische handelingen uit te voeren een zekere communis opinio bestaat maar dat voor de co-assistenten voorschriften hierover ontbraken dan wel onduidelijk of voor tweeërlei uitleg vatbaar waren. Met name het bij het pre-operatieve onderzoek gebruikte formulier bevat volgens de deskundige een aantal door de co-assistent te beantwoorden vragen die de suggestie inhouden dat meer onderzoek zou moeten worden gedaan dan in het algemeen bij dat onderzoek noodzakelijk of gebruikelijk wordt geacht. De begeleiding van en het toezicht op verdachte bij zijn opleiding was routinematig en naar het oordeel van verdachte gebrekkig en hield geen rekening met de bijzondere positie van verdachte als reeds vele jaren gepraktiseerd hebbend arts –afkomstig uit een andere medische cultuur dan de Nederlandse- die om hier als arts te worden toegelaten opnieuw een opleiding moest volgen. Verdachte voelde zich daardoor gekrenkt en toonde zich zeer leergierig en beijverd om met goede cijfers te slagen zoals hij dat ook bij de andere reeds ondergane delen van zijn co-schappen had gedaan. In die omstandigheden en met die gedrevenheid heeft verdachte in bepaalde gevallen zelfstandig geoordeeld dat nader medisch onderzoek noodzakelijk of nuttig was en dat onderzoek vervolgens ook zonder overleg met de verantwoordelijke gynaecoloog uitgevoerd. Dat eigenmachtig optreden kan hem worden verweten hetgeen ook geldt voor zijn gebrekkige en onhandige communicatie met de betrokken vrouwelijke patiënten. De feiten, omstandigheden en tekortkomingen leveren echter onvoldoende bewijs op voor de aanwezigheid bij verdachte van het opzet tot het verrichten van seksueel getinte handelingen die als ontuchtig kunnen worden aangemerkt. De rechtbank acht op grond van het vorenstaande niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 5 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank zal het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis opheffen. De vordering van de benadeelde partij. [benadeelde partij], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.000,=. De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte van de hem telastgelegde feiten zal worden vrijgesproken en hem derhalve geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil. Beslissing. De rechtbank, verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij; in verzekering gesteld op : 21 juli 2003, in voorlopige hechtenis gesteld op : 24 juli 2003, welke voorlopige hechtenis werd opgeschort met ingang van : 24 juli 2004, heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis. bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij], wonende te [adres], niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding; veroordeelt de benadeelde partij in de kosten die de verdachte in verband met haar verdediging tegen die vordering heeft gemaakt, welke kosten tot aan deze uitspraak zijn begroot op nihil. verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. Dit vonnis is gewezen door mrs Van Daal, voorzitter, Nijman en Van de Kar, rechters, in tegenwoordigheid van mr Blommesteyn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 september 2004.