
Jurisprudentie
AR1110
Datum uitspraak2004-08-09
Datum gepubliceerd2004-09-14
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers04-1139
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2004-09-14
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
Zaaknummers04-1139
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Kantonsector: bevoegdheidsincident
Ondanks het feit dat de vordering van partij A gebaseerd is op artikel 7:658 BW, welk artikel op grond van art. 450b van Wetboek van Koophandel niet van toepassing zou zijn op de arbeidsovereenkomst tussen partijen, indien -zoals partij B heeft gesteld- patij A ten tijde van het ongeval een schepeling was aan boord van een schip, is de kantonrechter bevoegd; uit de dagvaarding is duidelijk dat partij A, partij B voor de betreffende schade aansprakelijk houdt omdat zij als werkgever onvoldoende voorzorgsmaatregelen had getroffen om het betreffende ongeval te voorkomen, zodat de vordering feitelijk als grondslag heeft dat partij B in strijd met haar rechtsplicht als een goed werkgever heeft nagelaten een voldoende veilige arbeidssituatie te scheppen, waardoor schade is ontstaan zodat de vordering er een betrekkelijk tot een arbeidsovereenkomst is.
Uitspraak
Rolnr: 04-1139
Uitspraak: 9 augustus 2004
Rechtbank Middelburg
Sector kanton - zitting te Middelburg
V O N N I S
in de zaak van:
[partij A]
wonende te [woonplaats partij A],
eisende partij in de hoofdzaak,
gedaagde partij in het incident,
verder te noemen: [partij A],
verschenen bij R. Duym,
t e g e n :
de besloten vennootschap [partij B],
gevestigd te [vestigingsplaats partij B],
gedaagde partij in de hoofdzaak,
eisende partij in het incident,
verder te noemen: [partij B],
gemachtigde: R.Duym.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 5 maart 2004,
- conclusies inzake bevoegdheidsincident,
- conclusies inzake vrijwaringsincident.
de beoordeling van de zaak
in het incident terzake de bevoegdheid:
1. In de hoofdzaak heeft [partij A] een vordering ingesteld op basis van een schriftelijke arbeidsovereenkomst die partijen op 16 juni 2000 zijn aangegaan. Artikel 1 van deze overeenkomst houdt in dat [partij A] tewerk werd gesteld in de functie van Kok en dat de verplichtingen uit die arbeidsovereenkomst dienden te worden uitgevoerd aan boord van het aan [derde B.V.] toebehorende motor-schip "[schip 1]".
2. Volgens [partij A] verrichtte hij werkzaamheden op het schip "[schip 2]", eveneens eigendom van [derde B.V.], en is hem op 8 augustus 2000 tijdens het verrichten van zijn werkzaamheden als kok aan boord van dat schip een ongeval overkomen waarvan hij schade heeft geleden. In hoofdzaak vordert [partij A] een verklaring voor recht dat [partij B] aansprakelijk is voor deze schade en veroordeling van [gedaagde partij in de hoofdzaak, eisende partij in het incident] tot vergoeding van die schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
3. In het incident vordert [partij B] dat de kantonrechter zich onbevoegd zal verklaren, omdat de vordering van [partij A] gebaseerd is op artikel 7: 658 Burgerlijk Wetboek, welke artikel op grond van art. 450b van het Wetboek van Koophandel niet van toepassing is op de arbeidsovereenkomst tussen partijen, nu [partij A] ten tijde van het ongeval een schepeling was aan boord van een schip.
[partij A]] heeft dit standpunt bestreden. Volgens hem kan hij niet als schepeling in de zin van het Wetboek van Koophandel worden beschouwd, nu de arbeidsovereenkomst er niet een is die is aangegaan met een zeewerkgever. [partij B] is immers geen zeewerkgever maar een werkgever die personeel uitzendt.
4. De kantonrechter overweegt dat de vraag of [partij A] al dan niet aangemerkt moet worden als een schepeling voor wat betreft de bevoegdheid van de kantonrechter in het midden kan blijven.
Uit de dagvaarding is duidelijk dat [partij A] [partij B] voor de betreffende schade aansprakelijk houdt omdat zij als werkgever onvoldoende voorzorgsmaatregelen had getroffen om het betreffende ongeval te voorkomen, zodat de vordering feitelijk als grondslag heeft dat [partij B] in strijd met haar rechtsplicht als een goed werkgever heeft nagelaten een voldoende veilige arbeidssituatie te scheppen, waardoor schade is ontstaan. Daarmee is de vordering er een betrekkelijk tot een arbeidsovereenkomst en is de Kantonrechter bevoegd.
5. [partij B] dient als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident te worden veroordeeld.
in het vrijwaringsincident:
6. [partij B] heeft voor het geval de kantonrechter zich bevoegd zou verklaren gevorderd om in vrijwaring te mogen oproepen [derde B.V.], de eigenaar/manager van het schip waarop [partij A] tijdens het ongeval werkzaam was alsmede de nader te noemen P & I verzekeraar(s) van [derde B.V.]
[partij A] heeft zich met betrekking tot deze incidentele vordering gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter.
7. De kantonrechter acht de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring van [derde B.V.] en genoemde verzekeraar (s) niet onrechtmatig of ongegrond, zodat deze kan worden toegewezen.
DE BESLISSING
De kantonrechter:
in het bevoegdheidsincident:
wijst de incidentele vordering af;
veroordeelt [partij B] in de kosten van het incident welke tot aan dit moment aan de zijde van [eisende partij in de hoofdzaak, gedaagde partij in het incident] worden begroot op € 250,-- wegens gemachtigdensalaris;
in het vrijwaringsincident:
verleent [partij B] verlof om in vrijwaring te doen dagvaarden [derde B.V.], gevestigd te Koedijk, kantoorhoudende te [adres derde B.V.] en de nader te noemen P & I verzekeraar(s) van [derde B.V.]
in de hoofdzaak en het vrijwaringsincident:
verwijst deze zaak naar de rolzitting van de sector kanton van deze rechtbank van 6 september 2004 opdat [derde B.V.] en de nader te noemen P & I verzekeraar(s) van [derde B.V.] in vrijwaring kunnen worden gedagvaard en opdat [partij B] in de hoofdzaak kan concluderen van antwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R.P. Verhoeven, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 augustus 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.