Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AR2283

Datum uitspraak2004-09-16
Datum gepubliceerd2004-09-16
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
Zaaknummers09.920040.04
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje, rond het terrein van het doveninstituut Effatha. Verdachte is daarvan vrijgesproken. De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.


Uitspraak

RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE, SECTOR STRAFRECHT MEERVOUDIGE KAMER JEUGDSTRAFZAKEN (VERKORT VONNIS) parketnummer 09.920040.04 rolnummer 0004 ’s-Gravenhage, 16 september 2004 De rechtbank ’s-Gravenhage, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte [verdachte] [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres]. De terechtzitting Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 3 september 2004. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. T. van der Heijden, is verschenen en gehoord. De officier van justitie mr. G.J.A.M. Rasker heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem telastgelegde wordt veroordeeld tot een leerstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen jeugddetentie en voorts tot jeugddetentie voor de duur van 1 maand geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en als bijzondere voorwaarde begeleiding door de jeugdreclassering van de William Schrikker Groep, ook als dit inhoudt het volgen van een behandeling bij de Waag. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij], ingediend door haar wettelijk vertegenwoordiger [wettelijk vertegenwoordiger], hoofdelijk zal worden toegewezen tot een bedrag van € 5.000,-- Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 5.000,--, subsidiair 14 dagen jeugddetentie ten behoeve van de benadeelde partij genaamd [benadeelde partij]. De telastlegging Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, gemerkt A. Vrijspraak De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is telastgelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen. Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij], heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het geding over deze strafzaak en haar wettelijk vertegenwoordiger [wettelijk vertegenwoordiger] heeft, namens haar, een vordering ingediend tot een voorschot van de geleden immateriële schade voor een bedrag van € 5000,--. De verdachte en de raadsman hebben de vordering van de benadeelde partij betwist nu volgens de raadsman de aan verdachte telastgelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. BESLISSING De rechtbank: verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij; heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis. Wijst af de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij], [adres]. Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. Dettmeijer-Vermeulen, voorzitter, kinderrechter, mr. N.B. Verkleij, kinderrechter, mr. J.G.J. Brink, kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.E. Bruins, griffier. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 september 2004. Mr. J.G.J. Brink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.