Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR1502

Datum uitspraak2004-09-07
Datum gepubliceerd2004-09-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06/080394-02
Statusgepubliceerd


Indicatie

bijstandsfraude Apeldoorn en heling van diverse goederen bestraft met 2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk proeftijd twee jaren en een werkstraf van 140 uren respectievelijk met 10 maanden gevangenisstraf waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Meervoudige kamer voor strafzaken Parketnummer: 06/080394-02 Uitspraak d.d.: 7 september 2004 tegenspraak / dip VERKORT VONNIS in de zaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [adres]. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 augustus 2004. De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat: zij in of omstreeks de periode van 1 december 2001 tot en met 31 mei 2003 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten bij of krachtens artikel 65 van de Algemene bijstandswet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, zulks terwijl dit feit/deze feiten kon(den) strekken of heeft/hebben gestrekt tot bevoordeling van zichzelf en/ of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang zijn/waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking en/of tegemoetkoming van een bijstandsuitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking en/of tegemoetkoming, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk in strijd met eerdergenoemde verplichting verzwegen dat zij, verdachte: -niet woonachtig was op het adres [adres1] en/of -met [betrokkene] samenwoonde en/of samenleefde en/of een gezamenlijke huishouding voerde; art 227b Wetboek van Strafrecht Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat: zij in de periode van 1 december 2001 tot en met 31 mei 2003 te Apeldoorn, in strijd met een haar bij wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten bij artikel 65 van de Algemene bijstandswet, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf en/ of een ander, terwijl verdachte wist, dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking van een bijstandsuitkering, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk in strijd met eerdergenoemde verplichting verzwegen dat zij, verdachte: -niet woonachtig was op het adres [adres1] en -met [betrokkene] samenwoonde en/of samenleefde en/of een gezamenlijke huishouding voerde. Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf: in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl dat kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl zij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar recht op een verstrekking. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte door haar handelwijze gedurende een periode van anderhalf jaar ernstig inbreuk heeft gemaakt op het stelsel van sociale voorzieningen, waardoor niet alleen de gemeente is benadeeld, maar ook degenen die op dergelijke voorzieningen zijn aangewezen, kunnen worden benadeeld. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en met haar gezondheidssituatie. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Toepasselijke wettelijke voorschriften Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 227b van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING De rechtbank beslist als volgt. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar. - Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. - Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 140 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 dagen. Aldus gewezen door mr. Hemrica, voorzitter, mrs. De Bie en Weijers-van der Marck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 september 2004.